2 Oost-Azië b.v., deze niet konden kopen, tenzij in ruil voor een deel van hun eigen agrarische productie. Deze landen voerden immers van hun productie, die reeds te gering was, een zeker kwantum uit om industriële voortbrengselen te kunnen importeren. Het is duidelijk, dat het voor de ver betering van de voeding geen zin zou hebben nog meer rijst ot grondnoten uit te voeren om er tarwe voor te importereff De grote agrarische exportlanden hadden een deel van het surplus kunnen weggeven, inderdaad, maar men kwam zo ver met; men sleepte de voorraden mee van het ene jaar in het andere en beperkte de productie, soms zelfs door inter nationale afspraken (suiker!). President Koosevelt had de bijzondere gave moeilijke problemen een eenvoudige gedaante te geven en de belang stelling van de mensen ervoor wakker te maken. Hij heeft het voedsel- en landbouwvraagstuk onderkend als het groot ste gevaar voor de vrede. Midden in de oorlog, in 1943, riep hij afgevaardigden van alle geallieerde landen naar de con ferentie van Hot Springs in de Verenigde Staten. Er waren 44 landen vertegenwoordigd. De conferentie stelde vast, dat allereerst getracht moet worden de wereld te bevrijden van de acute honger, maar dat daarnaast onmiddellijk de strijd moet worden gevoerd tegen het tekort. De overwinning vart het tekort was het doel, waarnaar de 44 landen ter confe rentie beloofden te zullen streven. Geconstateerd werd, dat de landbouwproductie in de wereld onvoldoende is voor een behoorlijke voeding van de gehele wereldbevolking en dat eveneens voor een behoorlijke voorziening met andere grond stoffen, die de bodemproductie of de zee opleveren (katoen, linnen, wol, rubber, zout, etc.) de productie ten enenmale onvoldoende is. Twee dingen, aldus werd te Hot Springs geconstateerd, zijn nodig om de beloften die de gezamenlijke regeringen aan hun eigen bevolking en aan de wereld gaven, in te lossen. De productie moet worden vergroot en die meerdere pro ductie moet aan de bevolking ten goede komen. De confe rentie adviseerde verder, dat voor de verwerkelijking dezer punten een permanente organisatie in het leven zou worden geroepen en stelde vast, dat de belangen van landbouw en voeding niet afzonderlijk konden worden behandeld. Hier is de grondslag gelegd van de Voedsel- en Land bouworganisatie der Verenigde Naties, in de wandeling aan geduid met de letters F.A.O., de beginletters van de Engelse benaming, Food and Agricultural Organisation. De F.A.O. werd in 1945 te Quebec in Canada opgericht. Men heeft van het werk van de F.A.O. grote verwach tingen gekoesterd. Er zijn plannen in bespreking geweest, die beoogden de F.A.O. grote bevoegdheden te geven in de verdeling der exportoverschotten, in de voorraadvorming en wat daarmede verband houdt. Het zou erop neer komen, dat er een soort wereldbedrijfschap voor de belangrijkste land- bouwvoortbrengselen zou worden opgericht. De plannen hebben sympathie ondervonden en zijn breedvoerig bestu deerd op een aantal conferenties. Het bleek echter, dat men daarmede te hoog had gegrepen. Hlet zou er immers op neer komen, dat de landen een deel van hun zelfstandigheid op dit gebied zouden moeten prijsgeven en daarvoor bleek het ogenblik niet gekomen te zijn. Sindsdiens is men met de F.A.O. wat dichter bij de grond gaan opereren. Voorshands zal het vooral haar taak zijn voorlichtend te werken op het brede terrein, dat zij moet bestrijken. Zij heeft de zorg voor het samenstellen van goede statistieken, het bevorderen van onderzoek en voorlichting in de landen en vooral het uitwisselen van gegevens. Daarvan kunnen alle deelnemende landen profiteren, Vooral die, welke in ontwikkeling ten achter zijn. De F.A.O. beweegt zich dus, wat het voeren van directe actie betreft, vooral op technisch terrein. Op economisch gebied zal zij zich voorshands moeten bepalen tot onderzoek en studie. De aanbevelingen van de eerste samenkomst der ge allieerde landen (Hot Springs) betroffen a. het opvoeren van de productie en b. het nemen van maatregelen, opdat deze meerdere