van handel en internationaal betalingsverkeer.
In de afgelopen tien jaren werd deze ontwik
keling zeer versterkt. Europa's productie
capaciteit verminderde in de Hitleriaanse oorlog
enorm. Zijn producten konden gedurende bijna
tien jaren geen overzeese markten bereiken.
De bronnen van het z.g. onzichtbare inkomen
verdwenen bijna geheel. In 1947 kondigde zich
de catastrophe aan, een crisis in een reeds lang
slepende ziekte. Het was het moment, dat
Marshall zijn rede hield en dat de grootscheepse
poging het oude Europa te redden een aan
vang nam.
Niemand kan in redelijkheid verwachten, dat
Europa in enkele jaren de enorme oorlogsschade
zal kunnen herstellen en daarnaast nog even de
lijn der economische ontwikkeling (die sinds
1913 in de verkeerde richting loopt) in de tegen
gestelde richting ombuigen. De conclusie is, dat
wanneer de Marshall-hulp in 1952 eindigt, de
Europese landen een ernstige val van de levens
standaard niet zullen kunnen ontgaan. De vraag
rijst echer of de Amerikaanse hulp op den duur
in de huidige vorm moet doorgaan. Of niet
meer de nadruk moet worden gelegd op steun
om dollars te sparen dan op de vrijgevigheid
om het tekort aan te vullen. Deze vrijgevigheid
is prachtig, maar zij heeft zonder twijfel de
strekking de nodige wijziging in de handels
betrekkingen tussen Europa en het Westelijk
halfrond tegen te werken. Een stopzetting van
de hulp in 1952 of een wijziging daarvan, die
door besparing op de invoer West-Europa in
korte tijd zou verlossen van het dollartekort,
heeft echter voor Amerika belangrijke conse
quenties. De Amerikaanse exportindustrie zou
zich vertrouwd moeten maken met een blijvend
verlies van haar Europees afzetgebied. Dat zou
onder bepaalde omstandigheden nog wel eens
moeilijkheden kunnen veroorzaken. Het is daar
om nodig, dat men zich niet alleen in Parijs,
maar ook in Washington rekenschap geeft van
de gevolgen, die het Europese vraagstuk op den
duur zal veroorzaken.
Dit is ongeveer de strekking van het betoog
van het Engelse blad.
Of de Amerikanen er erg van onder de indruk
zullen komen? Vooruitziende geesten stellig
wel, maar de publieke opinie voorhands minder.
Dezer dagen publiceerde het ook in Nederland
veel gelezen blad „Time" cijfers over het Ameri
kaanse bedrijfsleven in 1948. Zij geven de in
druk van een koortsachtige bedrijvigheid en van
een steeds toenemende welvaart. In 1948 be
droeg de bruto nationale productie der V.S. (dt
waarde van alles, wat gemaakt en gegroeid is
en van alle verrichte arbeid) 253 milliard dollar,
10 meer dan het record van 1947.
Nog een paar cijfers. De bouwondernemingen
begonnen de bouw van 1.250.000 huizen, 45
meer dan in welk jaar ook. De automobiel-
fabrikanten leverden 5.200.000 personen- en
vrachtauto's af, de textielindustrie maakte een
lengte aan stoffen, waarmede 311 maal de
aarde kan worden omspannen540 millioen
paar nylonkousen werden gemaakt (10 paar
voor iedere Amerikaanse vrouw) en dan nog
4.710.000 wasmachines, 80 millioen auto
banden, enz., enz.
De V.S. maakten voor de oorlog 35 van de
wereldgoederenproductie (met 6.8 der totale
bevolking), in 1948 maakten ze 50 Er wer
den 800.000 televisie-apparaten gefabriceerd.
De industrie behaalde enorme winsten. General
Motors alleen 425 millioen dollar. Dan was er
nog het wonder van de graanoogst. Alles bijeen
11 hoger dan ooit te voren. Over hoeveel voed
sel Amerika beschikt wordt duidelijk als men
weet, dat de graanproductie (tarwe, maïs, haver
en gerst samen) 1000 kg per hoofd der bevolking
bedraagt en in Nederland hoogstens 200 kg.
Natuurlijk vragen de Amerikanen zich af, hoe
lang de koortsachtige expansie der productie,
gebaseerd op een grotendeels vrije economie,
nog zal duren. De crisis van 1929 is nog niet
vergeten. Bestaat er gevaar voor zo'n crisis en
kan dit gevaar tijdig onderkend en afgeweerd
worden? Men meent voorlopig optimistisch
te kunnen zijn. De expansie is niet langer ge
baseerd op schaarste en uitgestelde behoefte,
maar op „full employment" van 61 millioen
Amerikanen. De vraag komt grotendeels voort
uit behoefte aan vervanging en stijgend ver
bruik. Waar liggen de grenzen van de tegen
woordige economische ontwikkeling? „Die
grenzen liggen evenver van de tegenwoordige
als deze laatste van die onzer jeugd." (Time
10 Januari 1949).
De nieuwe wereld heeft Europa overvleugeld,
dat is zonneklaar. De vraag is maar, wat kun
nen wij er nog van maken. Prof. Sneller heeft
bij zijn aanvaarding van het ambt van hoog-
Hoe zal het in 1952 gaan?
Tien paar nylons voor iedere vrouw
Luctor et emergo