F. W. RAIFFEISEN 78 consequenties voort, welke eensdeels verband houden met het heersende wereldvoedseltekort, anderzijds met onze ver minderde koopkracht op de internationale markt, terwijl voorts de loon- en prijspolitiek der Regering op het agra rische leven haar invloed doet gelden. Deze consequenties worden in het algemeen door het agrarische deel der bevol king niet aangenaam gevonden. Dit is volkomen begrijpelijk: de regeringsmaatregelen be perken de boer in zijn bedrijfsvrijheichen die vrijheid is wat door alle tijden heen werd beschouwd als behorende tot het wezen van het boerenbedrijf. Niemand, ook de Regering niet, zal wensen deze beperkende maatregelen langer te laten duren dan strikt noodzakelijk is. Van de strikte noodzakelijk heid op dit ogenblik zij men evenwel overtuigd. Het wereldgraantekort noopt ons er voor zorg te dragen, dat uit de binnenlandse productie zoveel mogelijk con- sumptiegraan beschikbaar komt. Ir. Keyser wees er op, dat de Noodvoedselraad te Washington bij de vaststelling van de allocatie van een bepaald land rekening houdt met de mate, waarin dit in eigen behoefte kan voorzien, de inspan ning, die het zich daarvoor getroost en de voorzieningen, die met het oog hierop zijn getroffen. Aan de maatregelen met betrekking tot de levering van granen valt dus in de naaste toekomst niet te ontkomen, even min aan de controle op de varkens- en kippenhouderij. Dit laatste is een uitvloeisel van het gebrek aan veevoeder en de hierdoor noodzakelijke maatregelen in verband met de be stemming van het in ons land geteelde broodgraan. De heer Keyser memoreerde, dat de Regering zich zeer grote moeite heeft getroost veevoeder aan te kopen in alle delen van de wereld en daarin ook in bevredigende mate is geslaagd. Het uiterste is werkelijk gedaan om de lasten van de graanleve- ring te verlichten. De laatste tijd legt echter het gebrek aan dollars in deze ^veer enige beperkingen op. Loon- en prijspolitiek. Op het terrein van de prijzen der landbouwproducten komt de landbouw in aanraking met de loon- en prijspolitiek der Regering. Dit is een zeer moeilijk vraagstuk, dat sedert geruime tijd in het middelpunt der belangstelling staat. Spr. meende te mogen aannemen, dat men het met het uitgangs punt van deze loon- en prijspolitiek eens kan zijn. Er is alles aan gelegen, dat er orde heerst in de Nederlandse huishou ding en dat het gevaar van oncontroleerbare stijging van lonen en prijzen wordt afgewend. De praktijk van de con trole van lonen en prijzen is echter deel van de verantwoor delijkheid voor de verdeling van de ,maatschappelijke wel vaart. Die verantwoordelijkheid is zeer zwaar. In het afge lopen halfjaar is gebleken, dat de agrarische bevolking er niet altijd van overtuigd was, dat het aandeel, dat zij in de lasten van de Regeringspolitiek heeft te dragen, naar billijk heid is afgemeten. Een en ander heeft geleid tot de bekende interpellaties in de Tweede Kamer, de motie-Groen en het hernieuwd overleg der Regering met de Stichting voor de Landbouw over de prijzen der agrarische producten. Dit overleg'is inmiddels beëindigd. De Regering zal binnenkort haar beslissing mededelen. (Dit is intussen geschied). Ook lichtpunten. Resumerende merkte de heer Keyser op, dat twee fac toren momenteel beslissend zijn voor de positie van de land bouw van ons land. Deze zijn: de schaarste en de daaruit afgeleide loon- en prijspolitiek der Regering. Hierbij gevoelt het agrarische bedrijf zich niet zeer behaaglijk: het is hard werken om het hoofd boven water te houden. Dit is het echter ook voor vele andere groepen van bedrijven. Er zijn evenwel ook lichtpunten: door de oorlogsomstan digheden is in verschillende landen een overheidsbemoeiing met de voedselvoorziening ontstaan, die, wanneer wij een maal de schaarste te boven zullen zijn, zal kunnen groeien tot een permanente zorg der Regering voor de voeding en voedingsverbetering. De afzetmogelijkheden voor de agra rische producten zullen hierdoor gunstig beïnvloed