3) Indien bij deze verzekeringsvorm de ver
zekerde niet tot herbouw overgaat, krijgt hij
ook de duiten niet (soms doet de maatschappij
een voorstel, doch dan wordt toch nooit meer
uitgekeerd dan het verschil in verkoopwaarde
vóór en na de brand).
Wanneer wij nu nog eens de positie van de
hypotheekhouder en de eigenaar bezien, ingeval
de verzekering is gesloten naar herbouwwaarde
met beding van wederopbouw, dan kan daar
over het volgende worden opgemerkt, waarbij
wij ervan uitgaan, dat de verzekering is geslo
ten voor de volle verzekerbare waarde.
De hypotheekhouder „zit" iets beter dan de
eigenaar. Dit vindt zijn oorzaak eensdeels in
het feit, dat de hypothecaire schuldeiser wel
zelden meer dan 100 °/c der verkoopwaarde van
het onderpand zal te vorderen hebben, (en zeker
een stuk minder dan het bedrag der herbouw
kosten bij totaal-verlies) anderszins en dat
is wel de hoofdoorzaak doordat volgens de
Kramer-overeenkomst de hypotheekhouder óók
ingeval de verzekerde niet tot opbouw over
gaat, of kan gaan tegenwoordig moet men
meestal geruime tijd wachten, voordat men met
de bouw kan beginnen toch door de assura
deur wordt uitbetaald, als de hypothecaire
schuldeiser dat verzoekt.
Verder gelden natuurlijk, evenals dat bij ver
zekering tegen innerlijke waarde het geval is,
ook hier de andere bepalingen der akte-Kramer,
b.v. uitkering aan de hypotheekhouder in ge
vallen, dat de assuradeur tegenover de verzeker
de niet tot betaling verplicht is; tijdige mede
deling door de assuradeur aan de hypotheek
houder, dat de verzekering wordt opgezegd, op
dat de hypotheekhouder zijn hypothecair belang
kan verzekeren, enz.
Nogmaals zij hier dus gewezen op het grote
belang, dat de bank een hypotheekverklaring
no. o (eventueel no. 2a) krijgt, hetgeen slechts
mogelijk is, indien de verzekering is of wordt
gesloten bij een bij de Kramer-overeenkomst
aangesloten maatschappij. De boerenleenbanken
zijn hiertoe, gelijk hierboven reeds vermeld,
zelfs verplicht (op enkele uitzonderingen na).
Dikwijls is het niet zo eenvoudig om het bedrag,
dat men aan eventuele herbouw moet ten koste
leggen, bij voorbaat te ramen. Een vaste ver
houding is niet te noemen, doch als richtlijn
kan men toch wel vasthouden, dat uitgaande
van een bouwkosten-index van 100 in de jaren
1938/1939, deze cijfers momenteel voor stads-
objecten schommelen om 350 en voor platte-
landsbouw om 400.
Voorts zij nog vermeld, dat in de beursbrand-
polis uitsluitend over „waarde" wordt gespro
ken, waarbij niet vaststaat, of hiermede bedoeld
is innerlijke waarde of herbouwwaarde. Dit
moet dan blijken uit het bedrag, dat in de polis
is uitgedrukt.
Uit het bovenstaande zou men wellicht de con
clusie trekken, dat het voor de hypotheekhouder,
die immers èn uit de aard van zijn belang, èn
door de bepalingen der Kramer-overeenkomst
zekere faciliteiten heeft, welke de eigenaar mist,
niet zo noodzakelijk is, dat de verzekering steeds
voor de volle verzekerbare waarde is gesloten.
Vooral bij een herbouwwaarde-polis zal de hypo
theekhouder meestal toch wel aan zijn trekken
kunnen komen.
Is het echter wel juist, dat de hypotheekhouder
zich ertoe bepaalt, uitsluitend naar zijn onmid
dellijk eigen belang te zien en er zich (afgezien
van de morele zijde der zaak) mede vergenoegt,
dat zijn hypothecair belang voldoende is gedekt,
zich verder niet verdiepende in de vraag of de
verzekering aan de eigenaar eveneens voldoende
dekking biedt
Wanneer wij deze vraag bezien uit het oogpunt
van een boerenleenbank, die hypotheekhoudster
is, menen wij deze vraag in verband met het
karakter der boerenleenbanken ontkennend te
moeten beantwoorden. Immers, gezien de onbe
perkte aansprakelijkheid van de leden der bank,
welke al is het gelukkig nog nooit nodig
geweest daarvan gebruik te maken een der
steunpilaren is onzer organisatie, wordt de
positie der bank er in beginsel door verzwakt,
indien één harer leden er financieel slechter voor
komt te staan.
Nemen wij het geval van een boerenbehuizing,
welke hypothecair aan de bank is verbonden, en
slechts tot een gedeelte van de werkelijke her
bouwkosten in geval van „total loss" is
verzekerd. Als de boel afbrandt (geheel of ge
deeltelijk) zijn de schadepenningen ontoereikend
om de herbouw of het herstel te financieren, ter
wijl het pand voor het bedrijf van de boer-
eigenaar een dermate groot belang heeft, dat hij
wel tot herbouw moet overgaan. I lij moet dus
óf zijn kapitaal aanspreken óf zich in de schuld
steken. Zo bezien rust op de boerenleenbank dus
niet alleen de morele, doch ook de zakelijke
plicht, haar hypothecaire debiteuren er op te
8