MOETEN WIJ PROPAGANDA MAKEN?
5
of een zijner bloed- of aanverwanten in de rechte linie dan
wel in de zijlinie tot in de tweede graad (b.v. broer, zwager)
gegadigde is. In het wetsontwerp komt echter niet duidelijk
tot uiting of deze familieleden steeds voor de pachter gaan,
of dat de Grondkamer hiervan in bepaalde gevallen nog kan
afwijken.
Ook kan de pachter dit recht van voorrang niet uitoefenen,
indien de verkoop aan de pachter een onredelijke aantasting
van de belangen van de eigenaar zou betekenen, waarbij
alleen factoren, die niet op geld waardeerbaar zijn, in aan
merking kunnen komen, terwijl dit ook het geval zal kunnen
zijn, als de pachter geen afdoende waarborgen biedt voor
de stipte betaling van de koopprijs alsook indien de
bedrijfsvoering van de pachter niet goed is geweest.
Als de pachter een door hem gepacht stuk land wenst te
kopen en de eigenaar vraagt een naar zijn oordeel te hoge
prijs, dan kan de pachter zicb tot de Grondkamer wenden
met het verzoek de maximumprijs vast te stellen. De eigenaar
is natuurlijk niet gehouden om te verkopen als die prijs hem
niet bevalt.
Beroep van de beslissingen van de Grondkamer.
Van de beslissingen van de Grondkamer is beroep moge
lijk bij de Centrale Grondkamer.
Van de beslissing van de minister, waarbij deze bij niet-
agrarische bestemming van het geveilde land, de gegadigde
aanwijst, is geen beroep mogelijk.
Tevens is bepaald, dat de minister van landbouw beroep
kan instellen van een door de Grondkamer genomen beslis
sing, indien het een geval betreft, dat naar zijn oordeel prin
cipiële betekenis heeft. Het ware ons inziens wenselijk, dat
daarbij werd bepaald, dat de op dat beroep gegeven beslis
sing geen nadeel kan toebrengen aan de rechten van de par
tijen, tussen welke de beroepen beslissing is gewezen.
Tenzij een dier partijen zelf ook in beroep is gegaan,
hebben zij door hun stilzitten immers getoond geen belang te
hebben bij een hoger beroep.
vGeld, dat „onder de tafel door" is betaald.
Als blijkt, dat meer betaald is dan de door de Grondkamer
goedgekeurde prijs, blijft desalniettemin de overeenkomst
geldig. De koper heeft echter het recht het te veel betaalde
terug te vorderen.
De verkoper is dan strafbaar, niet de koper. Dit laatste
lijkt ons niet billijk, daar de koper toch even goed mede
werkte aan een ongeoorloofde handeling, doch vermoedelijk
is dit zo geregeld om de verkoper wat „huiverig te maken
meer dan de toegestane prijs te vragen en te-accepteren. De
koper zou immers wel niet tot de terugvordering overgaan, als
hij strafbaar was, want dan liep hij de kans, dat het oog der
Justitie op hem viel. Nu loopt juist de verkoper daardoor in
de gaten. Een fraaie regeling vinden wij het echter niet.
Wij menen hiermede de hoofdzaken van het ontwerp wel
vermeld te hebben.
Hoewel wij volledig erkennen, dat de materie, waarop dit
wetsontwerp betrekking heeft, een probleem vormt, dat
dringend oplossing behoeft, zijn wij tevens van oordeel, dat
daarbij het eigendomsrecht en de belangen van hypotheek
houders zoveel mogelijk moeten worden ontzien. Dit is naar
onze mening bij het onderhavige ontwerp niet in voldoende
mate geschied.
Waar vindt men b.v. de vergoeding geregeld, waar de
eigenaar recht op heeft, nu hem de meerdere waarde, die een
stuk land als bouwterrein heeft, zonder meer wordt ont
nomen? Op de wenselijkheid van regelingen in verband met
de belangen van hypotheekhouders, is hierboven reeds
gewezen.
Wij hopen, dat bij de behandeling van dit ontwerp aan
deze punten de nodige aandacht wordt geschonken, alvorens
het tot wet wordt verheven.
