VRAAG EN ANTWOORD 59 2e. dat hij niet de beschikking heeft over ter beurze ver handelbare effecten en wanneer voor levensonder houd wordt beschikt, dat ook zijn echtgenote niet over ter beurze verhandelbare effecten beschikt. Aan deze voorwaarden ligt het principe ten grondslag, dat vooral bij credietverlening voor langere termijn en voor de bestrijding van de kosten van levensonderhoud eerst alle andere middelen moeten worden uitgeput, vóórdat de geld circulatie door middel van credietverstrekking wordt ver groot. De eis, dat bij aanwezigheid van ter beurze verhandel bare effecten in het geheel geen crediet mag worden ver leend is in zoverre verzacht, dat behalve voor levensonder houd deze eis niet wordt gesteld, indien op redelijke gronden kan worden verwacht, dat het crediet binnen een termijn van ten hoogste zes maanden weer tot nihil is teruggebracht. Dit betekent niet, dat een verleend crediet in lopende rekening binnen zes maanden moet zijn beëindigd. De credietverlening kan voor onbepaalde termijn worden voortgezet, mits de rekening maar niet langer dan zes achtereenvolgende maan den debet staat. Staat de rekening bij aanwezigheid van effectenbezit langer dan zes maanden achtereen debet, dan moet aflossing van het debetsaldo worden geëist binnen 30 dagen, zonodig door middel van verkoop der effecten. Uit het bovenstaande volgt dus ook, dat het wel geoor loofd is op effecten als onderpand binnen de grenzen der algemene vergunning no. 40 crediet te verlenen, mits aan de bovenstaande eis, dat de rekening nooit langer dan zes ach tereenvolgende maanden debet mag staan, wordt voldaan. Op dit punt moeten wij er op wijzen, dat bij credietverlening op onderpand van effecten, zodra het crediet meer dan 10.000.bedraagt, een verklaring van fiscaal geen be zwaar bij de inspecteur der belastingen, gedetacheerd bij de Nederlandsche Bank, gevraagd moet worden. De opgemelde verklaringen moesten zowel bij de opening van het crediet (form. 310) als bij iedere beschikking in debet (form. 311) worden afgegeven door de credietnemer. Dit laatste brengt nog al bezwaren met zich mede. In ver band daarmede heeft de Nederlandsche Bank kunnen goed vinden, dat bij de credietopening en bij bestaande credieten een algemene verklaring (formulieren 310 en 31 IA) wordt afgegeven, waarbij de credietnemer zich verbindt om slechts in het debet te zullen beschikken, indien hij, behoudens een klein bedrag voor normaal kasbeheer, niet over vrij tegoed of betaalmiddelen beschikt en hij (of bij beschikking voor levensonderhoud ook zijn echtgenote) niet beschikt over ter beurze verhandelbare effecten. (Zie hieromtrent onze circu laire no. 17 van 31 Maart 1947). Voorts moet nog, indien gelden voor de uitbetaling van lonen en salarissen worden opgenomen, schriftelijk worden verklaard, dat deze lonen en salarissen voldoen aan de van regeringswege gestelde normen. Ook deze verklaring moest bij iedere opname voor betaling van lonen worden afgelegd, doch ook hier kan thans worden volstaan met één verklaring (form. 283 B; zie hier omtrent onze circulaire no. 40 van 27 Augustus 1947). Wat de beschikking in het debet betreft, moet thans nog een punt behandeld worden, dat van groot belang is. Wij hebben gezien, dat in het debet slechts mag worden beschikt in de gevallen, opgesomd in de algemene vergunning no. 40. Op deze regel bestaat een zeer belangrijke uitzondering, n.1. deze, dat indien een debetsaldo tengevolge van creditering is gedaald beneden het hoogste debetsaldo voorgekomen op of na 30 Juli 1946, in het debet mag worden beschikt onge acht het doel, waarvoor het geld wordt opgenomen, totdat dit hoogste saldo weer bereikt is. In dit geval blijft dus slechts gelden de eis, dat men, behoudens een klein bedrag voor normaal kasbeheer, niet over vrij tegoed of betaalmiddelen