van krachtvoer plaats hebben in de winter en vrijwel op dezelfde tijd in melk worden omge zet. Ook hier een langzamer roulering van het kapitaal. Het komt er dus eigenlijk op neer, dat het bedrag, dat men minder besteedt aan kracht voer nu als investeringskapitaal in de bedrijven zit. Terwijl men het dus anders ieder jaar uit gaf, zit het thans als regelmatig langzaam rou lerend kapitaal in de bedrijven. Dit bedrag zou te stellen zijn op circa 200 millioen gulden, dat thans als aankoopinvestering aanwezig moet zijn. Anderzijds moet men wel in het oog hou den, dat een hogere productie wordt verkregen, waardoor het reeds geïnvesteerde kapitaal meer productief kan worden gemaakt evenals de aan wezige arbeidskrachten." 1 fet is goed, dat hierop de aandacht wordt ge vestigd. Als de voorgenomen opzet slaagt, dan zal dat inderdaad tot de boerenleenbanken doordringen, zij het dan, dat de gevolgen niet zo gemakkelijk waarneembaar zijn als die van de nieuwe investeringen in de coöperatieve be- drijven, omdat investeringen voor de uitbrei ding van de voederverbouw zich zeer geleidelijk zullen ontwikkelen. Is de landbouw met zijn ontwikkelingsplannen voor de naaste toekomst de industrie vooruit? Het schijnt met de industrialisatie, die als de enige uitkomst wordt beschouwd om onze be talingsbalans aanmerkelijk te verbeteren, niet voor de wind te gaan. „Het klimaat deugt er niet voor", zeide onlangs de heer T. J. Twijnstra, de voorzitter van het Verhond van Nederlandse V eikgevers. „Ons land heeft dringend indus trialisatie nodig. De omstandigheden zijn echter zodanig, dat men het niet verbazingwekkend moet vinden, dat de weerklank van de onder nemer op het beroep van de overheid maar zwak is. kunstig zullen wij ons moeten afvra gen of de situatie niet zo is geworden, dat een belangrijke industriële uitbreiding nagenoeg onmogelijk is geworden. Er bestaat in ons land stellig genoeg initiatief, maar de plannen zullen in portefeuille moeten blijven, indien niet een aanmerkelijke verbetering van het industriële klimaat wordt bereikt. Het gaat er daarbij niet om de winst te vergroten, maar om de moge lijkheid de winst voor het bedrijf te behouden en deze voor interne financiering aan te wen den op een wijze, welke de ondernemer met zijn verantwoordelijkheid in overeenstemming acht. Fiscale en andere omstandigheden hebben ertoe geleid, dat de kapitaalvorming zich thans bijna uitsluitend op het risicoloze element heeft ge concentreerd. Deze ontwikkeling is strijdig met de behoeften, welke de economische positie van ons land met zich meebrengt. Ook de institutionele beleggers zullen daarom aan de kapitaalverschaffing van het bedrijfsleven aandacht moeten besteden." De heer I wijnstra heeft hier stellig gesproken naar het hart van het gehele Nederlandse be drijfsleven, ook wel naar dat van het agrarische deel. Juist die interne financiering, daarheen wil men zo gaarne. De huidige fiscale en mone taire politiek acht men de grote hinderpaalde fiscale maatregelen immers moeten ten dele ge zien worden als dienende voor de handhaving van het monetaire evenwicht. Het bedrijfsleven meent, dat het met een behoorlijke mogelijkheid tot interne financiering veel sterker zou komen Ie staan voor de toekomst. De redenering van de minister zal zijn, dat men, zolang er sterke inflatoire krachten werkzaam zijn, moet na laten deze te versterken. Vandaar het wegnemen van overtollige koopkracht door zware belasting- op winsten, die geen voldoende tegenwaarde vinden in goederen. Hoezeer het waar moge- zijn dat de fiscale maatregelen een rem voor de ontplooiing van ondernemingslust vormen, de grote belemmering voor de industrialisatie ligt toch in de eerste plaats in gebrek aan bui tenlandse harde valuta, die ons beperkt in de aanschaffing van de benodigde kapitaalgoede ren. Al zou men aan de ondernemers de gehele winst laten, dan zou dit nog niets van de laatst genoemde hinderpaal opruimen. Aan een zware belastingdruk zal ons verarmde land met zijn valuta, die nog steeds onder sterke inflatoire druk staat, moeilijk kunnen ontkomen. Van allesbeheersend belang is echter de raagWat doet de overheid met de enorme opbrengst der belastingen, die haar als gevolg van het monetaire karakter harer fiscale maat regelen toevloeien Gebruikt zij deze op een wijze, zodat de inflatie werkelijk wordt tegengegaan of vloeien deze weer als koopkracht in de maatschappij terug, waarbij zij de inflatiekrachten rechtstreeks ver sterken of terecht komende bij de door de heer I wijnstra genoemde institutionele beleggers, weer dienen als credietbron voor de overheid en langs die weg toch weer inflatoir werken? Op bezuiniging hij de overheid komt het aan De industrialisatie loopt niet De belastingen

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1949 | | pagina 4