6
SLUITING KANTOREN DER CENTRALE BANK
VEREN1GINGSNIEUWS
te verstrekken, doch dit gebeurt in de regel niet, omdat deze
credietbehoefte een jaarlijks terugkerende is.
In theorie zullen beide vormen van credietverlening streng
gescheiden gehouden moeten worden. In de praktijk gebeurt
dit echter niet en het komt meermalen voor, dat een gedeelte
van het crediet in lopende rekening wordt gebruikt voor de
aanschaffing van dode en levende boerderijinventaris.
Men zal er dus rekening mede moeten houden, dat tenminste
de waardeverminderingen van de ten laste van het crediet
aangeschafte inventarisgoederen regelmatig worden terug
betaald. Dit betekent dus, dat het maximum-crediet jaarlijks
met een bepaald bedrag moet worden ingeperkt. De ervaring
heeft geleerd, hoe groot dit percentage der credietinperking
ongeveer moet zijn.
Een andere reden, die tot inperking moet leiden, is de
volgende:
In tegenstelling met de industrie en de handel heeft het
boerenbedrijf weinig neiging om zich gedurende zijn bestaan
uit te breiden. Het bedrijf is eenmaal, in verband met de
beperktheid van het voornaamste productiemiddel, de
grond, aan bepaalde grenzen gebonden en het bedrijf kan
in het algemeen niet uitgebreid worden. Uit deze omstan
digheid vloeit ook voort, dat in het algemeen de behoefte
aan bedrijfscrediet een vrijwel gelijkblijvende zal zijn, mits
de kosten van oogstvoorbereiding door buiten het bedrijf
gelegen oorzaken geen sterke stijging hebben te ondergaan.
Indien in de maatschappij een zekere evenwichtstoestand
bestaat, zal daarom de behoefte aan bedrijfsgeld jaarlijks
ongeveer dezelfde zijn. Hier bestaat dus een tegenstelling
met het industriële- en het handelsbedrijf, waar al naar mate
het bedrijf meer tot bloei komt en zich uitbreidt, de behoefte
aan bedrijfskapitaal en daarmede ook aan bedrijfscrediet
zal toenemen.
In het boerenbedrijf echter zal bij bloei van het bedrijf,
dus wanneer de bedrijfsinkomsten groot zijn, het bedrijf de
beschikking krijgen over meer middelen, die weer in het
bedrijf gebruikt kunnen worden en niet in de vaste investering
der bedrijfsuitrusting behoeven te worden vastgelegd. Dit is
slechts anders, indien tengevolge van nieuw gevonden
methoden van bedrijfsvoering het bedrijf geheel of ten dele
omgezet zou moeten worden.
Bij een gezonde bedrijfspolitiek volgt uit het boven
staande, dat in het algemeen bij een goed geleid landbouw
bedrijf de behoefte aan bedrijfscrediet moet afnemen. Een
gezonde credietpolitiek der boerenleenbanken brengt dus
met zich mede, dat ook de door haar toegestane bedrijfs-
credieten jaarlijks met een zeker bedrag worden ingeperkt.
Er zijn bij het crediet in lopende rekening derhalve
tweeërlei redenen, gelegen in het bedrijf, waarvoor het
crediet is verleend, om dit jaarlijks met een zeker bedrag
te verminderen. Deze noodzaak tot vermindering, inperking
van het crediet wordt daarboven, indien het onder borg
stelling is gegeven, nog eens onderstreept door het belang
van de borgen, van wie niet verlangd kan worden, dat zij
zich voor onbeperkte tijd voor het steeds gelijkblijvende
maximum-bedrag zullen verbinden.
Vooral in de tegenwoordige tijd wordt van de zijde van
de credietnemers veel bezwaar gemaakt tegen de crediet
inperking van in vroegere jaren verleende credieten.