beschikt, niet in het bezit is van ter beurze verhandelbare effecten (zoals boven nader omschreven) en ingeval van uitbetaling voor lonen deze voldoen aan de van regerings wege gestelde normen. Tenslotte dient nog besproken te worden de credietver lening tegen onderpand van geblokkeerd tegoed. Uit het samenstel van bepalingen in de Beschikking Deblokkering 1945 en de Afwikkelingsbeschikking Geldzuivering 1947 vloeit voort, dat nieuwe credietverlening tegen onderpand van geblokkeerd tegoed niet meer mogelijk is. Credieten, verleend vóór 30 December 1947 kunnen op de normale wijze worden afgewikkeld. Nadat echter het geblokkeerde tegoed in optierekening is omgezet, kan de credietnemer niet meer de vrije hand gelaten worden in de wijze van besteding van het optietegoed. Slechts met toestemming van de bank kan en mag, tenzij het crediet eerst wordt beëindigd, het tegoed op optiereke ning uitsluitend worden gebruikt voor inschrijving op investe ringscertificaten, waarna de ontvangen recepissen bij nieuwe akte uitdrukkelijk tot meerdere zekerheid aan de bank ver pand moeten worden. (Speciaal in verband met de afwikkeling der geldzuivering) 1Vraag Iemand heeft bij de spaarbank der boerenleen bank twee geblokkeerde rekeningen, resp. met geblokkeerde saldi van 60.50 en 800.Mag het saldo groot 60.50 bij het in werking treden der Afwikkelingsl- beschikking Geldzuivering naar vrije rekening worden over geboekt of dienen wij ons op het standpunt te stellen, dat; bedoelde persoon een totaal geblokkeerd tegoed heeft van 860.50, waarvoor vergunning tot overboeking op optie rekening tot laatstgenoemd bedrag moet worden gevraagd? Antwoord: Het beste is de beide geblokkeerde rekeningen afzonderlijk te houden. De geblokkeerde reke ning ad 60.50 wordt, nu de Afwikkelingsbeschikking Geldzuivering in werking is getreden, omgezet in een optie rekening. Vervolgens wordt het saldo ad 60.50 naar vrije rekening overgebracht. Voor de tweede rekening ad 800.wordt door de rekeninghouder op de voorgeschreven wijze bij de betrok ken ontvanger machtiging tot omzetting in een optierekening aangevraagd. Na verkregen machtiging volgt omzetting in een optierekening. 2. Vraag Een rekeninghouder heeft een geblokkeerde rekening bij de spaarbank boven 500.- en bij de boerenleenbank in lopende rekening van minder dan 500.Moeten deze geblokkeerde rekeningen afzonder lijk worden behandeld of worden samengevoegd? Antwoord: De Spaarbank der boerenleenbank en de Boe renleenbank zelf zijn twee afzonderlijk naast elkaar bestaande rechtspersonen. Ieder bekijkt dus afzonder lijk de geblokkeerde rekeningen van haar cliënten. De ge blokkeerde rekeningen worden dus afzonderlijk behandeld. Voor de rekening bij de spaarbank moet door de cliënt machtiging tot omzetting in een optierekening worden ge vraagd, terwijl de geblokkeerde rekening bij de boerenleen bank zonder meer in een optierekening kan worden omgezet. Overigens merken wij nog op, dat indien een cliënt b.v. bij de boerenleenbank twee afzonderlijke geblokkeerde reke ningen heeft, ieder dezer rekeningen afzonderlijk behandeld kan en mag worden. 3. Vraag Zowel de man, zijn echtgenote, alsmede enige kinderen, hebben bij de spaarbank ieder een geblokkeerde spaarrekening met een tegoed van minder dan 500.Moeten deze spaarrekeningen, van leden van het zelfde gezin, ieder afzonderlijk worden behandeld of moeten de saldi tegoeden van de spaarrekeningen van de echtgenote en kinderen eerst bij het tegoed van de man worden geteld? AntwoordUit het antwoord, hierboven gegeven op vraag 2, blijkt reeds, dat in dit geval iedere spaarreke ning afzonderlijk wordt beoordeeld.. Aangezien iedere reke ning een saldo van minder dan 500.aanwijst, worden deze rekeningen allen omgezet in optierekeningen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1948 | | pagina 3