ONTWIKKELING EN WERKZAAMHEID
VAN HET ZWITSERSE
RAIFFEISENSYSTEEM IN 1947
5
storten op een zgn. „geblokkeerde rekening", dit is een
rekening waarover niet anders kan worden beschikt dan tot
het verstrekken van hypothecaire leningen aan deelnemers
of tot het teruggeven van spaargelden.
Nadat in een gewijzigd ontwerp voorzien was in een over
gangstermijn waarbinnen aan de bouwkassen gelegenheid
gegeven wordt te voldoen aan de voorwaarden, welke bij of
ingevolge de wet zouden worden gesteld, werd het ontwerp
zonder hoofdelijke stemming in beide Kamers aangenomen.
Ofschoon het wetsontwerp op 23 November 1946 door
de ondertekening door H.M. de Koningin kracht van wet
had verkregen, trad deze wet in dit verslagjaar nog niet in
werking.
Daar de Verzekeringskamer, waaraan het verlenen van
ontheffing was opgedragen, voorzag dat de opgenomen over
gangstermijn te kort zou zijn om daarin het nodige onderzoek
te verrichten bij alle bouwkassen welke ontheffing zouden
verlangen, deed zij door bemiddeling van de Vakgroep
Bouwkassen bekend maken, dat zij bereid was om in afwach
ting van het tot stand komen van de wettelijke regeling, reeds
aan te vangen met het onderzoek bij die bouwkassen, die de
wens daartoe zouden te kennen geven. Aldus hoopte zij te
voorkomen, dat ten gevolge van het in artikel 2 der wet op
genomen algemeen verbod, bouwkassen tot een tijdperk van
werkloosheid gedoemd zouden worden met de daaraan voor
de ondernemingen en de spaarders verbonden nadelige ge
volgen.
Hoewel dus in het jaar onder verslag de wettelijke taak
der Verzekeringskamer ten aanzien van de bouwkassen nog
geen aanvang had genomen, is in dat jaar door haar toch
reeds een begin gemaakt met een voorlopige beoordeling
van statuten en contractsvoorwaarden, terwijl ook reeds be
sprekingen werden gevoerd zowel met het bestuur der Vak
groep Bouwkassen als met bestuurders van bouwkassen, die
daarom verzochten. Reeds bij deze oppervlakkige aan
rakingen bleek aan de Verzekeringskamer die, doordat
enige van haar leden en haar secretaris zitting hadden in de
Staatscommissie op dit gebied, theoretisch reeds enigszins
georiënteerd was dat de bouwkassen in het algemeen te
zwak gekapitaliseerd waren om in de vervulling van haar rol
als financieringsinstituten voor de wederopbouw volledig te
kunnen slagen.
Reeds uit de eerste kennismaking was ook gebleken, dat
het kernvraagstuk van het bouwkasbedrijf het vraagstuk van
de wachttijd is en dat dit in nog sterkere mate het geval is
voor ondernemingen, welke volgens het renteloze stelsel
werken, zoals het merendeel der Nederlandse bouwkassen.
Te dien aanzien nu meent de Verzekeringskamer te moeten
vaststellen, dat velen ten gevolge van de uitzonderlijke om
standigheden in het jongste verleden hierop een niet geheel
juiste kijk hebben. Welke waren immers die uitzonderlijke
omstandigheden geweest? Ten eerste, dat vrijwel alle hier te
lande werkzame kassen jonge of zelfs zeer jonge onder
nemingen waren, welke dus de korte wachttijden vertoonden,
die aan jonge bouwkassen eigen zijn.
(Wordt vervolgd).
Ontwikkeling van de Centrale Bank.
Terwijl de uitbreiding van het aantal boerenleenbanken
achterbleef bij het recordcijfer van vorig jaar (34 nieuwe
banken; hierbij dient echter te worden aangemerkt, dat een
achterstand ten aanzien van de oprichting van nieuwe banken
moest worden ingehaald), is de sedert 1940 te constateren
sterke innerlijke ontwikkeling der aangesloten banken door
gegaan, ofschoon de toestand in de landbouw ongunstiger
was dan in 1946. De vooruitgang mag zeker niet in de laatste
plaats worden toegeschreven aan het feit, dat de spaarzin
van de landelijke bevolking in het algemeen levend is geble
ven en dat de neiging om de inkomsten om te zetten in goe
deren op het platteland minder ingang vindt dan in de stad.
