4' DE MINISTER VAN FINANCIËN OVER HET SPAREN i In het verlangen der boerenleenbanken om het saldo bij de Centrale Bank zo laag mogelijk te houden verzet men zich niet steeds tegen de drang tot belegging en uitzetting. Men vergeet daarbij echter, dat men zo doende op den duur de eigen bestaansmogelijkheid in gevaar brengt en bovendien zeer onbillijk handelt ten opzichte van de leden, die men wèl de normale rente laat betalen. Tot zover ditmaal. In een volgend artikel, dat dan tevens het slot van onze beschouwingen over de liquiditeit der boerenleenbanken zal zijn, zullen wij nog wijzen op enkele verschijnselen, die, zij het ook meer indirect, met ons betoog verband houden. Van 8 tot 14 September j.1. werd in 's-Gravenhage een tentoonstelling gehouden van Britse overheidsvoorlichting. Deze tentoonstelling gaf een duidelijk beeld van de wijze, waarop door verschillende Britse ministeries de aandacht van de bevolking wordt gevraagd voor belangrijke vraag stukken, hetzij op economisch, financieel of agrarisch ter rein, hetzij op sociaal of medisch gebied. De opening van deze tentoonstelling werd verricht door de minister van Financiën, professor mr. P. Lieftinck. Het feit, dat de tentoonstelling onder andere iets te zien gaf over de methode, welke in Engeland wordt toegepast om het sparen te activeren, heeft de minister aanleiding gegeven om in zijn openingsrede het een en ander op te merken over het sparen in het algemeen en in Nederland in het bijzonder. Algemeen is in de pers aan deze rede aandacht gewijd en ook wij willen hieronder zowel over de rede zelve als over het in de pers geoefende commentaar het een en ander weer geven. Allereerst geven wij een kort overzicht van de rede van minister Lieftinck, zoals dit werd gegeven in het blad Econo mische Voorlichting (uitgegeven door de Economische Voorlichtingsdienst) Het is onder de omstandigheden van het ogenblik, aldus professor Lieftinck, noodzakelijk, dat het Nederlandse volk «neer spaart dan het doet, dat het weer wordt wat het volgens zijn reputatie heet te zijn een degelijk, spaarzaam volk, dat gewend is zelf naar vermogen voorzieningen te treffen voor zijn toekomst. Gelukkig zijn er tekenen genoeg, die er op wijzen, dat het Nederlandse volk ondanks het demoraliserende effect van de oorlog zijn spaarzame ge woonten getrouw is gebleven. Op grote schaal vertrouwt het Nederlandse volk zijn spaarpenningen toe aan levensver zekeringsmaatschappijen, spaarkassen en andere spaar- instellingen. Voorts maakte de minister gewag van de opmerkelijke resultaten, welke in Groot-Brittannië gedurende en na de oorlog zijn geboekt als gevolg van een van overheidswege gestimuleerde spaarcampagne ten einde het sparen te bevor deren. De hierbij behaalde cijfers zijn zeer opmerkelijk ge weest. Gedurende de periode van September 1939 tot Mei 1943 nam het aantal houders van National Savings Certifi- cates toe van 6,8 millioen tot 19 millioen, het aantal inleg gers bij spaarbanken van ruim 14 millioen tot 23 millioen. Een groot aantal Britten schaarde zich daarmede in de rijen van hen, die bereid bleken hun besparingen in dienst van de oorlogsinspanning te stellen. In voornoemde periode namen de besparingen bij de spaarbanken toe met ruim 1.400 mil lioen en de uitstaande bedragen aan National Savings Certi- ficates met ongeveer 11 00 millioen. Bovendien werd een bedrag van ongeveer 750 millioen belegd in Defence Bonds, zodat een bedrag van ongeveer 3.230 millioen naar de schatkist vloeide ten dienste van de financiering van de oorlogsinspanning. De organisatoren van de nationale spaar- beweging in Groot-Brittannië hebben de spaarzin van het volk weten te stimuleren, mede door met succes te appelleren aan de bewonderenswaardige „public spirit'van het Britse volk. Ook na de oorlog werd de spaaractie in Groot-Brittannië