iZ>.
procent verhoogt en de ontwikkeling op de
beleggingsmarkt wekt de verwachting, dat wij
van dat stadium niet meer zo heel ver ver
wijderd zijn zal van lieverlede het bedrijfs
leven genoopt worden eveneens een half procent
meer te betalen en dus in plaats van 3>4 °/o-
leningen, 4%-leningen moeten uitgeven. Hier
mede willen wij, het zij voor een goed begrip
met nadruk vastgesteld, allerminst beweren, dat
wij een verhoging van het rentetarief uit eco
nomisch oogpunt thans niet zouden toejuichen.
Daar de vraag naar kapitaal het aanbod bij
een 3% rentevoet verre overtreft, is dit tarief
vanuit economisch standpunt bezien niet langer
verantwoord. Want het moedigt het aanbod
(het sparen en voor belegging op langere ter
mijn beschikbaar stellen van spaargelden) ener
zijds niet aan en werkt verspilling in maatschap
pelijke zin in zoverre in de hand, dat de aan
wending van het schaarse spaarkapitaal niet
steeds daar geschiedt, waar het economisch nut
ervan het grootste is. Het hoogste economisch
nut kan zich slechts afspiegelen bij een vrije
prijs-(rente)vorming op de beleggingsmarkt.
Zolang de overheid deze weg niet wenst te be
wandelen, kan zij slechts door ongezonde uit
breiding van de geldcirculatie of opneming van
bankcrediet, waartegenover niet staat een gelijk
tijdige vergroting van het goederenvolume -
dit is juist wat wij inflatie plegen te noemen
de tekorten op de staatsbegroting dekken, dan
wel haar toevlucht nemen tot leningen met
,,de stok achter de deur".
Deze methode draagt het gevaar in zich een
ongezonde toestand te bestendigen, terwijl een
realistische rentepolitiek met een betrekkelijk
hoge rentevoet slechts tot de noodzakelijke
soberheid en een natuurlijk evenwicht op
de kapitaalmarkt kan leiden, liet sparen wordt
door een verhoging van de rentevoet evenzeer
aangemoedigd als het door ongezonde geld
circulatie, credietinflatie en gedwongen lenin
gen wordt tegengewerkt. Daarom vooral zien
wij in een handhaving van een abnormaal lage
rente weinig heil.
Hieronder volgen de verzamelbalansen der hij
de Centrale Bank aangesloten banken, vermel
dende de saldi per 31 December 1947 en 31 Janu
ari 1949, inclusief de bijgeschreven rente en per
ti December 1948 nog exclusief rente.
Daar de balansen per 31 December 1948 van de
boerenleenbanken nog slechts zeer ten dele zijn
ontvangen, kunnen wij de definitieve cijfers per
die datum niet opgeven.
De cijfers per 31 Januari 1949 berusten ten
dele o]) schattingen, zulks mede als gevolg van
het feit, dat wij deze maand de saldibalansen
wegens de drukte bij de jaarwisseling niet zo
vlot ontvingen als gewoonlijk.
De mutaties in de spaargelden en creditsaldi in
lopende rekening over de maand Januari 1940
zullen wij in verband hiermede verder onbe
sproken laten.
Uit de door ons reeds verzamelde gegevens
blijkt, dat de mutaties overigens vrij gering zijn,
terwijl ook de verschuivingen hij de geblok
keerde en overige gelden slechts van kleine oni-
41-12 .41-12 .41-1
IQ47 IQ48 1040
in millioenen guldens
Banken 0.4 0.2 1.4
Spaargelden 1042.0 070.0 088.0
Creditsaldi in lopende
rekening 2.46.2 200.8 208.7
Reserve 40.0 41.2 42.0
Saldo diversen 2.4 1.0 4-7
(winsten, onkosten, te
betalen belastingen etc.)
1420.0
122.4.1
12440
ACTIVA
41-12 41-12
1047 ï048
in millioenen g
41-1
1040
uldens
Kas, giro etc.
18.4
l8.4
17.0
Centrale Bank
006.0
7.48-4
77O.0
Aardappelwissels
4.6
4.6
4-4
Schatkistpapier
47-4
28.2
40 4
Effecten
118.0
124-4
127.2
Deelnemingen leningen
20.4
21.4
21.4
Bedrijfscredieten
207.0
240-6
264.8
Vastgoed
4-4
4.0
4.0
Aandelen Centrale Bank
4-4
4.0
4.0
Te vorderen rente
2.1
1.0
1.0
Zekerheidstellingen
0..4
0.2
O.I
1.420.0
122.4.1
12440
1 5