Op het ogenblik, dat wij dit schrijven, zijn in tal van
bladen in ons land advertenties verschenen, die de aandacht
vestigen op de kracht van het coöperatieve landbouwcrediet-
wezen. Doch er volgen er nog meer.
Er volgt een reeks, die met regelmatige tussenpozen zal aan
houden tot het einde van dit jaar, het jubileumjaar van de
Centrale Bank.
Al deze annonces belichten éen of meer facetten van het
bedrijf der coöperatieve boerenleenbanken. Wij zijn ons er
zeer wel van bewust, dat deze advertenties in haar algemeen
heid nimmer de verscheidenheid van diensten kunnen uit
drukken, die de verschillende banken naar haar aard en
ligging bewijzen. Anderzijds is er echter bij de boerenleen
banken zoveel eenheid en zijn er zoveel gemeenschappelijke
belangen, dat één grote, algemene campagne toch aan iedere
bank afzonderlijk ten goede moet kunnen komen. Daarbij is
de spreiding van de advertenties (door middel van de keuze
der bladen) zodanig, dat praktisch het werkgebied van
iedere bank wordt bereikt.
Adverteren is kostbaar en de vraag of van deze vorm van
propaganda gebruik gemaakt moest worden, is tevoren rijpe
lijk overwogen. Ja zelfs dient de vraag te worden gesteld:
moet er wel propaganda gemaakt worden? Is het werk der
boerenleenbanken na vijftig jaar niet zó bekend geworden,
dat ieder van het nut dier banken overtuigd moét zijn? Heeft
juist die halve eeuw arbeid niet bewezen, dat zonder adver
tenties of verdere propaganda tóch wel resultaten kunnen
iworden bereikt?
Bovenstaande vragen zijn door ons niet zonder meer ter
zijde geschoven met het motief, dat andere bankinstellingen
adverteren en dat wij het dientengevolge óók moeten doen.
Door tal van boerenleenbanken werd in de afgelopen jaren
de aandacht erop gevestigd, dat het nodig was meer inten
sief propaganda te maken. Men voelde dit als een noodzaak
aan, juist in deze tijd, nu ook andere bankinstellingen aan
dacht wijden aan het platteland. Maar vooral ook, omdat
men aan het begin staat van een nieuwe ontwikkeling, omdat
de vraag naar landbouwcrediet in sterke mate zal toenemen,
omdat opnieuw het besef Van kracht door coöperatie leven
dig zal moeten worden.
Die noodzaak was er ook, omdat de boerenleenbanken zich
sterker bewust zijn geworden van hun betekenis, die sedert
de jongste oorlog in zo grote mate is toegenomen.
De afgelopen jaren zijn dan ook niet zonder propaganda
geweest. In vele vergaderingèn en bijeenkomsten zijn de be
ginselen der coöperatieve boerenlenbanken uiteen gezet. Het
was ook vaak een propaganda van man tot man. Een lang
zame, maar zekere strijd, die steeds meer medestanders
bracht. Deze laatste vorm van propaganda zal zeker niet ver
waarloosd mogen worden, doch daarnaast is het noodzakelijk
de massa te bereiken. En dan is de advertentie het middel
bij uitnemendheid om zich snel tot een groot aantal mensen
te richten.
Zeker achten ook wij propaganda door middel van adver
tenties niet sterk genoeg om van tegenstanders in éen slag
voorstanders te maken. Ook niet om een rekeninghouder bij
een commerciële bank in één dag te doen overgaan naar een
coöperatieve boerenleenbank. Dat kan met en dat zou zelfs
niet gewenst zijn.
Doch het is nodig de herinnering wakker te roepen aan de
feitelijke betekenis van de boerenleenbank, aan haar ont
staan en aan haar doel. Want die herinering was vaak ver
vaagd en het ontstaan en het doel meermalen onbekend. En
indien door middel van een advertentiecampagne nieuwe
waardering wordt gevonden voor de arbeid der coöperatieve
boerenleenbanken, indien de advertenties een juist begrip
bijbrengen, dan achten wii het doel reeds bereikt. Want dan
zullen zij, die de bank nodig hebben, haar te juister tijd weten
te vinden en haar diensten op orijs weten te stellen.
Doch dit houdt tevens in, dat de coöperatieve boerenleen-