IETS OVER LANDBOUW- BEDRIJFSCREDIETEN 5 matisch uitvoeren zonder dat voor elk dier mutaties afzonderlijk tevoren vergunning behoeft te zijn aan gevraagd en verkregen. Echter zal de boerenleenbank dan wel driemaandelijks bij de Ned. Bank een verantwoording moeten indienen in de vorm van een afschrift der „bijzondere rekening" met een korte omschrijving der mutaties. Het spreekt vanzelf, dat voor alle andere mutaties dan die, in een goedgekeurde vergunningsaanvraag tot het openen ener „bijzondere rekening" genoemd, steeds tevoren wél afzonderlijk vergunning moet zijn aangevraagd aan en verkregen van de Ned. Bank, behou dens voor die mutaties, welke in het algemeen op guldensrekeningen van niet-ingezetenen zonder vergun ning mogen plaats vinden, zoals door ons sub 1 onder a, b en c genoemd. Mutaties met betrekking tot de be leggingen zelf (zoals verkoop daarvan, enz.) zijn uiter aard ook steeds onderworpen aan voorafgaande goed keuring der Nederlandsche Bank. De Centrale Bank verleent, zoals bekend, desgewenst gaarne haar bemiddeling bij het indienen van alle soorten vergunningsaanvragen. Tenslotte nog enkele algemene opmerkingen ten aanzien van gevallen, welke naar ons is gebleken, zich in de boeren leenbankpraktijk ten aanzien van emigranten kunnen voordoen. Indien landbouwbedrijven e.d. of onderdelen daarvan, welke met door boerenleenbanken verstrekte hypotheken zijn bezwaard, niet door de eigenaars vóór hun vertrek naar het buitenland worden verkocht, bestaat er geen bezwaar tegen, dat in dergelijke gevallen de hypotheken blijven doorlopen. Er moet dan echter wel nauwkeurig worden nagegaan of de eigenaars voldoende guldenstegoed achter laten en/of over voldoende baten, resulterende uit perio dieke inkomsten en uitgaven hier te lande, zullen kunnen beschikken om daaruit hypotheekrente en -aflossing te vol doen, zulks teneinde te voorkomen, dat, de eigenaars een maal in het buitenland zijnde, moeilijkheden met betaling der hypotheekrente en -aflossing ontstaan. In voorkomende gevallen ware door de boerenleenbanken dienaangaande eventueel ook overleg te plegen met onze Juridische afdelir^g. Of en zo ja, in hoeverre het aanbeveling verdient, dat emigranten vóór hun vertrek naar het buitenland hun beleg gingen hier te lande (onroerende goederen, effecten, e.d.) verkopen, is moeilijk te zeggen. Zoals echter reeds in de aanvang van dit artikel werd opgemerkt, wordt aan emigranten in principe slechts één maal een bepaald bedrag aan deviezen door de Stichting Landverhuizing Nederland toegewezen. Hebben emigranten dus een dergelijke toewijzing middels een door genoemde Stichting afgegeven verklaring ontvan gen resp. de toegewezen deviezen gekocht en betaald, dan heeft het voor hen geen zin om tot verkoop van hun beleg gingen hier te lande over te gaan met het oogmerk ook de opbrengst daarvan eventueel naar het buitenland te kunnen laten overmaken, aangezien daarvoor, zoals gezegd, in principe verder geen vergunning meer wordt verleend. Alleen bij het verstrekken van een lening, gedekt door hypotheek (een gewone hypotheek dus) kan het gehele bedrag ineens in contanten worden uit betaald. Als er een crediet in rekening-courant verleend wordt onder dekking van hypotheek, kan ten laste van dit crediet slechts beschikt worden op grond van de algemene vergunning no. 40 of na verkregen vergun ning van de Nederlandsche Bank. Verschillende boerenleenbanken hebben de goede ge woonte om de limite van de door hen in lopende rekening verleende credieten aan het einde van ieder jaar automatisch met een zeker percentage te verminderen, of zoals dit anders wordt uitgedrukt, de verleende credieten in te perken. Deze term .inperking van het crediet" zal voor dit begrip verder worden gebruikt. Tegen deze maatregel ontstaat thans, vooral in verband met de zeer sterk gerezen lonen en prijzen voor kunstmest, zaaizaad en pootgoed een tamelijk ernstig verzet. De vraag rijst nu of dit verzet gerechtvaardigd is. Zoals bekend ligt de taak der boerenleenbanken hoofd zakelijk op het terrein van het voorzien in de crediet- behoeften van de landbouw en daarmede aanverwante bedrijven. Deze credietbehoefte is te onderscheiden in twee grote groepen: 1. financiering van de dode en levende bedrijfsinventaris; 2. financiering van de tijdelijke geldbehoefte in verband met de voorbereiding van de oogst. De financiering van de eerste groep behoort normaal te geschieden door het verlenen van crediet op lange termijn, bij de boerenleenbanken aangeduid als voorschotten. Op deze voorschotten dient jaarlijks in verband met de waarde vermindering der «aangeschafte inventarisgoederen een zeker bedrag te worden afgelost en wel zodanig, dat in het alge meen een dergelijk voorschot binnen een termijn van tien jaar is terugbetaald. Deze voorschotten worden verstrekt hetzij onder zake lijke, hetzij onder persoonlijke zekerheid. Ingeval voor de terugbetaling van het verleende voorschot persoonlijke zeker heid (borgstelling) is gegeven, ziet de borg dus jaarlijks zijn verplichtingen met een bepaald bedrag verminderen en is na het verstrijken van het vooraf overeengekomen aantal jaren van zijn verplichtingen bevrijd, indien en voor zover de hoofdschuldenaar de opgelegde aflossingsplicht nakomt. De borgen hebben uiteraard de bevoegdheid er op toe te zien, dat de hoofdschuldenaar die plicht nakomt. De borgen mogen dus in ieder geval verwachten, dat de voor hen uit de - gestelde borgtocht voortvloeiende verplichtingen in de loop der jaren voortdurend minder worden. De financiering van de tweede groep behoort in het alge meen te geschieden door 'het verstrekken van crediet in lopende rekening. Deze credietvorm verschilt zeer belang rijk van het voorschot. Bij het crediet in lopende rekening heeft de credietnemer de bevoegdheid om naar behoefte tot het overeengekomen maximum (de credietlimite) gelden bij de credietverlene'hde bank op te nemen en deze terug te betalen, zodra hij deze gelden niet meer nodig heeft. Ont staat na de terugbetaling opnieuw geldbehoefte, dan kan wederom beschikt worden. Het crediet in lopende rekening heeft dus geen aflopend, maar veeleer een blijvend karakter, daar bij iedere nieuwe kring van het productieproces op nieuw de behoefte aan bedrijfscrediet ontstaat. Ook deze credieten worden verstrekt hetzij onder zake lijke, hetzij onder persoonlijke zekerheid. In tegenstelling met het crediet in de vorm van voorschot zullen bij het verlenen van crediet als lopende rekening- crediet de verplichtingen van de borg niet jaarlijks afnemen, doch gelijk blijven. Wèl zal die verplichting niet altijd even groot zijn, daar toch in theorie het crediet een gedeelte van het jaar, nadat de opbrengst van de in het productieproces verworven producten is ontvangen, tot nihil moet zijn teruggebracht of zelfs een creditsaldo zal moeten aanwijzen. Het zou nu wel mogelijk zijn om deze credieten jaarsgewijze

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1947 | | pagina 5