4 AFBETALINGEN OP CONSUMENTENCREDIETEN DE GELDZUIVERING (I). reservering in aanmerking worden genomen, welke moge lijkheid ijiet ingang van 1946 is geopend. Onder beperkende bepalingen kan 1 5 °/0 van de fiscale winst als „onbelaste reserve" worden afgesplitst. Stellen wij de opeenvolgende jaarwinsten ongeveer gelijk, dan zal elk jaar een vrijwel gelijk bedrag aan belasting naar de winst worden betaald. Is de bruto boekwinst over een bepaald jaar nu bijv. 5.000.dan is in .dat jaar over het voorafgaande 500.vennootschapsbelasting betaald. De fiscale winst bedraagt dus minstens 5.500.minus 825.onbelaste reserve (15 4.675.Hierover 10 vennoot schapsbelasting en 12 ondernemingsbelasting 1.028.50. Bovendien 4.8 °/ou ondernemingsbelasting over het bedrijfskapitaal. Een verhouding tot de winst is hier moeilijk te geven. Proefondervindelijk komt deze belasting echter dikwijls op 3 van de fiscale winst. In ons voorbeeld derhalve op 140.25. We vinden zo bij een boekwinst van 5.000.een totale belasting naar winst en vermogen van 1.168.75 of -t- 23 Resumerende, is onze conclusie: het maken van winst is met het oog op de huidige belastingen geenszins doelloos. RoncT 76lA °/c van de boekwinst blijft beschikbaar voor reservering. Wij hopen, in vorenstaande beschouwing te hebben af gerekend met een hardnekkige misvatting. Naar aanleiding van enkele vragen, die ons te dezer zake bereikten, geven wij hieronder een beknopt overzicht van de verschillende handelingen bij de afbetaling op consu- mentencredieten. Vooraf mogen we onze lezers verwijzen naar de des betreffende mededelingen in de Raiffeisen-Bode van 1 Augustus 1946 en in onze circulaire no. 85 van 1 No vember 1946. De consumenten-credietnemers worden ten aanzien van de afbetalingen onderscheiden in twee groepen, resp. aan geduid als Afbetalingsgroep I en Afbetalingsgroep II. Hoewel de boerenleenbanken uitsluitend te maken heb ben met groep II, hebben wij volledigheidshalve groep I ook in het kort behandeld. Afbetalingsgroep I. Dit betreft consumenten-credietnemers, die tevens werk nemer zijn. In deze gevallen moeten de afbetalingen door de werkgevers worden ingehouden en geadministreerd. 1De Districtsraad zendt de spaarkaart aan de werkgever van de betreffende consumenten-credietnemer. 2. De werkgever houdt bij elke loonbetaling het op de spaarkaart vermelde afbetalingsbedrag in. 3. Voor het bedrag dezer inhoudingen koopt de werkgever spaarzegels (in de coupures als vermeld op de linker- en rechterzijde van de spaarkaart) en plakt deze.op de kaart in het betreffende vakje. Vervolgens worden de geplakte zegels gedateerd. 4. Halfjaarlijks zendt de werkgever de volgeplakte kaarten aan de Districtsraad in, uiterlijk 26 Juli 1947, 24 Januari 1948, 24 Juli 1948 en 22 Januari 1949. Over de weken, eindigende 2 Augustus 1947, 31 Januari 1948, 31 Juli 1948 en 29 Januari 1949 vinden geen inhoudingen op het loon plaats en behoeven dus ook geen zegels te worden geplakt. 5. De Raad van Arbeid zendt aan de werkgever de souches van de ingezonden spaarkaarten terug. Op deze souches is vermeld de totaal-waarde der opgeplakte zegels. 6. Indien de Districtsraad wijzigingen aanbrengt in het af betalingsbedrag e.d., ontvangt de werkgever een mutatie formulier, aangevende, welke wijziging heeft plaats ge had. Dit mutatieforhiulier wordt op de achterzijde van de spaarkaart geplakt. Afbetalingsgroep II. Tot deze groep behoren de consumenten-credietnemers, die a. zelfstandig neringdoende zijn, b. los werknemer zijn, d.w.z. minder dan 6 weken achter eenvolgens bij dezelfde werkgever werkzaam zijn, c. door de Districtsraad bij deze groep zijn ingedeeld. De handelingen door de bank te verrichten zijn in het kort als volgt samen te vatten: 1De Districtsraad zendt de spaarkaart van de consu menten-credietnemer aan de bank. 2. De bank neemt de afbetalingsbedragen, die bij haar gestort worden, in ontvangst en parafeert daarvoor op de contrakaart, die daarbij wordt overgelegd, met vermel ding van het wekelijks betaalde bedrag in het betref fende vakje op de linkerzijde van de contrakaart. 3. De bank plakt op de spaarkaart van de credietnemer de vereiste spaarzegels. 4. In geval de consumenten-credietnemer in plaats van geld, een uitstelzegel aanbiedt, wordt dit uitstelzegel afge geven door de Districtsraad, op de spaarkaart geplakt, terwijl de contrakaart met vermelding „uitstelzegel" wordt geparafeerd. 5. leder half jaar, uiterlijk binnen 3 dagen na de verval datum, t.w. 26 Juli 1947, 24 Januari 1948, 24 Juli 1948 en 22 Januari 1949, zendt de bank de al of niet vol geplakte spaarkaarten op naar de Districtsraad, tezamen met een in drievoud ingevulde verzamelstaat (form. A-8-0). 6. Op elke spaarkaart worden maximaal 25 zegels geplakt. Over de weken, eindigende op 2 Augustus 1947, 31 Januari 1948, 31 Juli 1948 en 29 Januari 1949 zijn geen aflossingen verschuldigd en worden geen spaarzegels geplakt. 7. De bank ontvangt van de Districtsraad de souches van de ingezonden spaarkaarten terug, vermeldende het totaal afgeloste bedrag, blijkende uit de op de spaar kaart geplakte spaarzegels. Deze door de Districtsraad voor „accoord" getekende souches worden door de bank aan de betrokkenen uitgereikt. 8. Indien de Districtsraad tussentijds wijzigingen aanbrengt, b.v. in het afbetalingsbedrag, ontvangt de bank daarvan een mutatieformulier. Dit formulier moet op de achter zijde van de spaarkaart geplakt worden. 9. De bank kan bij de Districtsraad een declaratie voor vergoeding voor haar werkzaamheden indienen. Deze vergoeding mag 1.25 per halfjaar per kaart bedragen en wordt berekend over het aantal kaarten op 1 Mei resp. 1 November bij de bank in behandeling. De bank mag 1.50 per kaart declareren, in geval zij vrijwillig de controle op de afbetalingen op zich heeft genomen. Bovenstaande* mededelingen treft U uitvoeriger omschre ven aan in de „Richtlijnen" en „Herziene Richtlijnen", uit gegeven door en verkrijgbaar bij de Districtsraad. Uit het indertijd door de regering uitgegeven Witboek inzake de geldzuivering gaven wij in de nummers van 1 No vember en 1 December 1946, alsmede in dat van 1 Januari 1947, van „de Raiffeisen-Bode" een uittreksel. In genoemd Witboek werd door de Minister van Finan ciën openbare verantwoording afgelegd van het door hem

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1947 | | pagina 4