58 goederen, welke in een onderneming worden gekocht ten einde deze op korte termijn wederom te verkopen, hetzij in onbewerkte vorm, hetzij na bewerking of verwerking in andere goederen. Onroerende goederen of schepen mogen dus in geen geval betaald worden ten laste van een crediet, waarop de algemene vergunning no. 40 van toepassing is. Mede sluit dit in feite in, dat de aankoop van kapitaals goederen, dus goederen, die voor langdurige termijn in het productieproces worden gebruikt, zoals machines en in het landbouwbedrijf ook het vee in de meest ruime zin genomen, in feite niet onder het begrip goederen vallen in de zin van de algemene vergunning no. 40. Dit neemt echter niet weg, dat men het begrip goederen aanvankelijk zeer ruim heeft uitgelegd en daaronder ook kapitaalgoederen heeft begrepen. Dit is niet zo vreemd als dit op het eerste gezicht schijnt. Immers in het lopende bedrijf moeten de aanwezige kapitaalgoederen periodiek worden vernieuwd, hetgeen in het algemeen dient te geschieden uit de gereserveerde af schrijvingen. In sommige gevallen is echter, gezien de hoge kosten der nieuw aan te schaffen kapitaalgoederen, de be spaarde afschrijvingen niet voldoende en worden deze kapi taalgoederen dan ten laste van het crediet betaald. In feite dient het crediet dan ook voor een betrekkelijk korte over bruggingsperiode, n.1. tot dat de afschrijving weer verdiend is. Dit wordt echter anders wanneer het gaat om de aankoop van een gehele bedrijfsinventaris (overname van een bedrijf) of een zeer belangrijke uitbreiding van een bestaand bedrijf. Deze goederen behoren niet uit kortlopend crediet gefinan cierd te worden, doch uit het z.g. lange crediet, voor de grotere ondernemingen dus uit leningen, opgenomen uit de kapitaalmarkt en bij kleinere ondernemingen uit gelden, opgenomen bij beleggingsinstituten (b.v. hypotheekbanken, levensverzekering-maatschappijen, enz.) of bij particulieren. De aard van het bedrijf der boerenleenbanken brengt met zich mede, dat deze zich niet uitsluitend bezig houden met de financiering van het korte crediet, benodigd in de land bouw, doch ook met de financiering van het crediet op lange termijn, met het verstrekken van credieten juist voor de aan schaf der inventarisgoederen. Aan deze vorm van crediet- verlening kunnen de boerenleenbanken deelnemen omdat, zo als de jarenlange ervaring heeft geleerd, in de bij de boeren leenbanken (haar afzonderlijke spaarbanken) gedeponeerde spaargelden een zeer groot vast bestanddeel aanwezig is. Van dit vaste bestanddeel kan een zeker gedeelte worden aange wend voor het verstrekken van de z.g. kapitaalscredieten. Met het oog hierop is het van groot belang, dat de boeren leenbanken een juiste scheiding maken tussen de z.g. eigen lijke spaargelden en de oneigenlijke spaargelden. De eigen lijke spaargelden zijn de werkelijke besparingen, die niet na zeer korte tijd weer aangewend zullen worden. Het zijn het bekende appeltje voor de dorst, het zorgen om een kapi taaltje bij elkander te brengen voor de oude dag en ook de besparingen voor bepaalde doeleinden, b.v. om te zijner tijd een eigen woning te kunnen kopen of bouwen. De oneigenlijke spaargelden zijn gelden, die in afwachting van een spoedige definitieve andere belegging tijdelijk wor den gestort bij de spaarbank of gelden, die tijdelijk in een bedrijf overtollig zijn. Deze gelden zijn alles behalve vast en met het oog op een goede credietpolitiek is het meer dan gewenst, ja een dringende noodzakelijkheid, dat deze on eigenlijke spaargelden worden gescheiden van de eigenlijke spaargelden en daar worden opgenomen, waar zij thuis horen, n.1. bij de deposito's in lopende rekening. Hiertegen over staat dat in de gevallen, dat zich onder de deposito s in lopende rekening gelden bevinden, die onder de rubriek eigenlijke spaargelden thuis horen, het aanbeveling verdient deze naar de spaargelden over te brengen. Het laten staan van deze gelden op deposito's in lopende rekening zal echter niet die zeer slechte gevolgen kunnen hebben, die het op nemen van oneigenlijke spaargelden onder de spaargelden kan hebben. Het eerste kan. slechts tot gevolg hebben een over-liquiditeit en dienengevolge