[in de zin van art. 326 W. v. S. (zie art. 1 lid.i sub A 1)]. De eerste vraag is derhalve of een roofoverval onder de gegeven omschrijving van het ge waarborgde risico valt, dus of een dergelijke roofoverval valt onder de begrippen diefstal of beroving. Diefstal is juridisch het wegnemen van enig goed, geheel of ten dele behorend aan anderen met het oogmerk om zich dit wederrechtelijk toe te eigenen. In geval van roofoverval kan de toedracht als volgt zijn h Nadat de roofovervallers zijn binnenge drongen wordt de kassier onder bedreiging van geweld gedwongen de brandkast te openen, terwijl vervolgens de overvallers de kast leeg halen en het geld wegnemen. II. Nadat de overvallers zijn binnengedrongen wordt de kassier onder bedreiging met geweld gedwongen de brandkast te openen en de zich daarin bevindende gelden aan de over vallers af te geven. Het geval sub I bedoeld, waar dus de overval lers zelf het geld wegnemen, valt zonder meer onder het begrip diefstal. De bedreiging met geweld beeft dienst gedaan om de eigenlijke diefstal voor te bereiden. Een overval, die 'zich heeft toegedragen als onder I, valt dus onder de door het Ouderling- Waarborgfonds gewaarborgde risico's en be hoeft niet bij een ander te worden verzekerd. In het geval sub II wordt niet voldaan aan de technische omschrijving van het begrip diefstal, het element- van het wegnemen ontbreekt. Er zal dus nu moeten worden naeenaan wat onder beroving wordt verstaan. De strafwet geeft op dit punt geen omschrijving. Wel kent men het begrip afpersing, zijnde iemand dwin gen onder bedreiging van geweld tot het af geven van zaken, die geheel of ten dele aan deze- of aan derden toebehoren, zulks met het oog merk om zich zelf of anderen wederrechtelijk te bevoordelen. De omschrijving van de sub II gegeven toe dracht voldoet geheel-aan deze omschrijving. Het begrip beroving duidt er op, dat men tegen zijn zin van iets beroofd wordt en houdt altijd reeds een zeker element van geweld in. Dit begrip is o.i. zódanig ruim, dat ook indien de overval zich toedraagt op de wijze, als onder II omschreven, deze geacht moet worden onder het begrip beroving te vallen. Wij zijn derhalve van oordeel, dat het risico van schade ten gevolge van roofoverval door het Onderling Waarborg fonds wordt gedekt. Er is dus geen enkele reden om dit risico elders te verzekeren. Ten einde eventueel misverstand te voorkomen diene nog, dat wanneer de roofoverval tijdens de kantooruren plaats heeft en alsdan gelden onder bedreiging van geweld worden weggeno men of de kassier tot afgifte daarvan wordt gedwongen, dit ook onder de gewaarborgde- risico's valt. Uit het bovenstaande volgt dus, dat in principe het risico voor roofovervallen door het Waar borgfonds is verzekerd. Dit betekent echter geenszins, dat ook altijd de volledige schade zal worden vergoed. Volgens art. 17 kan in principe de gehele schade worden vergoed, doch bij de toekenning der vergoeding zal ook rekening worden gehouden met het feit of redelijkerwijze voldoende veilig heidsmaatregelen tegen diefstal en beroving zijn genomen (zie art. 23). Zo >zal het niet uitgeslo ten zijn, dat indien de roofoverval plaats vindt tijdens de kantooruren en b.v. is gebleken, dat de brandkast open stond, ten gevolge waarvan deze al heel eenvoudig en in de kortst mogelijke tijd leeg te plunderen was, slechts een gedeelte lijke vergoeding wordt toegekend. Het is dus altijd zaak om de brandkast, nadat men daar de dagkas uitgenomen heeft en even tueel de boeken en bescheiden, wederom goed te sluiten. Bij overvallen in de avond of des nachts moet de brandkast uit de aard der zaak wel behoorlijk gesloten zijn. Hier rijst de vraag, welke veiligheidsmaatrege len dan nog genomen kunnen wOrden. 1. In de eerste plaats moet er steeds nauw keurig op gelet worden, dat alle ingangen van het gebouw bij het invallen van de duister nis soliede gesloten zijn en niet zonder sleutel van buiten af geopend kunnen worden. 2. Indien iemand na het invallen van de duis ternis toegang tot de bank verlangt, over- tuige men zich, alvorens de deur te openen, eerst wie toegang verlangt. Kent men de per soon niet, dan laat men deze persoon zich eerst legitimeren. In verband hiermede verdient het aanbeveling, dat zich bij iedere ingang van het gebouw een behoorlijk functionnerende buiten verlichting bevindt, die binnenshuis bediend kan worden. o o 1 2

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1949 | | pagina 12