zoeken. Doet hij dit niet, maar brengt hij het huis weer in de oude toestand, dan heeft hij aan een verzekering naar innerlijke waarde, zelfs als deze voor de volle verzekerbare waarde is ge sloten, persé te weinig, want de rekening van de aannemer, die herbouwt en/of herstelt, is steeds hoger dan het verschil tussen de waarde van het huis voor en die na de brand. Er zijn echter zeer vele gevallen, waarin het verbranden voor de eigenaar een dusdanig be lang heeft, dat hij zich niet zal kunnen veroor loven niet tot herbouw over te gaan. Men denke b.v. aan de boerenbehuizing, welke noodzake lijkerwijze moet gelegen zijn op of in de nabij heid van het land, waarop de boer zijn bestaan vindt. In geval van brand moet hij dus wel herbouwen en dan is een verzekering naar innerlijke waarde ontoereikend, zeker in het huidig tijdsgewricht, waar de bouwkosten van een boerderij, verge leken met voor de oorlog, ongeveer 4 maal zo hoog zijn, terwijl de verkoopwaarde niet noe menswaard is gestegen. De enige wijze, waarop de eigenaar die „ver vangingswaarde" kan verzekeren, is dan de verzekering „naar herbouwwaarde"welke, zoals boven reeds vermeld, valt te onderscheiden in verzekering naar herbouwwaarde met beding van wcderopbouTV en zonder beding van zveder- opbouw. Wij willen eerst wat zeggen over deze laatste en wel, dat de meeste maatschappijen op die vorm van verzekering niet erg gebrand zijn, omdat er als het ware een premie wordt gesteld op onvoorzichtigheid, of zelfs op moedwil. Immers bij brandschade aan het verzekerde krijgt men, onverschillig of men herbouwt, uitgekeerd een bedrag, dat men had moeten besteden om het gebouw weer in de oude toestand te herstellen (aangenomen, dat men niet onderverzekerd was). En dat bedrag is hoger, dan het verschil in verkoopwaarde voor en na de brand. Dit lijkt een inbreuk op het indemniteitsbeginsel, volgens hetwelk men tot geen hoger bedrag mag ver zekerd zijn, dan waarvoor men belang had, doch dit is het toch niet, want als de verzekerde her bouwt, kan hij de verzekeringspenningen niet missen; de verzekeringsmaatschappij stelt uit betaling alleen niet afhankelijk van het antwoord op de vraag of al dan niet wordt herbouwd. Ook treft men bij sommige maatschappijen een tussenvorm aan, 11.1. de „keuze-polis", waarbij men na de ramp kan kiezen, of men verzeke ringspenningen wil ontvangen op basis van innerlijke waarde, of op basis van herbouw waarde kiest men het laatste, dan moet men ook herbouwen. De premie wordt natuurlijk berekend over het bedrag der herbouwwaarde. Ten plattelande komt het meeste voor de ver zekering naar herbouwwaarde met beding van wederopbouw. Onder herbouwwaarde wordt Verstaan de „ver vangingswaarde" van hetgeen ten gevolge van de brand is vernield. De assuradeur betaalt dus u i t het bedrag, dat nodig is om het verbrande weer in de oude toestand te herstellen, mits ook inderdaad herbouwd wordt, waarop de maat schappij toeziet. Zij betaalt dan uit naarmate de herbouw vordert. Art. 289 van het Wetboek van Koophandel be paalt, dat men bij deze verzekeringsvorm niet hoger mag gaan, dan 3/4 der werkelijke her bouwkosten, zulks met het oog op de verbete ring van oud tot nieuw. Men is het er thans echter wel over eens, dat de partijen bij de ver zekeringsovereenkomst hiervan mogen afwijken en dat men zich tot het volle beloop der her bouwkosten mag verzekeren. Wel is het ook hier zaak, dat men zich voor de volle verzekerbare waarde (dat is dus in dit geval het bedrag, dat nodig is om bij totaal-verlies van het pand, dat in de oorspronkelijke toestand te herbouwen, dus de vervangingswaarde) dekt, dat wil dus zeggen, dat men als verzekerde som in de polis het bedrag der werkelijke herbouw kosten zoveel mogelijk benadert. Het is dus ook bij deze verzekeringsvorm geboden, zowel voor eigenaar als hypotheek houder, dat van tijd tot tijd wordt nagegaan, of dit nog wel het geval is. Voorts kan het geen kwaad nog eens op drie dingen te wijzen: 1) wanneer het pand volledig afbrandt „total loss" kpmt echter betrekkelijk weinig voor en het blijkt, dat de werkelijke her bouwkosten hoger liggen dan het in de polis uitgedrukte bedrag, zal ingeval van herbouw de maatschappij slechts de verzekerde som uit betalen. 2) Wanneer het pand slechts partiële brand schade heeft geleden, keert bij onderverzekering de assuradeur slechts een zodanig percentage der herbouwkosten uit, als de verzekerde som percenten bedraagt van de verzekerbare waarde (van de werkelijke herbouwkosten bij totaal- verlies dus). 7

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1949 | | pagina 7