5 VIJFTIG JAREN COÖPERATIEVE BOERENLEENBANKEN tot een aantrekkelijke en winstbelovende transactie maken. Slaagt men daarin, dan zal het overbodig blijken het publiek, dat tot sparen in staat is, op zijn eigen belang te wijzen. De aard van de mens is zodanig, dat hij in het algemeen best in staat is, zijn economisch voordeel te zien, wanneer zich aan trekkelijke mogelijkheden voordoen. Ontbreken die mogelijk heden, dan zal men zeker in ons land met een sug gestieve reclame slechts uiterst weinig kunnen bereiken. Op het ogenblik vindt het sparen voor het grootste deel plaats door middel van levensverzekeringen. De grote bedra gen, welke op deze wijze worden belegd, scheppen grote verplichtingen voor de Staat, namelijk de verplichting, de waardevastheid van het geld te handhaven en de verplichting, een credietwaardig debiteur te zijn. Het zal zonder meer duidelijk zijn, dat .in laatste instantie de waarde van een levensverzekeringspolis vrijwel uitsluitend bepaald wordt door de credietwaardigheid van de overheid, immers de waarde van de beleggingsportefeuilles der levensverzeke ringmaatschappijen staat of valt met deze credietwaardigheid. In zekere zin bestaat er een tegenstelling tussen sparen en armoede. Om een arm man tot sparen te brengen, zal de prikkel sterker moeten zijn, dan om een welvarend burger tot sparen te bewegen. Wat voor het individu geldt, geldt tot op zekere hoogte eveneens voor een land. Men moet dan ook veronderstellen, dat het sparen thans aantrekkelijker gemaakt moet worden dan vroeger, toen wij nog welvarend waren, wil men een bevredigend resultaat met een spaar- campagne bereiken. Deze aantrekkelijkheid behoeft zeer zeker niet uitsluitend in de rentestand gezocht te worden. Ook bij een lage rente kan sparen een zeer winstgevende transactie zijn b.v. wanneer de prijzen zich in dalende rich ting bewegen of m.a.w., wanneer de koopkracht van het geld toeneemt. Wij geloven, dat aan deze factor een grotere betekenis is toe te kennen dan aan de rentevoet. Hij, die verwacht, dat de prijzen in de toekomst zullen stijgen, zal zich ook door een wat hogere rente niet spoedig tot het uit stellen van zijn verteringen laten brengen. Wat baat het, jaarlijks /i of 1 rente meer te ontvangen, indien de hoofd som, tot goederen herleid, langzaam wegsmelt. De moeilijk heden, welke men voor het met succes voeren van een spaar- campagne heeft te overwinnen, hangen nauw samen met de grote problemen, waarvoor men zich bij het algemeen econo mische en financiële beleid gesteld ziet, ja zonder overdrij ving kan men zelfs zeggen dat zij, wat hun wezen betreft, van geheel gelijke aard zijn. Bij een sluitende betalingsbalans, een sluitend budget, bij internationaal kapitaalverkeer en een bevredigende bedrijvigheid in handel en industrie, zou het spaarprobleem geen probleem meer zijn. Ook hier ziet men weer hoe moeilijk het is, om uit een moeras te komen: de middelen, welke ons daarbij zouden kunnen helpen, staan veelal eerst tot onze beschikking, wanneer wij ons reeds op het droge bevinden. Allerwege kon men in de eerste week van September in de pers overzichten en beschouwingen aantreffen over het geen in de laatste 50 jaar op allerlei gebied van het maat schappelijk en geestelijk leven tot stand is gekomen en over de ontwikkelingen, die men op alle terreinen vafi het leven mag constateren. Het Gelders Landbouwblad had een speciaal nummer ge wijd aan een beschrijving van hetgeen op het gebied van landbouwcredietwezen, aankoop van landbouwbenodigd- heden, zuivelbereiding, fruitteelt, pluimveehouderij enz. in de provincie Gelderland in de afgelopen periode van 50 jaar was gegroeid en tot stand gebracht. Wij willen ons hieronder bepalen tot hetgeen het blad te vertellen heeft over 50 jaren coöperatieve boerenleenbanken in Gelderland. Niet, omdat de gang van