een lagere winst, het tweede een te grote uitzetting op lange termijn met als slot een liqui diteitscrisis. Het is dus wel inderdaad een belang van de eerste orde, dat er zoveel mogelijk op toegezien wordt, dat de oneigen lijke spaargelden gebracht worden op de plaats, waar zij thuis behoren, n.1. op de deposito's in lopende rekening. Wij komen, na ons even op een zijpad te hebben begeven, weer op de hoofdweg terug, waar we aangeland waren bij de ver strekking van lang crediet, dat mede tot het wezen der boe renleenbanken behoort. Ook deze credietverlening moest binnen bepaalde grenzen mogelijk zijn. De eerste stap op deze weg werd gezet met de algemene vergunning po. 5 7, die op beperkte schaal de credietverlening voor kapitaalsinvestering mogelijk maakte, alsmede de ge legenheid opende voor de belegging van tijdelijk niet in het bedrijf benodigde middelen. Wat ons onderwerp be treft interesseert ons de algemene vergunning no. 5 7 alleen op het punt van credietverlening op lange termijn, dus voor de investering in grond, gebouwen en kapitaalsgoederen. Volgens de algemene vergunning no. 5 7 is het de banken toegestaan om crediet, doch alleen in de vorm van voorschot, te verlenen, gedekt door hypotheek, dus kort gezegd: vaste hypothecaire leningen, of voorschotten onder hypothecair verband, waaruit de credietnemer mag betalen wat hij wil. Over het voorschot, onder hypotheek verstrekt, kan de geld- nemer (credietnemer) beschikken zowel voor de betaling van onroerend goed, schepen, aflossing van bestaande schulden, aankoop van kapitaalsgoederen, de overnameprijs van een onderneming of zelfs voor levensonderhoud, zonder enige beperking. De credietnemer is in dit geval geheel vrij in de besteding en van de zijde der banken behoeft in geen enkel opzicht op de besteding van een dergelijk hypothecair voor schot toezicht te worden uitgeoefend. Slechts één beperking is aanwezig en dat is, dat indien deze voorschotten groter zijn dan 50.000.of het per 26 September 1945 bestaande crediet met meer dan 50.000.doen toenemen, toestemming van de Neder- landsche Bank noodzakelijk is. De algemene vergunning no. 5 7 opende dus op beperkt terrein de mogelijkheid tot het verstrekken van de z.g. kapitaalscredieten, doch uitsluitend, wanneer de crediet nemer hypothecaire zekerheid kon stellen. Kan aan deze voorwaarde niet worden voldaan, dan kan niet geholpen worden, tenzij met voorafgaande toestemming van de Neder - landsche Bank. Indien derhalve crediet in lopende rekening (zelfs al wordt daarvoor hypothecaire zekerheid gegeven) of voorschotten, niet gedekt door hypotheek, worden ge vraagd, over welke de credietnemer wenst te beschikken voor de betaling van andere zaken dan in de algemene ver gunning no. 40 genoemd, moet daarvoor, alvorens het cre diet wordt geopend of het voorschot wordt verstrekt, bij de Nederlandsche Bank een z.g. credietdeblokkering worden aangevraagd en wel ongeacht de grootte van het crediet of voorschot. Ligt de besteding van voorschot of crediet binnen het gebied, waarvoor de boerenleenbanken volgens de be staande ontwikkeling ook vroeger crediet pleegden te ver lenen, dan zal in het algemeen de gevraagde toestemming wel worden verleend. De toestemming tot credietdeblokkering moet worden aangevraagd op hetzelfde formulier als waarop aanvragen worden ingediend voor het verlenen van credieten van meer dan 50.000.—. Wij hebben dus gezien, dat bij alle credieten in lopende rekening, ongeacht de gestelde zekerheid en bij alle voor schotten, voor zover hiervoor geen hypothecaire zekerheid is gesteld, uitsluitend mag worden beschikt in de gevallen, opgesomd in de algemene vergunning no. 40. Dit is echter niet de enige beperking bij de credietver lening. Zo zal slechts alleen in het debet mogen worden be schikt, indien en voorzover de credietnemer heeft verklaard: le. dat hij, behoudens een klein bedrag voor normaal kas beheer, niet beschikt over betaalmiddelen of vrij tegoed. Deze eis is duidelijk. Uitzetting van de circulatie heeft niet de minste zin, indien de credietnemer zelf nog over voldoende vrije middelen kan beschikken.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1948 | | pagina 2