TÖÓ
2
gens plaatselijk gebruik
voor rekening van de
huiseigenaar komen.
indien deze lasten vol
gens plaatselijk gebruik
voor rekening van de
verhuurder komen.
De nieuwe redactie brengt geen wijziging.
c premie brandverzekering
maximaal Y2. pro mille
der bouwkosten.
c premie brandverzekering
maximaal /z pro mille
der bouwkosten.
d en f huurderving, beheer
en administratie:
5 v. d. basishuur.
d huurderving 2% der toe
gestane huur
f beheer en administratie:
a. weekwoningen 3%
b. in andere gevallen 2%
der toegestane huur.
Volgens de oude regeling wordt het percentage berekend
over de toelaatbare huur. Volgens de nieuwe regeling worden
deze lasten berekend over de vastgestelde basishuur. Deze
basishuur behoeft niet gelijk te zijn aan de huurwaarde.
e onderhoud:
22% van het verschil tus
sen de basishuur en de
e onderhoud:
12% der huur.
rente over
waarde.
nihil.
de grond-
g risico
7% der huur.
Het voor onderhoud toelaatbare percentage is aanmerkelijk
hoger, doch wordt niet berekend over dezelfde grootheid
als vroeger, de huur waarvoor het perceel wordt verhuurd,
doch over de basishuur (zijnde de huurprijs, waartegen de
woning per 10/5 '40 verhuurd zou zijn geworden) vermin
derd met de rente over de grondwaarde.
Voor risico wordt geen afzonderlijke aftrek meer toege
staan.
rente over de grond
waarde de rentevoet
wordt vastgesteld door
de minister en was be
paald op de gemiddelde
hypotheekrente.
h rente over de grond
waarde de rente wordt
gesteld op de door de
minister vastgestelde
rentevoet, zoveel moge
lijk gelijk aan de gemid
delde hypotheekrente,
vermeerderd met /i
Uit het bovenstaande volgt dus, dat in de wijze van be
rekening der toelaatbare exploitatiekosten belangrijke wijzi
ging is gekomen, waarbij de basishuur is gekomen in de
plaats van de toegestane huur.
De netto-opbrengst wordt nu gevonden door de bedoelde
huurwaarde in artikel 9 te verminderen met de toegestane
exploitatiekosten.
De rendabele bouwkosten worden berekend door deze
netto-opbrengst te beschouwen als de annuïteit in 50 jaar,
naar een rentepercentage van A/i Basis is dus niet meer
de toelaatbare huurprijs, doch de huurwaarde volgens
artikel 9, zijnde de huur, welke gelijk is aan de exploitatie
kosten van een gelijksoortige woning, berekend naar het peil
geldende op 9 Mei 1940. Voor de berekening van de huur
waarde worden de stichtingskosten overeenkomstig de van
rijkswege vast te stellen reductiecijfers herleid tot die welke
golden op 9 Mei 1940.
De basishuur is de huur, die per 9 Mei 1940 voor een
gelijksoortige woning zoü hebben gegolden.
De jaarlijkse bijdrage is evenals bij woningbouw 1947
4 rente over het verschil tussen de rendabele bouw
kosten en de bouwkosten.
Mogelijkheid van herziening der toelaatbare bouwkosten.
Volgens de bestaande regeling 1947 was een herziening
van de bouwkosten, nadat de plannen waren goedgekeurd
en de bijdrage was vastgesteld, niet meer mogelijk. Volgens
de regeling 1948 is dit wel mogelijk, namelijk indien binnen
het tijdvak, gelegen tussen de aanbesteding of ingeval niet
aanbesteed wordt, binnen het tijdvak, aanvangende 30 dagen
voor het begin van de bouw en de datum, waarop de
woningen gereed zijn gekomen, een wijziging der bouwkosten
optreedt ten gevolge van wettelijke voorschriften dan wel
ten gevolge van wegens door de overheid toegestane of
opgelegde herziening van prijzen, lonen en sociale lasten,
zullen het niet rendabele deel der bouwkosten en de jaar
lijkse bijdrage worden herzien aan de hand van een volgens
nader bekend te maken regelen vastgestelde bouwkosten
index.
Deze herziening geldt dus zowel bij verhoging als ver
laging van de bouwkosten gedurende het genoemde tijdvak.
Deze regeling houdt ten aanzien van de oude een grote ver
betering in.
Herziening van de bijdrage.
Voor de herziening van de jaarlijkse bijdrage wordt thans
een geheel ander systeem gevolgd. Volgens de oude regeling
was herziening mogelijk, indien de toegestane huurprijs werd
gewijzigd. Voor de herziening bleven de zakelijke belastin
gen of deze al dan niet gelijk gebleven waren op het
zelfde peil gehandhaafd, evenals de assurantiepremie. Voor
de andere exploitatiekosten werd zonder meer het vast
gestelde percentage van de nieuwe huur genomen.
Volgens de tegenwoordige regeling is wijziging der bij
drage mogelijk
a. indien de huurpeilindex, vergeleken bij het basishuurpeil,
met 1 0 punten of meer is gewijzigd,
b. indien de index van de kosten van levensonderhoud
met 25 punten of meer is gewijzigd.
Voor het jaar 1948 wordt de index voor levensonderhoud
gesteld op 1 00. Deze index wordt bij de aanvang van ieder
jaar vastgesteld voor de duur van het volgende jaar.
Uit het voorgaande volgt dus, dat de bijdrage herzien kan
worden, indien zich slechts één der genoemde wijzigingen
voordoet, dus b.v. de huurpeilindex gelijk is gebleven, doch
de index van de kosten van levensonderhoud met meer dan
25 punten is gestegen.
In geval van herziening wordt de aanvankelijk vastgestelde
huurwaarde vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de
teller gelijk is aan de huurpeilindex en de noemer is het per-
centage, dat de huurwaarde vormde van de basishuur be
doeld in artikel 9.
Dit lijkt zeer ingewikkeld, doch de uitvoering valt mede.
De huurpeilindex is bekend, terwijl de noemer is
basishuur
huurwaarde
100
Wij krijgen dus huurwaarde x
huurpeilindex
huurwaarde
basishuur
100
huurpeilindex
of eenvoudiger
de nieuwe huurwaarde wordt gelijk aan
x basishuur.
Voor de exploitatielasten gelden, dat bij herziening in
rekening worden gebracht voor belastingen en watergebruik
de op het moment van herziening geldende lasten, terwijl
de kosten van brandverzekering, huurderving, beheer en
administratie worden vermenigvuldigd met de index voor
levensonderhoud. Is deze index niet gestegen, dan blijven
deze kosten dus gelijk. De rente der waarde van de grond
wordt nimmer gewijzigd.
Het verschil tussen de laatst berekende netto-opbrengst
en de thans berekende netto-opbrengst wordt geacht te zijn
de annuïteit der meerdere of mindere rendabele kosten over
het tijdvak, dat nog moet verlopen totdat 50 jaar na het
gereedkomen zijn verstreken. Deze wijze van berekenen