in de waarden, genoemd in artikel 5 van de
Beleggingswet (dat zijn in het algemeen
staatsschuldpapieren)
d. in inleggingen bij de Rijkspostspaarbank op
boekjes, bestemd voor de belegging van gel
den van minderjarigen.
Wil de voogd de gelden van de minderjarige
op andere wijze beleggen, dan heeft hij daar
voor de machtiging nodig van de kantonrechter.
Het zal de lezer opvallen, dat de voogd zonder
machtiging van de kantonrechter de gelden van
zijn pupil ogenschijnlijk dus niet mag inleggen
bij de spaarbank ener boerenleenbank.
De spaarbank van de boerenleenbank is ten
plattelande het spaarinstituut en men ziet dan
ook, dat het grootste deel der spaargelden van
het platteland niet wordt gebracht naar de
Rijkspostspaarbank, doch naar de „eigen"
bankde boerenleenbank.
Vanzelfsprekend doet zich dan ook de vraag
voor of ten aanzien van de spaargelden van
minderjarigen door de nieuwe wettelijke bepa
lingen aan de bestaande practijk een einde
wordt gemaakt. Gelukkig is dit geenszins het
geval.
De wet opent langs een omweg de mogelijkheid
om, zonder machtiging van de kantonrechter,
die spaargelden op andere dan de in de wet ge
noemde wijzen te beleggen. Zij bepaalt name
lijk dat, indien de voogd de onder zijn beheer
vallende gelden op andere dan de in de wet
genoemde wijzen belegt, die handeling niet op
grond daarvan nietig verklaard kan worden.
Dit moet echter niet zo worden opgevat, dat de
voogd nu zijn gang maar kan gaan en de hem
toevertrouwde gelden b.v. ook op zeer specula
tieve wijze kan aanwenden.
Dat is natuurlijk niet de bedoeling.
De wet waakt voor de belangen der onmondi-
gen en als de speculatie fout blijkt uit te
vallen, pakt dit voor de voogd verkeerd uit.
Er wordt namelijk tevens bepaald, dat de voogd
aansprakelijk is voor aan zijn slecht beheer te
wijten schaden en dit zal ingeval een voogd
eens niet de morele verplichting mocht voelen,
om het vermogen van zijn pupil op zo degelijk
mogelijke wijze te beleggen, voor hem wel een
voldoende rem zijn. Hij heeft dan immers kans,
dat hij het in plaats van in zijn geweten, in zijn
portemonnaie voelt.
Het is uit het voorafgaande wel duidelijk, dat
een voogd, zonder ook maar een ogenblik tegen
de wet te zondigen, de gelden van zijn pupil bij
de spaarbank van een boerenleenbank mag in
leggen. Van de hem door de wet opgelegde
aansprakelijkheid zal hij geen last hebben. Men
zal het immers onmogelijk als slecht beheer
kunnen aanmerken, indien men zijn geld aan de
boerenleenbank toevertrouwt, de boerenleen
bank, die niet alleen een buitengewoon solide
instelling is, doch in vele gevallen een hogere
rente uitkeert dan de Rijkspostspaarbank.
Nu komt men nog wel eens het volgende tegen
Vader is overleden en tot de erfenis zijn nog
minderjarige kinderen gerechtigd.
De wet bepaalt in zo'11 geval, dat de boedel
scheiding aan de goedkeuring van de kanton
rechter moet worden onderworpen, juist in vel
band met de belangen van die minderjarigen.
Wij hebben meermalen moeten constateren, dat
de kantonrechter zijn goedkeuring afhankelijk
stelde van de eis, dat de tot de boedel behorende
gelden, die aan de minderjarigen werden toe
gescheiden, bij de Rijkspostspaarbank worden
ingelegd, hoewel de betrokkenen deze gaarne
bij de boerenleenbank, waar deze gelden waren
ondergebracht, wilden laten. Naar de rédenen,
die de kantonrechter tot dit standpunt voerden,
kunnen wij slechts gissen, doch in de eerste
plaats zal de „huiverigheid" 0111 van de in de
wet genoemde beleggingen af te wijken, hier
wel een rol spelen, terwijl wij voorts de indruk
hebben, dat de boerenleenbanken als spaarinsti-
tuten bij de heren kantonrechters helaas te
weinig bekendheid genieten. Wij zullen het op
prijs stellen 0111 van dergelijke gevallen op de
hoogte te worden gehouden, opdat wij ons met
de betrokken kantonrechter kunnen verstaan.
De voogd is in zo'11 geval, zou men zeggen, dus
wel verplicht om het geld naar de Rijkspost
spaarbank te brengen. De kantonrechter heeft
het immers uitdrukkelijk bepaald!
Dit blad is een fatsoenlijk blad en wij hebben
ten slotte een naam te verliezen, maar deson
danks durven wij zonder de kans te lopen
0111 ervan te worden beticht de eerbied, ver
schuldigd aan rechterlijke beslissingen, te kort
te doen wel te verklappen, dat de voogd in
weerwil van de bepaling, door de kantonrechter
gemaakt, het geld rustig bij de boerenleenbank
kan laten staan. Hij is echter aan het einde van
zijn beheer voor de eventuele voor zijn pupil
uit de afwijkende belegging voortvloeiende
schade aansprakelijk en handelt dus geheel op
eigen verantwoordelijkheid. Daar hij echter
niet bevreesd behoeft te zijn, dat het door hem
6