zaken ten aanzien van het coöperatieve landbouwcredietwezen in deze pro vincie in de afgelopen 50 jaar zo geheel anders is geweest dan die in de overige provincies. Veeleer geven wij het in het genoemde blad geschrevene hieronder in het kort weer, omdat de daar geschetste gang van zaken eigenlijk geldt voor het gehele coöperatieve landbouwcredietwezen in ons vaderland. Wanneer men over bovenstaand onderwerp schrijven zal, verplaatst men zich in de wereld van vóór 50 jaar en doet dan de vraag wie er toen zorgde voor het crediet voor de boer. Het enige antwoord is: „Niemand". Het gewone bankwezen heeft zich nooit met het landbouwcrediet bezig gehouden om de eenvoudige reden, dat er niets aan te ver dienen viel. De omzet van de talrijke kleine landbouw bedrijven was zó gering, dat een gewone bank geen kans zag uit relaties met de kleine boer ooit voordeel te trekken. De boeren moesten dus maar zien hoe zij geholpen werden wanneer er credietbehoeften bestonden. Onder de talrijke bevolking heerste een grote mate van onderling vertrouwen, zodat bij ongelukken in huis of stal menigeen door zijn buurman of huurlieden werd geholpen. Ook de landheren, die tussen hun pachters woonden, waren wel genegen de helpende hand te bieden. Toch bleef niet uitgesloten, dat er velen niet geholpen werden. Deze waren aangewezen op de hulp van notarissen en handelaars, die hen dan ook inderdaad wel hielpen, maar dit crediet was uit de aard der zaak duur. Meerdere van deze geldschieters eisten zakelijke zekerheid voor hun geleende gelden al was het bedrag ook nog zo klein, zodat de lener soms voor een klein op te nemen bedrag hypotheek moest geven op al zijn eigendom. (Bij de oprichting der boerenleenbanken bleek dan ook, dat er tientallen hypotheken voor bedragen van honderd tot duizend gulden waren.) Het crediet, dat door de handelaars werd verstrekt, was nog oneindig duurder. Deze eisten niet alleen een hoge rente, maar de geldnemer was zijn vrijheid kwijt en werd afhanke lijk van de handelaars. Eindelijk in 1886 werd door verschillende grote land- bouwmaatschappijen een commissie ingesteld, die tot taak had een onderzoek in te stellen naar het landbouwcrediet. In 1888 kwam er zelfs een staatscommissie, die in haar rapport onder andere deze zinsnede heeft vermeld: ,,De commissie wil echter reeds thans niet verhelen, dat naar haar oordeel een duurzame verbetering van de toestand alleen te verwachten is van hetgeen door belanghebbenden zelf tot stand zal worden gebracht." Hier werd dus al de mening uitgesproken, dat de boeren het zelf moesten doen. Dat dit mogelijk was leerde het voor beeld van hetgeen op dit gebied in Duitsland was tot stand gebracht. De burgemeester van een klein plaatsje in Duits land, Friedrich Wilhelm Raiffeisen, had zich het lot van de arme boeren aangetrokken en had aldaar een hulp- en spaar bank opgericht. Het door Raiffeisen daarbij gevolgde systeem geldt heden ten dage nog; wel een bewijs, dat dit stelsel in de praktijk voldeed en nog steeds voldoet! De grote moeilijkheid was, dat de mensen niet verenigd waren. De landbouwmaatschappijen hebben daarvoor echter de stoot gegeven door hier en daar lezingen te houden over het onderwerp „het landbouwcrediet of hoe komt men tot de oprichting van een coöperatieve boerenleenbank". Daar door zijn de banken in groten getale ontstaan. De leiding werd gelegd in handen van mensen, die van de theorie heel weinig afwisten, maar die door praktische levenservaring wisten waar en hoe geholpen moest worden. Zo kwam aller eerst tot stand het grondcrediet: crediet dat nodig bleek om land en hoeve te verkrijgen. Wie de waarde begrijpt van de boerenstand, gehecht aan de vaderlandse bodem en het uit oefenen van een bedrijf van vader op zoon, waardoor

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1948 | | pagina 5