ENKELE BESCHOUWINGEN ROND DE
RENTEPOLITIEK 1949
HET COÖPERATIEWEZEN J
IN NEDERLAND TIJDENS HET BEWIND
VAN KONINGIN WILHELMINA
3
Circulaire no. 102, waarin de Centrale Bank haar rente
tarieven voor 1949 heeft bekend gemaakt, heeft begrijpelij
kerwijs de volle aandacht van onze banken; dit blijkt wel uit
de reacties, welke ons tot nu toe bereikten. Wij ontvingen
nog geen dankbetuigingen van dié banken, welke van de
ontworpen regeling profiteren.
Dat zij, die menen van deze regeling min of meer het
slachtoffer te worden, zich wèl laten horen, is ook al weer
begrijpelijk.
Men moet echter billijk blijven. Als men beweert, dat de
activiteit, getoond in het vinden van beleggingen thans ge
straft wordt, dient men te bedenken, dat de banken, die
behoorlijke beleggingen hadden in de afgelopen jaren sterk
bevoorrecht waren boven hun minder gelukkige zusters.
De bestaande renteregeling, die deze bevoorrechting in
de hand werkte, behoort thans tot het verleden.
Deze gunstige regeling stelde de Centrale Bank in staat
om elke bank voor 80 van de vrije spaargelden een rente
van iy2 uit te keren. Ongeacht of men veel of weinig
beleggingen had. De banken met weinig uitzettingen, die
grotendeels spaarbank waren, hadden een moeizaam bestaan
en het kostte soms heel wat gegoochel met rentetarieven om
niet met verlies te sluiten.
Kon men veel uitlenen, méér dan de gewone" rekening
(l1/^ bij de Centrale Bank toeliet, dan sneed het mes aan
twee kanten. Immers, zodra men moest putten uit de „spe
ciale" rekening (2y dan kon deze weer aangevuld
worden met deposito's in rekening-courant, hetgeen hele
maal niet de bedoeling was.
Met hét aflopen van de bestaande tijdelijke regeling met
het Rijk moest de Centrale Bank voor 1949 rekening houden
met een lagere rentebate.
De Centrale Bank kon dus haar rentetarieven van 1948
niet handhaven en heeft, na lang wikken en wegen, tot de
gepubliceerde tarieven besloten.
De langdurige overwegingen golden deze vraag: Hoe
kunnen wij onze boerenleenbanken een zo hoog mogelijke
rente vergoeden en wat is de billijkste verdeling?
De Centrale Bank heeft gemeend, het zwaartepunt te
moeten leggen op „een behoorlijke rente voor alle spaar
gelden". Voorzover deze niet door de boerenleenbanken
zelf zijn belegd, vergoedt de Centrale Bank 2/i rente.
Hiertegen kan niemand een redelijk bezwaar aanvoeren, om
dat elke bank met deze regeling gelijke kansen krijgt.
En omdat de Centrale Bank werkelijk tot het uiterste is
gegaan, zal men moeten erkennen, dat het geen zin heeft op
een andere regeling aan te dringen, die meer in het laadje
zal moeten brengen. Dit kan eenvoudig niet!
Zij, die op grond van hun begrotingen menen, niet vol
doende reserveversterking te kunnen vormen, zullen het in
hoofdzaak moeten vinden in rente- en provisietarieven of
besnoeiing van exploitatiekosten.
Dit artikel heeft niet de pretentie het gehele vraagstuk van
de rentepolitiek onzer banken onder ogen te willen zien. Het
is slechts een beschouwing van enkele facetten van dit veel
zijdig probleem. t
En dan willen wij op één daarvan de aandacht vestigen.
Onze boerenleenbanken zijn autonome" instellingen. Bestuur
en raad van toezicht stellen in onderling overleg de rente
tarieven vast, al of niet aan de -hand van opgemaakte begro
tingen.
Nu langzaam aan weer de tijd nadert, dat men elk dub
beltje moet omkeren, dient men te bedenken, dat het vast
stellen van rentetarieven, welke een geheel jaar moeten
gelden, niet zonder een serieuse begroting kan geschieden.