Dit is op zich zelf zeer wel verklaarbaar, daar na de oorlog
de kosten van oogstvoorbereiding zeer zijn gestegen ten
gevolge van het stijgen der lonen en van de prijzen van
kunstmest, zaaizaad, pootgoed, enz. Dientengevolge is de
behoefte aan bedrijfscrediet dus ook toegenomen. Deze toe
genomen .credietbehoefte vindt echter niet zijn oorzaak in
het bedrijf, doch in de zozeer veranderde tijdsomstandig
heden. In deze gevallen dienen de credietnemers zich te
wenden tot de credietverlenende bank en met deze opnieuw
het crediet te regelen, alsmede de door hen te stellen
zekerheid.
Voor de goede orde maken wij er op attent, dat de kantoren
der Centrale Bank op de volgende dagen gesloten zullen
zijn
Donderdag 25 December (Eerste Kerstdag)
Vrijdag 26 December (Tweede Kerstdag)
Zaterdag 2 7 December
Woensdag 31 December (Oudejaarsdag) na 12 uur
Donderdag 1 Januari (Nieuwjaarsdag)
Van de secretaris van het bestuur van de Ring van boeren
leenbanken „Groningen-Oost" ontvingen wij het verzoek het
onderstaande in ons blad te willen opnemen, aan welk ver
zoek wij uiteraard gaarne voldoen:
Op 3 October van het jaar 1922 werd in Café Emmél-
kamp te Groningen besloten tot oprichting van de Ring- van
boerenleenbanken ,,Groningen-Oost".
Het initiatief daartoe kwam van de heer E. E. Cleveringa,
landbouwer te t Zandt, destijds wethouder, later burge
meester der gemeente 't Zandt.
Dit is nu precies 23 jaren geleden. 1947 een jubileum
jaar maar lief en leed volgen elkaar verrassend snel op
in het leven.
Het tragische is, dat de heer Cleveringa, gedurende al die
jaren voorzitter, nu geheel onverwacht door een
noodlottig ongeval om het leven kwam.
De heer Cleveringa voelde steeds warm voor de verbete
ring van het landbouwcrediet en toonde grote belangstelling
voor zijn organen, waarom hem ook de belangen van de
boerenleenbanken en de Ring nauw aan het hart lagen.
Hij was de ziel van de Ring. Zijn adviezen werden op
hoge prijs gesteld. Tevens was hij vriendelijk en joviaal in
de omgang.
Het boerenleenbankwezen heeft zich op verrassende wijze
ontwikkeld, waaraan hij van zijn kant een steentje heeft
bijgedragen.
Daarvoor zijn wij hem dankbaar en wij willen hem eren.
„Partir c'est mourir un peu" zegt fijnvoelend de Fransman.
Maar ook omgekeerd is sterven een „weinig" heengaan.
Voor ons is hij niet ten volle heengegaan. Zijn nagedach
tenis zal bij ons blijven voortleven.
Het Bestuur van de Ring „Groningen-Oost".
Hoogezand, October 1947. G. BOTKE. secretaris.
Bovenstaand ingezonden stuk, dat wij op 6 November
ontvingen, kon niet meer in ons nummer van 1 November
1947 worden opgenomen. Van harte gaarne sluiten wij ons
bij de hierboven weergegeven woorden van de Ring „Gro
ningen-Oost" aan.
Ook wij zullen de nagedachtenis van de heer E. E. Cleve
ringa steeds met grote eerbied en dankbaarheid gedenken,
inzonderheid zijn verdiensten jegens onze organisatie als
voorzitter van bovengenoemde Ring, welke functie de over
ledene gedurende zovele jaren op zo uitnemende wijze heeft
vervuld.
In de Nederlandse Staatscourant van 10 November 1947
vonden wij vermeld, dat bij Koninklijk besluit van 10 Octo
ber 1947 is verleend de eremedaille in goud, verbonden aan
de orde van Oranje-Nassau aan een tweetal functionarissen
onzer boerenleenbanken, te weten aan de heer J. H. Pen-
nings, oud-kassier der Coöperatieve Boerenleenbank te
IJzerlo en aan de heer D. R. Mulder, voorzitter van het
bestuur der Coöperatieve Boerenleenbank te Laren (Gld.
Waar deze onderscheidingen aan de beide boven
genoemde functionarissen verleend zijn in hun kwaliteiten
resp. van oud-kassier en voorzitter van het bestuur ener
boerenleenbank en daarmede derhalve hun verdiensten voor