AIFFEISEN-BODE
OFFICIËEL ORGAAN VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE
RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT
NAAR EEN BETERE WERELD?
UIT DE INHOUD
REDACTIE EN
ADMINISTRATIE
KR. NIEUWE
GRACHT 29
UTRECHT
TELEF. 15867
EEN EN DERTIGSTE JAARGANG No. 2
AUGUSTUS 1948
Land- en tuinbouw in de
internationale samenwerking
Als we proberen ons te herinneren, welke verwachtingen
wij gedurende de lange bezettingsjaren hebben gekoesterd
omtrent de wereld, waarin de mensheid na de oorlog zou
mogen leven, dan komen wij, zij het met enige moeite, nog
wel zó ver, dat wij hebben vermoed, dat er orde geschapen
zou moeten worden in een ontzettende chaos. Dat is uitge
komen. De wanorde, die de tweede wereldoorlog heeft
achtergelaten, is enorm.
De gewone wereldburger heeft echter in zijn onschuld ge
loofd, dat er heel wat gewonnen zou zijn, als de schade her
steld zou zijn, het puin opgeruimd, bruggen en wegen her
steld, de hongersnood gelenigd, de gevangenen bevrijd en
de soldaten weer naar huis zouden zijn gekomen.
Te weinig hebben wij de problemen in het oog gehad, die
zouden ontstaan door de grote verschuivingen, die een oorlog
te weeg brengt in de verdeling van de politieke en economi
sche macht. Dit laatste is echter gebleken het essentiële punt
te zijn, de grote belemmering voor een eendrachtig streven
der volkeren naar een werkelijk herstel, naar het tot stand
komen van een wereld waarin vrede, vrijheid en welvaart
heersen.
Men kan zeggen, dat dit een onbereikbaar ideaal is en dat
de geschiedenis leert, dat men zich beter aan de realiteit kan
houden, die hard is en die betekent, dat geen land zich deze
idealen al te zeer kan aantrekken, wanneer het niet door
anderen onder de voet gelopen wil worden. Die werkelijk
heid moeten we inderdaad wel in het oog houden, maar het
is evenzeer een realiteit, dat het verlangen naar een betere
wereld overal in de volkeren leeft en dat iedere regering haar
doen en laten in de ogen van de opinie der wereld recht
vaardigt door vol te houden, dat zij de verwerkelijking van
deze idealen nastreeft. Er zou reden zijn om de regeringen te
verwijten, dat zij onder deze dekmantel allerlei boze dingen
doen, hetgeen in bepaalde gevallen ook wel zo ligt, maar
men moet daarnaast toch ook bedenken, dat de politici het
de verantwoordelijke regeerders in democratische landen niet
zo heel gemakkelijk maken de internationale samenwerking
te dienen, desnoods met terzijdestelling van de belangen van
het eigen land. Want die politici hebben nu eenmaal rekening
te houden'met de beperktere belangen van hun kiezers en
het is in genendele verwerpelijk, wanneer zij daarvoor op
komen en ministers aan hun jasje trekken, wanneer deze wat
al te haastig naar de verwerkelijking van idealen zouden
streven.
Deze dingen moeten wij wel in het oog houden, wanneer
we ons teleurgesteld zouden gevoelen over het resultaat, dat
de menigvuldige internationale beraadslagingen over de pro
blemen van landbouw en voedselvoorziening tot dusverre
hebben opgeleverd. Wij zijn in ieder geval zó ver gekomen,
De grote betekeniswelke internationale samenwerking ook -
voor land- en tuinbouw hebbenzvordt geschilderd in ons hoofd
artikel van deze maand. Wij achten het voor allen, die belang
stellen in het landbouwer cdietzve zen, noodzakelijk zich van het
werk, dat namens de Verenigde Naties in deze wordt verricht,
bij voortduring op de hoogte te houden.
Het bij de Tweede Kamer ingediende wetsonwerp „Rechts
handelingen landbouwgronden heeft ons stof gegeven voor een
uiteenzetting van doel en betekenis van dit ontwerp.
Moeten wij propaganda makenNaar aanleiding van en in
verband met de advertentiecampagne, welke inmiddels een aan
vang heeft genomen, werden door ons in het kort de gedach
ten aangegeven, welke door de propagandacommissie zijn uit
gewerkt en in toepassing gebracht.
Aan de rubriek „In het kort", die helaas enkele imlcn wegens
plaatsgebrek niet kon worden geplaatst, is ditmaal een wat'
grotere plaats ingeruimd. De rubriek Ver enig ingsnieuwsals
mede de advertenties moesten tot het volgende nummer blijven
staan.
dat de problemen gesteld zijn en dat het erkend wordt, dat
zij er zijn.
Dit is het vraagstuk. Het grootste gedeelte van de bevol
king der aarde wordt onvoldoende gevoed. Dit geldt in de
eerste plaats voor de landen, die in hun economische ont
wikkeling zijn achtergebleven bij Europa en de nieuwe
wereld, Oost-Azië vooral, waar een milliard mensen op een
karig menu moet leven en waar ook vóór de oorlog hon
gersnood een regelmatig terugkerend verschijnsel was. On
voldoende voeding komt echter evengoed voor in hoog ont
wikkelde landen. Veelal is het rantsoen te arm aan eiwit,
vooral dierlijk eiwit, vet en vitaminen. En nu stellen we tegen
over deze onvoldoende voeding van minstens drie vierde der
wereldbevolking het verschijnsel van de onverkoopbare
overschotten der agrarische exportlanden, dat wij nog zo goed
kennen van vóór de oorlog, toen in Nederland enorme hoe
veelheden groenten naar de mestvaalt werden gebracht en
toen de boeren en tuinders in alle landen ter wereld slechts
met het kunst- en vliegwerk der overheidsmaatregelen aan
een karig bestaan konden worden geholpen.
Zo bestonden gebrek en overvloed naast elkaar en wij
wisten voor dit probleem geen oplossing. De hongerigen
bleven hongerig en in tal van landen beperkte men de land
bouwproductie om de overschotten, die men met verlies op
de wereldmarkt zou moeten afzetten, zo gering mogelijk te
doen zijn. De groté moeilijkheid was, dat de landen, waar de
overschotten met gemak zouden kunnen worden opgenomen,