kunnen worden, zodat zich ook voor de Nederlandse boer in de toe komst nog gunstige perspectieven kunnen openen. Op 1 I Maart 1 888, dus thans ongeveer zestig jaar geleden, overleed de grondlegger van het coöperatieve landbouw- credietwezen. Het blad van onze Belgische zusterorganisatie, „Raif- feisen Echo'' genaamd, gaf naar aanleiding van bovenstaand feit een kort overzicht van het leven van Raiffeisen, hetwelk wij hieronder laten volgen: Op 30 Maart 1818 werd in het Rijnland, te Hamm aan de Sieg, Friedrich Wilhelm Raiffeisen geboren. H5j was de derde jongste van negen kinderen. Toen hij amper drie jaar oud was, stierf zijn vader, burgemeester der gemeente. Gezien de familietoestand kon Raiffeisen niet gaan stu deren. De dorpspastoor Seippel had een grote invloed op Raiffeisen en gaf hem zeer dikwijls privaatlessen. Op 1 7- jarige leeftijd (in 1833) trad F. W. Raiffeisen te Keulen als vrijwilliger in dienst. Na drie jaar dienst ging hij, met de graad van onderofficier, naar de militaire school te Koblenz. Rond 1842 kreeg de jonge militair een oogkwaal en moest lange tijd in een kliniek verblijven. Deze ziekte noodzaakte hem de actieve militaire dienst te verlaten. Hij trad aldus in het administratieve kader. In 1845 huwde hij met Emilie Stock uit Remagen. Uit dit huwelijk zijn zeven kinderen gesproten. Raiffeisen nam eerst het ambt van burgemeester waar te Weyerbusch, waar hij tijdens de winter van 1847, ten ge volge van het mislukken van de oojgst, een hongersnood meemaakte. Om de diepbedroefde landbouwers ter hulp te komen richtte Raiffeisen een verbruikscoöperatie op. Dat was het begin van zijn latere coöperatieve werking. Enkele tijd nadien werd Raiffeisen overgeplaatst naar de meer belangrijke plaats Flammersfeld. In zijn burgemeesters- functie voornamelijk leerde Raiffeisen de woekerpraktijken van de handelaars en in het bijzonder van de veehandelaars kennen. •Te Flammersfeld stichtte hij in 1849 een spaar- en leen- kas, genaamd „Flajmmersfelder Hilfsverein zur Unterstüt- zung unbemittelter Landwirte". In 1832 werd Raiffeisen verplaatst naar Heddesdorf (Nieuwied). In deze gemeente richtte hij in 1864 de eerste spaar- en leenkas volgens de definitieve thans nog geldende beginselen op. Te Heddesdorf (Neuwied) stierf ook de vrouw van Raif feisen in 1863; hij hertrouwde in L868. In 1 865 werd Raiffeisen om gezondheidsredenen als bur gemeester op pensioen gesteld. Voortaan zou hij alleen werken voor zijn spaar- en leenkassen. In 1876 ontstond de eerste centrale van de bestaande spaar- en leenkassen: de ,,Zentral Darlehnskasse". De grondslagen van zijn stelsel inzake spaar- en leen kassen dat wij thans ,,Raiffeisen-stelsel noemen heeft Raiffeisen vastgelegd in zijn werk: ,,Die Darlehnskassen- vereine als Mittel zur Abhilfe der Noth der landlichen Bevölkerung, sowie auch der stadtischen Handwerker und Arbeiter", dat in 1866 te Neuwied verscheen. Ofschoon ziekelijk en bijna blind putte Raiffeisen in zijn liefde tot de evennaaste en in zijn christelijk geloof de nodige krachten om zijn weldoende organisaties, die overal stoffe lijke welvaart en maatschappelijke vrede meebrachten, meer en meer uit te breiden. Raiffeisen stierf op 1 I Maart 1 888 te Neuwied aan de Rijn. Gans zijn leven stond in dienst van de evennaaste. Waar nood heerste, sprong hij bij. Zijn wachtwoord was steeds: ,,Gij zult Uw naaste beminnen gelijk uzelf". De christelijke naastenliefde was zijn uitgangspunt en zijn landbouwers gaf hij het wachtwoord mee: „Help U zelf, zo helpt U God". In Neuwied werd voor Raiffeisen een standbeeld opge richt. De twee afbeeldingen op de zijkanten van het voetstuk geven op typische wijze de beide gedachten weer, waarop Raiffeisen zijn stelsel heeft gegrondvest: rechts de Naasten liefde (met onderschrift: „Wat gij aan de minste der mijnen hebt gedaan, dat hebt gij aan Mij gedaan") en links de Eigen Hulp (met onderschrift: „Help U zelf, zo helpt U God").

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1948 | | pagina 6