Het aantal aangesloten banken is thans tot 835 gestegen.
Uittredingen of opheffingen vonden niet plaats. Met 3 nieuwe
vestigingen, verdeeld over het Romaanse en het Duitse ge
bied, neemt het bergkanton Graubünden, dat vroeger altijd
sterk achteraan kwam, thans een eerste plaats in. Ook het
aantal banken in de Bernse Jura heeft door het ontstaan van
4 nieuwe boerenleenbanken een uitbreiding ondergaan. De
overige nieuwe vestigingen liggen over meerdere, kantons
verspreid. In twee gevallen gaat het om splitsing van werk
gebieden, die oorspronkelijk te groot waren gekozen. Van de
855 banken liggen er 528 in het Duitse, 288 in het Franse,
1 2 in het Italiaanse en 27 in het Romaanse spraakgebied. Het
ledental is met 3526 (vorig jaar 4465) tot 86820 gestegen.
Het gezamenlijke balanscijfer van de aangesloten banken
is met Fr. 61.4 mill. (v. j. Fr. 59.1 mill.) of 7.97 geko
men op Fr. 832 mill. Fr. 10.7 mill. hiervan werd door de
banken opgenomen uit haar crediet bij de Centrale Bank,
terwijl het resterende bedrag ad. Fr. 50,7 mill. de groei van
de gelden, door de cliënten gestort, voorstelt. De totale in
lagen bereiken hierdoor een hoogte van Fr. 756.3 mill.
De hierna volgende cijfers geven de stand van de passief-
en actiefposten weer.
De voornaamste post aan de passiefzijde vormen de spaar
gelden, waarvan het totaal door een toename van Fr. 39 mill.
kwam op Fr. 506,7 mill. Het aantal uitgegeven spaarboekjes
is met 18420 tot 347091 gestegen en elk boekje toont een
gemiddeld saldo van Fr. 1460.(v. j. Fr. 1423.
De obligatierekening is toegenomen met Fr. 6.2 mill.
tot Fr. 136,2 mill., terwijl de rekening-courantsaldi met
Fr. 1,5 mill. zijn gestegen tot Fr. 89 mill.
Nadat de credietaanvragen bij de Centrale Bank gedu
rende de oorlogsjaren vrijwel tot op het nulpunt waren ge
daald, is de credietbehoéfte, welke in 1946 voor het eerst
viel te bespeuren, tijdens het verslagjaar opnieuw toegeno
men, waarbij voornamelijk de credietverlening op korte ter
mijn aan de orde kwam. Het totale bedrag aan credieten bij
de Centrale Bank steeg met Fr. 10,7 mill. tot Fr. 28,5 mill.
Ook bij de boerenleenbanken vertoonde zich een grotere
behoefte om de gedurende de oorlogsjaren opgehoopte liqui
diteitsreserve aan te spreken voor reparaties, nieuwbouw,
grondverbeteringen, aanschaffing van machines en gereed
schappen en ook voor het kopen van meubilair.
Onder de actiefposten hebben de hypothecaire leningen
thans de sterkste uitbreiding ondergaan; zij stegen nl. met
Fr. 48,6 mill. tot Fr. 497,5 mill., waardoor zij thans 59,8
(v. j. 58,3 van het balanstotaal uitmaken. De rekening-
courantcredieten zijn met Fr. 13 mill. gestegen tot Fr. 66.2
mill., de credieten aan gemeenten en verenigingen met
Fr. 2,6 mill. tot Fr. 47,7 mill., de gewone leningen met
Fr. 3,2 mill. tot Fr. 30,2 mill. De direct opeisbare tegoeden
bij de Centrale Bank zijn met Fr. 6,6 mill., de tegoeden, op
korte termijn opeisbaar, met Fr. 1,5 mill. achteruit gegaan,