voortgezet, alhoewel het niet te verwonderen is aldus professor Lieftinck dat de resultaten bij die, bereikt in de oorlogsjaren, ten achter bleven. Niettemin kan op grond van de Britse ervaringen worden vastgesteld, dat het mogelijk is gebleken door beïnvloeding van de publieke opinie het sparen te bevorderen. Vervolgens besprak de minister de betekenis, welke de Britse spaarbeweging als leerzaam voor beeld kan hebben voor de oplossing van problemen, die in Nederland in dit opzicht zijn gerezen. De huidige teruggang der inleggerstegoeden is in hoofdzaak toe te schrijven aan de invloed der bijzondere heffingen, die in hoofdzaak geblokkeerde gelden naar de fiscus doet vloeien. Deze opvatting vindt steun in het feit, dat ondanks de teruggang van het inleggerstegoed het aantal inleggers bij de spaarbanken een toeneming vertoont. Op grond van deze situatie is professor Lieftinck van mening, dat een behoorlijke ondergrond voor een doel bewuste bevordering van het sparen aanwezig is. Het publiek ziet het belang van het sparen in, zodat de voorlichting van het publiek op dit gebied niet neerkomt op het roeien tegen een sterke stroom, hetgeen elk ondernemen op dit gebied vrijwel uitzichtloos zou maken. „Hiermede wil ik uiteraard niet zeggen (aldus minister Lieftinck), dat er geen weerstanden zouden zijn te over winnen, ware het slechts, dat tegenwoordig tallozen met moeite met hun inkomen kunnen rondkomen, zodat voor hen sparen tot de onmogelijkheden behoort. Maar evenzeer zijn er tallozen, die door een goed gerichte voorlichting ertoe zouden kunnen worden gebracht te gaan sparen of meer te gaan sparen. Het is aan geen twijfel onderhevig, dat niet alle Nederlanders hun inkomen op de verstandigste wijze be steden." Professor Lieftinck besloot zijn rede met erop te wijzen, dat het niet goed zou zijn, indien wij hier te lande in het, voetspoor van Groot-Brittannië zouden trachten het zwaarte punt van een campagne te leggen bij de uitgifte van bijzon dere spaarbrieven en bij een opwekking deze te nemen met een beroep op het algemeen belang. „Veeleer geloof ik (aldus spreker), dat wij het moeten zoeken in een stimulering en een coördinatie van acties uitgaande van de diverse be staande spaarinstellingen, naast een voorlichting van het publiek, gericht op het belang, dat elkeen erbij heeft zoveel mogelijk te sparen en daarbij van deze instellingen gebruik te maken." Tot zover de korte inhoud van de door minister Lieftinck gehouden rede. De Nieuwe Rotterdamse Courant tekent bij deze rede het volgende aan: Men kan het met de minister eens zijn, dat er inderdaad een verschil in geaardheid bestaat tussen Engelsen en Neder landers en dat eerstgenoemden in het algemeen gevoeliger zijn voor een beroep op hun medewerking in het belang van het land dan hier te lande veelal wordt waargenomen. Overigens is het nuttig te bedenken, dat het hierbij niet gaat om principiële verschillen, maar slechts om een gradueel verschil. Ook in Engeland zal men op den duur niet in staat zijn, het sparen op bevredigende wijze te bevorderen, indien de liefde uitsluitend van één kant moet komen en men de spaarders niet veel meer heeft aan te bieden dan de bevredi ging, welke het gevoel geeft, zijn plicht jegens het land gedaan te hebben. De wetten, welke het economisch hande len van de mens bepalen zijn, wat hun wezen betreft, niet aan landsgrenzen gebonden en op den duur zal ook in Enge land het aanbod van spaargelden bepaald worden door zuiver economische krachten. Reeds thans zijn er tekenen waar te nemen, welke er op kunnen wijzen, dat de bereidheid om te sparen in Engeland aan het verminderen is. De enige spaarcampagne, die een duurzaam succes belooft zal bestaan in het nemen van die maatregelen, welke sparen

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1948 | | pagina 4