Dit is een dringende noodzaak. Elke kassier kan in de
Handleiding de nodige aanwijzingen daaromtrent vinden.
De afdeling inspectie van de Centrale Bank is gaarne bereid
om van advies te dienen.
1 Een bestudering van de bij de Centrale Bank binnen
komende opgaven van rentetarieven brengt ons dikwijls tot
de verzuchting: „Waarom niet eens even overleg gepleegd?
Is de rente eenmaal vastgesteld en bekend gemaakt, dan
is het ondoenlijk er nog op terug te komen, terwijl wijziging
in de loop van het jaar, terecht, niet aan te bevelen is.
Wij willen daarom een beroep doen op de banken, die
menen te moeten afwijken van de door ons in de rente
circulaire opgesomde normen, zich, alvorens tot vaststelling
der rente over te gaan, met de Centrale Bank in verbinding
te stellen. Gezamenlijk kan men dan de moeilijkheden onder
ogen zien en trachten een redelijke oplossing te verkrijgen.
(Slot).
Ter bevordering van de afzet in binnen- en buitenland van
agrarische producten zijn talloze coöperaties opgericht, die
zich vooral bezig houden met de afzet van zuivelproducten,
tuinbouwproducten, eieren, zaaizaad en pootgoed, vee en
wol. Voor de oorlog namen de coöperatieve zuivelexport-
verenigingen bijna 60 van de totale boterexport voor haar
rekening. Vrijwel de gehele afzet van tuinbouwproducten
geschiedt via de 160 coöperatieve veilingen van groenten,
fruit, bloemen en bloembollen. Volgens een globale bereke
ning wordt ruim een derde deel van de totale Nederlandse
eierenproductie door de coöperaties verkocht, haar aandeel
in de export bedraagt meer dan de helft. Bij de afzet van
pootaardappelen is een coöperatieve vereniging de grootste
exporteur. Circa 10.000 schapenhouders in Nederland heb
ben zich voor de afzet van hun wol in een coöperatie georga
niseerd. Voorts bestaan er thans vele coöperaties tot exploi-
titie van land- en tuinbouwwerktuigen, coöperatieve gras
drogerijen, pootaardappelbewaarplaatsen, fokverenigingen
en andere soorten coöperaties, waarvan de uitvoerige ver
melding te ver zou voeren. Ook op het gebied van het ver
zekeringswezen ten plattelande vervullen de coöperaties een
belangrijke taak.
De verbruikscoöperatie in Nederland is thans na vele
wisselvalligheden hecht in een centrale organisatie verenigd,
de Centrale van de Nederlandse Verbruikscoöperaties te
Rotterdam, die commercieel en organisatorisch als represen
tant van de Nederlandse verbruikscoöperatie optreedt. De
verbruikscoöpeVatie hier te lande is zich tevens in toenemende
mate gaan bezig houden met de industriële vervaardiging van
verbruiksgoederen en exploiteert thans te Rotterdam en
vooral te Jutphaas grote fabriekscomplexen.
Niet alleen in materiëel opzicht zijn de coöperaties werk
zaam geweest voor boer en consument. Coöperatie betekent
niet alleen een andere wijze van zaken doen; ook haar sociale
inslag is een van haart aantrekkelijke aspecten.
.De landbouwcoöperatie heeft het gemeenschapsbesef en
het saamhorigheidsgevoel op het platteland versterkt en een
belangrijke opvoedende werking gehad. Door zijn coöpera
ties kwam de boer in aanraking met totdien voor hem onbe
kende maatschappelijke en economische problemen, en 'de
noodzaak om zich in deze problemen te verdiepen betekende
een machtige prikkel tot intellectuele vooruitgang. Zijn besef
van eigenwaarde werd groter en in het bijzonder door zijn
topcoöperaties is zijn invloed in ruimere kringen van de
samenleving doorgedrongen.
Ook de verbruikscoöperatie is gekenmerkt door een sterk
sociale inslag. Het vele dat gedaan wordt en werd voor de
gezinnen van de leden en het uitgebreide personeel getuigt