AIFFEISEN-BODE
ÈEN EN DERTIGSTE JAARGANG No. 5 NOVEMBER 1948
OFFICIEEL ORGAAN VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE
RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT
DE TERING EN DE NERING J
UIT DE INHOUD:
REDACTIE EN
ADMINISTRATIE
KR. NIEUWE
GRACHT 29
UTRECHT
TE LEF. 15867
De afschaffing der subsidies op verbruiksartikelen
Bijna twintig jaar is het geleden, dat in Nederland de
overheid haar eerste aarzelende schreden plaatste op de weg,
die haar in luttele jaren leidde naar het gebied der econo
mische ordening, volgens sommigen een moerassig terrein,
gevaarlijk voor de gezondheid van ieder, die er vertoeft, vol
gens anderen een ideaal oord met veel zonneschijn en schone
vèrgezichten. Over smaak valt niet te twisten en derhalve
zullen we het over de waardering van het economisch klimaat,
dat in Nederland als gevolg van het overheidsingrijpen is ont
staan, verder maar niet hebben. De direct waarneembare
verschijnselen en reacties kunnen echter worden bezien zon
der direct gevaar te lopen, dat door de één wit genoemd
wordt, wat de andere waarnemer zwart ziet.
Voor de oorlog kwam het voor de landbouw, het voor
naamste object der ordening, erop neer, dat door middel van
heffingen en toeslagen getracht werd de agrarische producent
aan een vergoeding van zijn onmisbare productiekosten te
helpen. Die producent heeft daarvan inderdaad de gunstige
gevolgen ervaren, al was er ook veel teleurstelling over de
beperktheid van de bescherming. De Nederlandse consument
had in die jaren het gevoel, dat hij zijn levensmiddelen te
duur moest betalen en hij ergerde zich in het bijzonder aan
de omstandigheid, dat sommige producten werden geëxpor
teerd tegen prijzen, die vèr bèneden het binnenlandse, kunst
matig hoog gehouden, prijspeil lagen. De consument vond
steun bij de handel en de niet-agrarische industrie, die teza
men een felle strijd voerden tegen de verhoging van de
kosten van het levensonderhoud. Deze verhoging zou immers
het concurrentievermogen onzer exportbedrijven nadelig
beïnvloeden.
Thans, na de oorlog, is het beeld precies omgekeerd. De
activiteit van de overheid is erop uit het prijspeil, dat als
gevolg van de schaarste aan een sterke opwaartse druk onder
hevig is, op zijn aangewezen plaats te doen blijven. De tegen
druk wordt geleverd door het directoraat-generaal van de
prijzen, één van de zwaarste onder de vele zwaargewichten
der ordenende jongelingschap. De consument, die vóór de
oorlog zo geprikkeld werd omdat hij meende het gelag te
betalen, is van dit complex van gevoelens bevrijd. Nu is het
echter de producent, speciaal de man van het agrarisch
bedrijf, die zich onprettig gevoelt in een situatie, die vaak
betekent, dat hij zijn producten beneden de prijs der wereld
markt moet afstaan en dat exportwinsten worden afgeroomd.
Het spel van vóór de oorlog kon gefinancierd worden uit
de opbrengst van de heffingen op ingevoerde granen, vee
koeken, oliën en vetten. Voor de na-oorlogse prijsbeheersing
zou nauwelijks geld nodig zijn geweest, indien men niet veel
verder gegaan was dan alléén maar het beheersen van de
prijzen voor de binnenlandse producent. Toen na de oorlog
een verhoging van die producentenprijzen onvermijdelijk was
gebleken, achtte men het ongewenst de gevolgen daarvan
geheel op de consument te laten drukken. De overheid nam
de last grotendeels over en zag daardoor het tekort op de
Werd in het hoofdartikel van October 1948 gesproken over
de economische unie tussen de Bcnelux-landenditmaal wordt
één van de bijzondere aspecten van deze unie tuisen België
Nederland en Luxemburgnamelijk de afschaffing van de sub
sidies op verbruiksartikelen, nader onder ogen gezien.
Het artikel over de liquiditeit der boerenleenbanken wordt in
dit nummer besloten.
Aangevangen wordt met het weergeven van een elders ver
schenen artikel over het coöperatiewezen in Nederland tijdens
de regering van Koningin Wilhelmina.
Vervolgens wordt getracht een antwoord te geven op de
vraag of het coöperatieve bedrijf een andere plaats in het heer
sende economische stelsel inneemt dan het niet-coöperatieve
bedrijf.
Eén der functionarissen van de bij ons aangesloten banken
zond ons een artikel over de zvaard'ebepaling onzer cultuur
gronden, welk artikel wij gaarne onder de aandacht onzer lezers
brengen. Het verenigingsnieuws is deze maand slechts kort.
Van de mededelingen vestigen wij in het bijzonder de aan
dacht hetgeen daar is vermeld over de handleiding.
Met de rubrieken „In het korten de advertenties wordt dit
nummer besloten.
begroting van het Landbouwegalisatiefonds oplopen tot een
bedrag van 600 millioen gulden in 1948.
Zo zien we dus sinds 1930* maar vooral na de oorlog, de
overheid zich inspannen met wisselend succes, onder veel
critiek en ontevredenheid, om de al te grote schommelingen
in het economisch leven tegen te gaan en een ieder te geven
wat redelijk en bereikbaar is, ondernemer, arbeider, ver
werker, handelaar, consument en wie of wat er nog meer bij
betrokken is. Dit spel, dat uit den aard der zaak al veel span
ningen verwekt en dat daardoor reeds voor de oorlog moei
lijk vol te houden was, heeft thans nog grote bezwaren erbij
gekregen. De verantwoordelijkheid van de overheid voor de
verdeling van de welvaartskoek gaat veel verder dan voor
1940 en bovendien wordt de koek met groot verlies ver
kocht. Deze onvoordelige onderneming moet stellig de
minister van Financiën, die zo gaarne tot een sluitende begro
ting wil komen, van jaar tot jaar met stèeds grotere zorg
vervullen.
Men voelt waar onder deze omstandigheden de spanningen
ontstaan. De boeren menen, dat de prijzen hunner voort
brengselen gedrukt worden om de consumentensubsidies
binnen de perken te houden; de vakverenigingen als ver
tegenwoordigers der grote groep van niet-draagkrachtige
consumenten tikken de overheid telkens op de vingers, wan
neer zij menen, dat deze weer eens een streekje heeft uit
gehaald en op stiekeme wijze de consument een grotere last
oplegt.
De regering, die in de kunst van het sparen van geiten en
kolen nog al bedreven is, heeft het scheepje van de loon- en