productie ook inderdaad ten goede zou komen aan de bevolking. Het is duidelijk, dat de F.A.O. zich tot dusverre vooral erop heeft toegelegd de uitbreiding van de productie te stimuleren, maar dat van de verwerkelijking van het moeilijkste gedeelte der opgave nog niet zoveel is terechtgekomen. Nu is het met het probleem van de bestemming der over schotten geheel anders gesteld dan vóór de oorlog. Die over schotten vinden thans nog wel hun weg in de wereld, waar nog alom schaarste heerst. Met de mogelijkheid om voor het surplus een goede betaling te krijgen is het zo gesteld, dat wel is waar de wereldmarktprijzen gunstig zijn voor de produ centen, maar dat de importerende landen, West-Europa in begrepen, op een enkele uitzondering na, thans zó berooid zijn, dat zij alle verkeren in de positie van China van vóór de oorlog. Daarmede is dan het betalingsprobleem ook bezig tot een oplossing te komen, immers Amerika gaat door middel van het Marshall-plan de boel cadeau geven, waar mede dus de tweede wens van Hot Springs, buiten de F.A.O. om, ook in vervulling begint te gaan. Deze tweede opgave, verreweg de moeilijkste, kan natuur lijk op de duur niet vervuld worden met Marshall-dollars alléén. De hulp in deze vorm zal moeten leiden tot verhoging van de koopkracht door toename van de productie, die behalve agrarisch ook vooral industrieel zal moeten zijn. Immers een van de oorzaken van alle narigheden, die in de wereldhuishouding optreden, is de omstandigheid, dat onge veer 70 van de wereldbevolking zijn dagelijks bestaan vindt in de landbouw; slechts 30 daarbuiten. Bij de be perkte hoeveelheid grond, die nu in cultuur is en bij de lage productie per eenheid van oppervlakte, geeft dit de oorzaak aan van het feit, dat de koopkracht van een groot deel der wereldbevolking zeer gering is. Er kan verbetering worden verkregen door industrialisatie der minder ontwikkelde lan den en door technische verbetering van de landbouw. Beide doeleinden kunnen slechts worden bereikt door credieten der rijke landen. Als hiermede door middel van de Marshall hulp een begin is gemaakt, dan mag men constateren, dat er toch na de oorlog enige winst is geboekt op het terrein der internationale samenwerking, zij het dan, dat het enorme gebied ten Oosten van het ijzeren gordijn daaraan niet mede werkt. Overigens is het probleem van zodanige omvang, dat niemand zou mogen verwachten, dat het nog in onze gene ratie geheel tot een oplossing zou kunnen worden gebracht. Met het bovenstaande is in grote lijnen aangegeven, wat zich rondom deze vraagstukken in en na de oorlog heeft afgespeeld. De vraag zou kunnen worden gesteld: wat heb ben onze boerenleenbanken ermede te maken Direct niets, maar indirect wèl, doordat de welvaart van de grote massa hunner leden, de plattelandsbevolking, op de duur afhangt van het al of niet slagen van de pogingen tot ver hoging zowel van productie als verbruik van voedings middelen. Daarom is het nodig, dat wij ons op de hoogte houden van hetgeen hier wordt ondernomen. Wij denken daarbij vooral aan onze tuinbouw. Het heeft slechts een haartje gescheeld of wij zouden reeds aanstonds, vlak na de oorlog en met een hongerend Duitsland naast de deur, kos telijke groenten hebben moeten vernietigen, omdat wij er zelfs tegen afbraakprijzen geen kopers voor konden vinden. Dat gevaar is afgewend, het overschot gaat naar Duitsland en daardoor is een grote schande aan de wereld bespaard gebleven. Wel is waar zijn er nog enige twijfelachtige punten in de betaling dezer groenten, die naar wij vertrouwen met onze Amerikaanse vrienden op bevredigende wijze zullen worden geregeld, maar het belangrijkste is, dat de partijen, die hierbij betrokken zijn, een grote schrik hebben voor een eventuele groentenvernietiging. Er is «dus toch iets veranderd in vergelijking met vóór de oorlog en daartoe heeft het veel vuldige internationale overleg, dat over deze dingen in de laatste jaren heeft plaats gehad, stellig bijgedragen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1948 | | pagina 2