2
hebben velen het gevoel, dat het ogenblik, waarop de bar
rières omver gehaald zullen worden en als een verouderde
tol naar de historie zullen worden verwezen, niet ver meer
kan zijn.
Dat zijn niet eens ongefundeerde speculaties, want uit het
geen is bekend geworden over de resultaten van de ministers
conferentie, die enige tijd geleden op het Chateau d Ardenne
is gehouden, mag men afleiden, dat op 1 Januari 1950 de
economische unie een feit zal worden. Maar eerst moet het
zover komen, dat de grote verschillen, die er tussen de
Nederlandse en de Belgische economie bestaan, zijn ver
dwenen. De economische stelsels van de beide landen lopen
sterk uiteen. In België ordent men liefst zo min mogelijk; in
Nederland, zo wordt wel eens beweerd (maar dat is over
dreven) ordent men liefst zo véél mogelijk. Wij moeten dus
de Belgen overhalen tot wat zij noemen het Nederlandse
dirigisme öf wij zullen onze eigen ordeningswijn zeer sterk
moeten verdunnen. Lonen en prijzen zullen op ongeveer
gelijk niveau gebracht moeten worden, hetgeen inhoudt, dat
of België omlaag moet naar ons niveau óf wij omhoog naar
het Belgische peil óf dat een tussenweg gevonden wordt.
Verder moeten dan nog de goederenvoorziening en de
sociale verhoudingen gelijk gemaakt worden. Is men zover,
dan zal er een vrije uitwisseling van goederen, diensten (en
mensen) mogelijk zijn, kan de deviezencontróle vervallen en
zullen de betaalmiddelen in een bepaalde verhouding onbe
perkt inwisselbaar worden gesteld.
Dit is een zwaar programma voor anderhalf jaar. De
grootste moeilijkheden zitten aan de Nederlandse kant, dat
is duidelijk. Men heeft op de conferentie te Chateau
d'Ardenne niet alleen vastgesteld, dat het voorzieningsniveau
gelijk zou worden, maar ook, dat men zo spoedig mogelijk
terug zou keren naar de vrije consumptie en verder, dat men
zou streven naar afschaffing der subsidies.
Om de voorziening te kunnen uitbreiden zullen we méér
goederen moeten invoeren (vlees!) en daarvoor zijn onze
middelen niet toereikend. Met de steun van België zal aan de
Verenigde Staten worden verzocht om een aanvullende
dollarhulp voor Nederland (er is sprake van een lening van
200 millioen), ter verwezenlijking, van de economische
unie. De Verenigde Staten gevoelen veel voor Benelux; zij
kunnen hun sympathie met daden onderstrepen. En dan het
afschaffen van subsidies! Dat geeft de nodige pijnen, want
hieraan zitten loonkwesties verbonden en daardoor weer
prijsaangelegenheden. Maar er zal toch wat met de Neder
landse lonen en prijzen moeten gebeuren als we met België
gelijk willen komen.
Dan hebben we in de landbouw de engere kwestie van de
gemeenschappelijke landbouwpolitiek. De Belgen zijn bang
voor ons betrekkelijk lage prijsniveau: men vreest onze con
currentie. In Belgische landbouwkringen heeft men daarom
nog al wat bezwaren tegen de economische unie. Onze land
bouworganisaties zijn bang, dat de economische eenheid hun
het Nederlandse landbouwordeningsapparaat zal kosten en
dat de Nederlandse landbouw even slecht beschermd in de
economische strijd zal komen te staan als de Belgische. Men
confereert en men probeert de Belgen voor de Nederlandse
visie warm te maken. Dat gelukt nog maar matig. Men is in
Nederland trouwens ook nog niet zover, dat men het eens
is over de wijze, waarop in de toekómst de landbouw tegen
een mogelijke depressie dient te worden beschermd.
Dr. Horring heeft onlangs in zijn inleiding voor de algemene
vergadering van de F-N^Z. te Leeuwarden de mogelijkheden,
wenselijkheden en noodzakelijkheden uitvoerig bekeken en
ons de keuze gelaten tussen twee systemen en wel de weg
der directe subsidiëring of die der heffingen aan de grens.
Een volgende maal zal dit onderwerp besproken kunnen
worden. Men komt overigens in België wel tot het inzicht,
dat de landbouw in Nederland meer gewicht in de schaal
legt dan in het Zuidelijk gebied der Benelux, waar meer nog
dan bij ons, de industrie, vooral de zware industrie en de
daarmede nauw verbonden finantiële wereld de lakens uit-
deelt.
