N|iiiitruclilcii van minderjarigen in verband met liet nieuwe kimlerrerlil Een ander gezaghebbend man, dr G. A. Kohn- stamm, die onlangs een studie over industriali satie in Nederland het licht deed zien, consta teert ook, dat het niet goed gaat. Hij schrijft dit echter niet toe aan de belastingpolitiek. Zijn redenering is, dat de ondernemer er geen belang bij heeft een belangrijke bijdrage te leveren voor de ontwikkeling van het industrialisatie proces. Hij weet, dat hij op een wel haast maxi maal prijsniveau zal moeten investeren, dus kapitaal nodig zal hebben en dat daartegenover slechts matige winstkansen en grote risico's staan. Tegen de tijd, dat de producten aan de markt komen, is reeds aan de inhaalvraag vol daan en moet men rekening houden met dalende industriële conjunctuur. De heer Kohnstamm meent, dat de overheid (via de Herstelbank) aandelen in nieuwe ondernemingen zal moeten verkrijgen, voor welke aandelen de winstdeling beperkt zou moeten zijn, zodat er voor het overige kapitaal gunstiger winstkansen zouden bestaan en de ondernemers dus geprikkeld zou den worden tot investering over te gaan. liet bedrijfsleven zal er wel bevreesd voor zijn, dat een zodanige deelneming ook tot medezeggen schap leidt en tot „koude socialisatie". Over bovengenoemd percentage voor 1948 moet nog opgemerkt worden, dat dit een te gunstig beeld geeft van de ontwikkeling. I11 1948 be droeg de invoer 4.921 millioen en de uitvoer 2.669 millioen, een tekort op de handelsbalans van derhalve 2.252 millioen. In vergelijking met 1947 is de uitvoer met 810 millioen toegeno men, de invoer echter met 669 millioen, zodat het deficit op de handelsbalans in 1948 slechts J40 millioen lager is dan in 1947. Men zij dus voorzichtig met conclusies te trekken uit de ontwikkeling der percentages, zolang de abso lute cijfers stijgende zijn. Een tekort van ruim 2 milliard op de handelsbalans is ontstellend en de verbetering is gering. De landbouw heeft in 1948 met medewerking van gunstige weersomstandigheden zijn portie bijgedragen in de zeer bescheiden verbetering onzer economische positie. De melkproductie bedroeg 4.4 milliard kg (in 1947 3.6 milliard) als gevolg waarvan de uitvoer van melk- en zuivelproducten kon worden verdubbeld en het verbruik van consumptiemelk kon worden vrij gegeven. De aardappelmeelfabrieken maakten een ongekend lange campagne om de oogst van 62.000 ha fabrieksaardappelen te verwerken tot een recordoogst aan aardappelmeel, dat een groot uitvoerproduct is en 10% van de grond stof van ons brood levert. De suikerfabrieken produceerden 260.000 ton suiker, een van de topcijfers uit de geschiedenis onzer beetwortel suikerindustrie. De totale productie van groente en fruit beliep 925.000 ton, waarvan rond 400.000 ton geëxporteerd werd. Dat zijn licht punten aan de overigens vrij donkere econo mische hemel. Het probleem is dringend. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft uitgerekend, dat in 1948 onze invoer voor 54,2 door uitvoer gedekt werd. Dit percentage bedroeg in 1947 en 1946 resp. 43.7 en 36,1 (in 1939 was het 63,71 De verhouding wordt dus beter, maar het gaat veel te langzaam. Als industria lisatie de oplossing moet brengen, dan zullen de hinderpalen snel verwijderd moeten worden. Met ingang van 1 September 1948 is het kin derrecht in het Burgerlijk Wetboek opnieuw geregeld. Daarbij zijn ook de bepalingen, be trekking hebbende op het beheer van de vader en de voogd, wat gewijzigd. Voor de boeren leenbanken zijn uiteraard voornamelijk de be palingen in verband met de spaargelden, aan minderjarigen toebehorend, van belang. De nieuwe wet bepaalt o.m., dat de voogd - indien wij in het hieronder staande verder spre ken over „voogd" moet daaronder mede wor den verstaan de vader - de penningen van de minderjarige niet anders mag beleggen dan a. in onroerende goederen b. in vorderingen, verzekerd door eerste hypo theek op onroerende goederen of schepen, waarvan de waarde ten minste anderhalf maal zo groot is als de hoofdsom der vor dering Hoe het groeide Een gat van 2 milliard 5

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1949 | | pagina 5