(dat is het in de polis uitgedrukte bedrag) nog
wel overeenstemt met de verzekerbare waarde.
Zelfs is dit het geval, indien men bij het afslui
ten van de verzekering het pand door de maat
schappij heeft laten taxeren. In de praktijk komt
men het nog al eens tegen, dat men denkt bij
een getaxeerde polis op rozen te zitten, „im
mers" zo redeneert men, „de maatschappij heeft
toch getaxeerd en zij kan in geval van brand
dus niet beweren, dat de door haar zelf ver
richte taxatie niet juist was". Hiermede kan
men echter bedrogen uitkomen, want al ware de
taxatie op het moment, dat izij plaats vond, juist,
dat houdt niet in, dat het pand, op het moment,
dat de brand ontstaat, nog diezelfde waarde
heeft. Die kan zich aanzienlijk hebben gewij
zigd en op dat moment komt het juist aan 1
Na deze algemene opmerkingen willen wij wat
meer in details afdalen.
Wat onder „waarde" van een pand wordt ver
staan is afhankelijk van de vorm, waarin de
brandverzekering wordt gesloten.
Wij willen het daarbij niet hebben over de ver
zekering in economische zin, welke uiteenvalt
in premieverzekering en onderlinge verzekering,
doch over de verzekering in juridische zin,
waarbij men in hoofdzaak twee wijzen van ver
zekering kan onderscheiden, en wel
I. Verzekering naar innerlijke waarde;
II. Verzekering naar herbouwwaarde
a. met beding van wederopbouw
b. zonder beding van wederopbouw.
Verzekert men naar innerlijke waarde, dan wil
dat zeggen, dat men met de verzekeringsmaat
schappij overeenkomt, dat zij in geval van
brand in contanten zal uitkeren het verschil tus
sen de verkoopwaarde van het pand vlak voor
en de verkoopwaarde direct na de brand. Met
verkoopwaarde wordt bedoeld de verkoop
waarde van de opstal, waarbij meestal de onder
grond en de fundamenten niet worden mede-
gerekend.
Biedt een verzekering naar innerlijke waarde
mits natuurlijk voor de volle verzekerbare
waarde (dat is in dit geval dus de verkoop
waarde) is verzekerd voldoende dekking voor
hypotheekhouder en eigenaar?
Voor de hypotheekhouder, die, als het ten
minste een verstandige hypotheekhouder is of
de hypotheek niet als „noodzekerheid" is ge
accepteerd, bij de verstrekking van het geld niet
hoger zal zijn gegaan dan 60 a 65 van de
waarde van het onderpand, zal zo'n verzekering
zeker voldoende zijn. Hierbij speelt natuurlijk
ook de factor van de waarde van de ondergrond
een grote rol, daar deze in de stad een aanzien
lijk hoger percentage van de waarde van de op
stal zal uitmaken, dan op het platteland.
Bovendien heeft de hypotheekhouder het voor
deel, dat hij, wanneer de verzekering is geslo
ten bij een maatschappij, dié tot de Kramer
overeenkomst is toegetreden, (zie het hand
boekje) uitkering kan krijgen in gevallen, dat
die aan de eigenaar zou worden onthouden, b.v.
in geval de eigenaar zelf de boel in brand heeft
gestoken.
Zoals bekend, hebben vrijwel alle bij de Coöpe
ratieve Centrale Raiffeisen-Bank te Utrecht
aangesloten boerenleenbanken de verplichting
op zich genomen, om bij hypotheken geen ge
noegen te nemen met polissen, afgesloten bij
niet tot de „akte Kramer" toegetreden maat
schappijen (een lijst hiervan is in het hand
boekje te vinden), waartegenover zij dan kun
nen profiteren van de voordelen dier akte. Men
lette er dus steeds op, dat het onderpand is ver
zekerd bij een bij de Kramer-overeenkomst aan
gesloten maatschappij en men vrage aan de
notaris steeds afgifte van een hypotheekver
klaring no. o, welke de hypotheekhouder de
meeste waarborgen biedt. (No. 2a kan eventueel
ook, doch no. o is nog beter).
Men zij er echter terdege op bedacht, dat de
hypotheekverklaring de hypotheekhouder niet
dekt tegen onderverzekering, zodat het ook voor
de hypotheekhouder (zij het in mindere mate
dan voor de eigenaar) van groot belang is, dat
niet voor een te laag bedrag is verzekerd. Ook
de bank moet dus van tijd tot tijd de waarde van
het onderpand aan de in de polis uitgedrukte
som toetsen.
Hoe staat het nu met de eigenaar? Biedt een
verzekering naar innerlijke waarde, mits geslo
ten tot de volle verzekerbare waarde, hem vol
doende dekking? Dat hangt af van diverse fac
toren. Zo zal het voor iemand, die het huis zui
ver als een belegging beschouwt, eerder vol
doende zijn, dan voor iemand, die in het pand
zijn bedrijf heeft, terwijl ook de waarde van
de ondergrond een belangrijke rol speelt. Een
belegger zal, indien zijn huis in de stad gedeel
telijk afbrandt, vaak geneigd zijn de verzeke
ringspenningen te incasseren, de ondergrond
met de ruïne te verkopen en voor het aldus
verkregen bedrag een nieuwe belegging te
6