HET
afwikkeling geldzuivering
name, die de industriële voortbrenging in 1948
heeft laten zien. Het kan echter niet anders of
er zullen zich bij de industrialisatie eerlang
grote moeilijkheden voordoen, aangezien het
onwaarschijnlijk is, dat het land zelf zal kunnen
voorzien in het daarvoor benodigde kapitaal.
De landbouw heeft door de „new look", die
minister Mansholt in zijn beleid gebracht heeft,
wat meer vrijheid gekregen, doch tevens meer
risico moeten aanvaarden. Van groot belang is
echter, dat wij nu wel mogen aannemen, dat de
regering voornemens is de omstandigheden zó
te scheppen, dat het agrarische bedrijf in
Nederland intensief zal worden beoefend en dat
de boer, die zijn bedrijf goed leidt, op een rede
lijk inkomen mag rekenen. Dat is een betere
grondslag om op te steunen, dan die van vóór
de oorlog, die als basis had de kille formule van
de vergoeding der onmisbare productiekosten.
Dat er in Nederland gestreefd wordt naar ver
groting en rationalisatie der productie en dat
daarvoor belangrijke investeringen nodig zijn,
ook in de landbouw, hebben onze boerenleen
banken in het afgelopen jaar ruimschoots
ervaren. Het overzicht van de cijfers der geza
menlijke banken, dat in dit nummer van de
Raiffeisen-Bode is opgenomen en toegelicht,
geeft een beeld van de toename der bedrijf s-
credieten bij onze leden. Daarnaast is het bedrijf
van de Grondkapitaalbank weer opgebloeid en
heeft ook de Centrale Bank de bedrij fscredieten
aan grote landbouwcoöperaties in belangrijke
mate zien toenemen. Van deze stijgingen is het
einde nog geenszins te zien. Het boerenleen-
bankwczen draagt door deze werkzaamheid een Voor alle lezers en hun gezinnen een goed
steentje bij tot de opbouw van Nederland en Nieuwjaar!
het probeert dat te doen op de beproefde wijze,
rustig en voorzichtig, indachtig aan de erva
ring, die leert, dat de credietverlening bij de
huidige expansiedrang gevaren in zich verbergt.
Het vijftigjarig jubileum van de Centrale Bank
heeft in 1948 aanleiding gegeven tot een waar
dige herdenking en opgewekte feestviering. Het
jaar kan worden besloten met de verschijning-
van ons gedenkboek, een degelijk stuk werk van
de beproefde hand van Prof. Weststrate. Zo is
1948 voor onze instelling wel een zeer bijzonder
jaar geweest.
De laatste dagen van het oude jaar hebben het
Indonesische drama tot een ontwikkeling zien
komen, die de wereld duidelijk moge maken,
hoe groot het verantwoordelijkheidsgevoel is,
dat Nederland zulk een zware last op zich deed
nemen. Dat het nieuwe jaar eindelijk rust en
een begin van voorspoed moge brengen in deze
zwaar beproefde gewesten.
Wij gaan 1949 met grote zorgen in. Maar ook
met grote verwachtingen. Aan het einde van
het nieuwe jaar wenkt de economische unie met
België en Luxemburg, een hoopvol perspectief
ondanks de moeilijke kwesties, die eraan ver
bonden zijn. Wij verwachten, dat in het komen
de jaar belangrijke stappen gezet zullen worden
op het pad van de wederopbouw van de welvaart
van ons goede vaderland en dat de eensgezind
heid, die zich onder de moeilijkste omstandig
heden heeft gedemonstreerd, bewaard zal blij
ven, ondanks de tegenslagen, die zich nog zullen
voordoen.
Nu het op 20 Mei 1948 ingediende wetsontwerp
afwikkeling geldzuivering door de Tweede
Kamer is behandeld en aangenomen en dus
vrijwel vast staat, hoe de afwikkeling zal zijn
geregeld zodra het ontwerp tot wet is geworden,
zullen wij het ontwerp in het kort bespreken.
Op de voorgrond kan gesteld worden, dat in de
nieuwe regeling weinig of geen principiële
wijzigingen zijn gebracht. Dit neemt niet weg,
dat mede onder invloed van de door de Kamer
uitgeoefende druk verschillende verbeteringen
zijn aangebracht, ten gevolge waarvan de af
wikkeling der geldzuivering iets minder stroef
zal kunnen verlopen.
Met de meeste nadruk wordt erop gewezen, dat
al hetgeen hieronder volgt, de toekomstige
wijzigingen zijn en dat deze derhalve thans nog
niet van kracht zijn. Totdat de nieuwe wet in het
staatsblad zal zijn gepubliceerd, blijft de afzvik-
kcling beheerst door de beschikking afwikkeling
geldzuivering 1947.
4