ONTWIKKELING EN WERKZAAMHEID VAN HET
daad kapitalen, maar wat doen wij er eigen
lijk mee
Kan er in dit opzicht niet wat meer gebeuren
of vereist een voorzichtige boerenleenbank-
politiek het is geld van een ander dat
in feite niet verder gegaan kan worden dan
'n gewone bank gaat. Het komt ons voor,
dat dit een probleem is, dat zeker een nadere
bestudering waard is. Want zoals het nu is,
gaan wij, niettegenstaande onze enorme
kapitalen, op het kritieke moment toch de
boot in."
Afgezien van de omstandigheid, dat het bedrag,
dat aan de bij Utrecht aangesloten banken is
toevertrouwd aan spaargelden en creditsaldi
in rekening-courant (per 30 November 1948
1.177 milliöten) niet van de omvang is, dat
men het pleegt aan te duiden met de superterm
„milliarden", mag de vraag worden gesteld of
de schrijver niet moet beseffen, dat het verlenen
van credieten „op aardappelen" niet wel uit
voerbaar is. Als voorkomen moet worden, dat
de telers uit geldgebrek ontijdig hun aardappe
len aan de markt brengen en zij crediet bij een
boerenleenbank wensen te krijgen, zullen zij
andere zekerheid moeten geven dan aardappelen
in de kuil, een onderpand, waarop de crediet-
gever geen controle kan uitoefenen.
Wat doen we met de „geweldige kapitalen
De landbouwcredietinstellingen timmeren niet
aan drukke wegen. Het kan dus voorkomen, dat
functionarissen van landbouworganisaties zich
onvoldoende geïnformeerd gevoelen over de
werkzaamheid der boerenleenbanken. De bestu
dering van de statistische gegevens, die in dit
nummer van de Raiffeisen-Bode is opgeno
men, kan worden aanbevolen. Als men dan ook
nog de tijd kan vinden het gedenkboek van de
Centrale Bank te verwerken, is men al een stuk
in de goede richting.
In ons nummer van 1 December 1948 werd een
aanvang gemaakt met het weergeven van de
ontwikkeling en werkzaamheid van onze Zwit
serse zusterorganisatie over 1947.
Wij begonnen met een overzicht te geven van
de gezamenlijke balanscijfers der aangesloten
banken alsmede van enkele cijfers betreffende
de Centrale Bank.
Thans willen wij in het kort stilstaan bij enkele
afzonderlijke werkzaamheden van de Centrale
Bank ten behoeve van de aangesloten banken.
Ditmaal zijn aan de orde de inspectie en het
secretariaat. De inspectie is, evenals bij ons, de
buitendienst en het secretariaat de hierop aan
sluitende interne dienst.
a. Inspectie.
Aan deze tak van dienst werd grote aandacht
besteed. Dank zij de toegewijde arbeid van de
20 inspecteurs kon het gehele inspectieprogram
ma worden afgewerkt en werden 852 controles
verricht. Behalve met het eigenlijke contróle-
werk moest de afdeling zich aanvankelijk van
15 Januari tot 15 Maart bezig houden met het
nazien en goedkeuren van de balansen en ver
lies- ten winstrekeningen, later met de statisti
sche verwerking van het cij fennateriaal ten be
hoeve van de Nationale Bank (de Zwitserse cir
culatie Bank, zoals bij ons de Nederlandsche
Bank) voor het jaarverslag van de eigen Cen
trale Bank.
De gemiddelde tijd, gedurende welke een con
trole per bank werd uitgevoerd, bedroeg 16 uur
(vorig jaar 15,9 uur). De totale inspectiekosfen
beliepen Fr. 356.859.26. Hiervan kwam 70 °/o
voor rekening van de Centrale Bank en werd
30 u/o door de gezamenlijke banken gedragen.
De gehouden inspecties hebben in het algemeen
een bevredigend resultaat gehad en de mening
bevestigd, dat de plattelandsbevolking volkomen
bekwaam is haar geld zelf te beheren.
Dit bleek o.a. ook uit het feit, dat 95 °/o van
de kassiers, die voor het grootste deel landbou
wer, onderwijzer of gemeente-ambtenaar zijn,
zelfstandig de balans had opgemaakt en vóór
1 Maart bij de Ctentrale Bank had ingediend.
Gelet op het gebrek aan arbeidskrachten op het
platteland, wordt de toewijding van de kassiers,
die deze functie bijna allen als nevenbetrekking
uitoefenen, bewonderenswaardig genoemd.
Veelvuldig kwam het voor, dat de inspectierap-
(Vervolg)
11