Het is hoog tijd, dat we zekerheid krijgen, dat de economi
sche unie er werkelijk komt en dat we weten, wanneer het
zover zal zijn. Iemand heeft onlangs gezegd, dat het beter
zou zijn geweest als men te Chateau d Ardenne had afge
sproken, dat de unie op 1 Januari 1949 zou ingaan. We
zitten nu met een principiële uitspraak, die nog anderhalf
jaar de tijd geeft en intussen gebeurt er weinig en weet nie
mand, waar hij aan toe is. Het zou voor onze boerenleen
banken van belang zijn te weten of wij eerstdaags de invloed
zullen ondervinden van de veel hogere Belgische rentevoet.
Niemand kan meer plannen maken zolang deze overgangs
toestand duurt. Dat geldt voor particulieren en overheid
beide. Er zullen dus wel knopen moeten worden doorgehakt.
Ons uitgangspunt was de noodzaak van de verruiming van
het goederenvervoer tussen de Europese landen. Na lange
onderhandelingen hebben we dan ook eens een succes ge
boekt, doordat het handelsverdrag met de Brits-Amerikaanse
zóne van Duitsland getekend is. Voor de tuinbouw is het van
bijzondere betekenis, dat hiermede de betaling verzekerd is
van de 200.000 ton groenten a 10 millioen dollar, waarvan
in goed vertrouwen reeds een aanmerkelijk kwantum zonder
enige betaling geleverd was. Dit resultaat zal vooral betekenis
krijgen, wanneer blijkt, dat nu eindelijk door de bezettende
autoriteiten .wordt ingezien, dat ook voor de toekomst
Duitsland een belangrijk afzetgebied voor Nederlandse
groenten dient te zijn en dat voor deze producten lonende
prijzen betaald worden. Dit is thans, voor wat de uitvoer
naar Duitsland betreft, allerminst het geval.
Belangrijk voor het Europese Eerstel is ook, dat de prijzen
der granen op de internationale markt een dalende tendenz;
vertonen. Europa moet grote hoeveelheden broodgraan en
voedergranen invoeren en het heeft er derhalve het grootste
belang bij, dat er een einde komt aan de wel zeer hoge
prijzen, die na de oorlog voor deze producten moeten worden
betaald.
De maïsoogst in de Verenigde Staten wordt getaxeerd op
3,5 milliard bushel, het hoogste cijfer, ooit bereikt, en de
tarweoogst op 1,3 milliard bushel, een cijfer, dat slechts
weinig beneden de recordoogst van het vorig jaar ligt. Haver
en lijnzaad zijn reeds tot z.g. surplusgoederen verklaard, het
geen betekent, dat importerende landen geen Marshall
dollars mogen gebruiken om deze producten buiten de Ver-
engdie Staten te kopen. De Amerikaanse regering, die ook
voor tarwe en maïs de boeren een bepaalde prijs gegaran
deerd heeft, zal, naar men verwacht, genoodzaakt zijn de
export van deze artikelen te vergroten. Het ziet er naar uit,
dat de grootste zorgen met de broodgraanvoorziening in
Nederland tot het verleden behoren en dat ook flink wat
voedergraan gekocht zal kunnen worden, als daarvoor ten
minste de nodige dollars beschikbaar zijn. In zoverre kunnen
we dus vooruit met onze voorbereidingen voor de economi
sche unie met België.
Ook minister Mansholt heeft in een rede te Groningen de
verwachting uitgesproken, dat over niet te lange tijd een
daling van de prijzen op de wereldmarkt kan worden ver
wacht. Het is op dit moment reeds mogelijk gerst uit de
Verenigde Staten in te voeren tegen een prijs, die lager ligt
dan onze binnenlandse richtprijs. De vrees, dat de prijzen
voor zuivelproducten ook zullen gaan kelderen moeten we
voorshands maar wat op de achtergrond laten. Voor Neder
land, dat zoveel voedingsmiddelen voor consumptieve doel
einden moet invoeren, kan het bezwaarlijk voordelig zijn,
dat deze producten hoog in prijs zijn. De bescherming van
het binnenlands agrarisch bedrijf tegen dalende buitenlandse
prijzen en in het bijzonder het onderhouden en uitbreiden
van de export onder zulke omstandigheden is, de noodzaak
daarvan eenmaal aanvaard zijnde, een kwestie van systeem
en apparatuur, die zoals het verleden heeft geleerd, op te
lossen is.
De Stichting voor de Landbouw houdt zich met de bestu
dering van dit laatste onderwerp intensief bezig. Zij heeft
een vijftal vragen opgesteld, die aan de zes organisaties en
aan de provinciale stichtingen zijn toegezonden. Uit de ant-