de belastingschuldige en de rekeninghouder een
zeer nauwe familie- of zakelijke relatie bestaat,
als b.v. vader en zoon, broers, firmant en ven
nootschap, grootaandeelhouder en familieven
nootschap.
Deze regeling is principiëel gewijzigd. Zouden
volgens de regeling, zoals deze volgens de be
schikking afwikkeling geldzuivering 1947 luidt,
de aangekochte effecten betaald worden in vrij
geld, thans kan uitsluitend optietegoed worden
overgedragen door rechtstreekse overschrijving
naar de ontvanger der belastingen ter -betaling
van door de verkoper nog verschuldigde belas
tingen.
Een tweede belangrijk verschilpunt is, dat thans
alle effecten mogen worden aangekocht en niet
meer uitsluitend door de minister van Financiën
aangewezen effecten. De koper is dus in de
keus der aan te kopen effecten volkomen vrij.
Het derde en laatste belangrijke verschilpunt is,
dat thans voor de aankoop van effecten ten laste
van de optierekening toestemming van de
Nederlandsche Bank is vereist.
Overigens sluit de regeling nauw aan op de
bestaande, dus ook blokkering der aangekochte
effecten tot 1 Januari 1951 en verplichting om
bij uitloting andere stukken aan te kopen.
De bestaande regeling is vrijwel ongewijzigd
gebleven. Het tijdstip, waarop de uitkeringen
mogen aanvangen, is thans niet meer 3 jaar na
afsluiting, doch een gefixeerde datum en wel
1 Januari 1951Dezelfde datum 1 Januari 1951
geldt ook voor het moment, waarop tot afkoop,
belening of overdracht mag worden overgegaan.
Na art. 7 is een nieuw artikel 7a ingevoegd,
waaromtrent nog al wat te doen is geweest. Elet
nieuwe artikel 7a luidt: „Ten laste van een
optierekening kan overschrijving geschieden
ten gunste van een debetrekening bij een bank,
staande ten name van de houder van de optie
rekening, ter aflossing van een aan die houder
door de desbetreffende bank verstrekt crediet
tot ten hoogste het bedrag, waarvoor de houder
in de periode, lopende van 1 Augustus 1947 tot
1 Augustus 1948, bij de desbetreffende bank
gemiddeld debet heeft gestaan.
De inhoud van dit artikel komt erop neer, dat
indien iemand een geblokkeerde rekening bij
een bank heeft en tevens bij diezelfde bank een
crediet in lopende rekening geniet, in beginsel
het tegoed in optierekening kan worden gecom
penseerd met de schuld in lopende rekening.
Als eis wordt gesteld, dat de optierekening bij
dezelfde bank wordt gehouden als de debet-
rekening. Wordt dus de optierekening b.v. aan
gehouden bij de spaarbank en het crediet in
lopende rekening bij de boerenleenbank, dan is
de compensatie niet mogelijk.
Een volgende beperking is, dat niet elke com
pensatie is toegestaan, doch uitsluitend indien
het crediet reeds bestond vóór 1 Augustus 1948
en slechts voor het saldo, dat de rekening van
1 Augustus 1947 tot 1 Augustus 1948 gemid
deld debet heeft gestaan. Uitdrukkelijk heeft de
minister gezegd, dat het niet nodig was, dat het
crediet op 1 Augustus 1947 reeds geopend
moest zijn of op die datum debet moest staan.
Ten slotte zal in de practijk uitgemaakt moeten
worden, welke betekenis aan het woord gemid
deld moet worden toegekend. Wij tekenen
hierbij aan, dat o.i. onder gemiddeld debetsaldo
moet worden verstaan het bedrag, waarvoor de
rekening gedurende het tijdvak 1 Augustus
1947 tot 1 Augustus 1948 bij voortduring had
moeten debet staan om eenzelfde bedrag aan
rente op te brengen als over die periode aan de
hand van de bestaande debiteringen en credi
teringen verschuldigd is geworden. In het alge
meen zal dus kunnen worden volstaan met de
over die periode berekende rente te vermenig
vuldigen met 100 en te delen door het in
lopende rekening in rekening gebrachte rente
percentage om het gemiddelde debetsaldo te
vinden.
Hoewel dit niet uitdrukkelijk in de wet staat,
ligt hierin wel opgesloten, dat slechts gecom
penseerd zal kunnen worden ten hoogste het
debetsaldo, dat op het moment bestaat, dat de
wet in werking treedt.
Ondanks alle pogingen, welke in het werk ge
steld zijn om te verkrijgen, dat de investerings-
en beleggingscertificaten onmiddellijk verhan
delbaar zouden zijn en de rente van de beleg
gingscertificaten zou worden verhoogd van
3J4 tot y/2 hield de minister voet bij stuk.
De rente van de beleggingscertificaten bleef
ongewijzigd op 3%%. De minister bleek
slechts bereid tot de volgende concessies
i°. Het tijdvak, waarbinnen de recepissen in
verhandelbare stukken zullen worden ver-
Aankoop van effecten
Aankoop van levensverzekering enz. ol lijfrente
Compensatie debetsaldo in rekening-courant
met tegoed op optierekening
Inschrijving op investerings- en
beleggingscertificaten
6