AIFFEISEN-BODE
KR NIEUWE
GRACHT 29
UTRECHT
DERTIGSTE JAARGANG No. 5
1 NOVEMBER 1947
OFFICIÉÉL ORGAAN VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE
RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT
CONCENTRATIE IN HET BANKWEZEN
REDACTIE EN
ADMINISTRATIE
TELEF. 15867
DE FUSIE AMSTERDAMSE BANK
EN INCASSO-BANK.
Zoals uit de dagbladen te lezen valt, hebben directie en
commissarissen van de Amsterdamse Bank en die van de
Incasso-Bank, onder voorbehoud van goedkeuring van de
algemene vergaderingen van aandeelhouders, een overeen
komst gesloten, welke de fusie van beide banken ten doel
heeft.
Een samenvoeging heeft plaats binnen het verband van
de Amsterdamse Bank echter met dien verstande, dat heide
banken naast elkaar als zelfstandige instellingen zullen
blijven voortbestaan in de vorm en op de wijze als in de
overeenkomst tussen partijen is vastgesteld. De verdere
overeenkomst is zeer belangwekkend, maar meer interes
sant voor onze lezers zijn wel de motieven, die tot de over
eenkomst hebben geleid.
Uit de gepubliceerde toelichting van de directies en com
missarissen der beide banken blijken deze tot het besluit te
zijn gekomen op grond van de overtuiging, dat voor de
handhaving van een redelijke rentabiliteit maatregelen ter
bereiking van een zo economisch mogelijke bedrijfsvoering
tijdig genomen dienen te worden. De voortdurende stijging
van de onkosten zo luidt de toelichting heeft de
bedrijfsuitgaven thans reeds opgevoerd tot meer dan het
dubbele van het niveau in 1939. Factoren, welke een daling
van betekenis van het kostencijfer waarschijnlijk maken zijn
niet aan te wijzen.
Het is inderdaad begrijpelijk, dat men onder deze om
standigheden de hoofden bij elkaar, steekt en zich reken
schap geeft van de minder economische werkwijze van
vroeger. Er zijn toch immers wel wat te veel bijkantoren
van de grootbanken in ons land. Als ergens in een platte
landsplaats een bijkantoor van de ene gevestigd werd, dan
haaste een andere grootbank zich er spoedig een bijkantoor
naast te vestigen, om toch vooral niet het verwijt van min
dere activiteit te moeten incasseren. Natuurlijk moest er dan
ook gewedijverd worden naar het mooiste gebouw.
Zo was het ook met de Amsterdamse Bank en de Incasso-
Bank. De Amsterdamse Bank heeft 91 bijkantoren in ons
land en de Incasso-Bank 89, terwijl daarnaast in verschil
lende plaatsen zittingen worden gehouden. In verschillende
plaatsen zijn kantoren van beide instellingen gevestigd en
het is duidelijk, dat door samenvoeging verschillende kan
toren zullen kunnen verdwijnen. Men meent zelfs, dat er een
goede 30 kantoren vrijgemaakt kunnen worden, terwijl in
steden, waar beide instellingen hun kantoren door oorlogs
geweld verloren en waar derhalve nieuwe panden gebouwd
zouden moeten worden, thans met één pand kan worder
volstaan.
Dat hier door rationalisatie inderdaad belangrijke bespa
ring zal kunnen worden verkregen, is duidelijk. Een derge
lijke besparing zal reeds met het oog op de eerder gesigna
leerde sterke algemehe onkostenstijging dringend nodig zijn,
maar ook omdat ernstig rekening gehouden moet worden
met een teruggang der crediteurengelden. De toelichting zegt
daarover verder: „Evenals de abnormale aanwas van de
geldcirculatie sinds 1940 de stijging der crediteurensaldi
stimuleerde, zo moeten de maatregelen der overheid om
het overmatig gezwollen geldvolume binnen meer normale
proporties terug te dringen een tegengesteld effect hebben.
Deze te verwachten teruggang van gelden van derden, ge
paard aan een gedaalde geldrente, moet onvermijdelijk een
nadelige invloed hebben op de voor het bankwezen zo bij
uitstek belangrijke winstbron der rentebaten."
Tot zover het communiqué.
Wij vestigen op deze concentratie in het bankwezen en
vooral op de motieven, welke tot de fusie hebben geleid,
de aandacht, in het bijzonder om na te gaan of er voor ons
iets uit te leren valt.
Reeds lang zien ook wij met zekere bezorgdheid de
onkostencijfers onzer boerenleenbanken stijgen en delen
eveneens de verwachting, dat de toevertrouwde gelden
(spaargelden en creditsaldi in rekening-courant) terug zullen
lopen, terwijl ook nog door de politiek van goedkoop geld
de rentebaten gering zullen zijn.
Het onkostencijfer stijgt noodzakelijk door de aanpassing
der salarissen aan de algemene toestand, door de verhoogde
kosten van kantoorbehoeften, door de hogere eisen, welke
door het publiek gesteld worden, waardoor een kostbaarder
outillage noodzakelijk is (schrijf-, reken- of boekhoud
machines, uitbreiding bestaand gebouw of nieuwbouw)
De toevertrouwde gelden zullen o.i. teruglopen door de
uog te betalen belastingen en heffingen, door de vernieuwing
van de in de oorlog verloren geraakte of versleten machines
en werktuigen, door uitbreiding van de mechanisatie, door
wederopbouw en nieuwbouw en ook door de naar we
hopen tijdelijk minder gunstige gang van zaken in de
landbouwbedrijven in verschillende streken van ons land.
Tenslotte is daar ook nog de grotere credietbehoefte der
coöperaties op het gebied van de landbouw. Ook wij hebben
rekening te houden met de gedaalde rente.
Het zal met dat al voor vele boerenleenbanken moeilijk
worden de eindjes aan elkaar te knopen, vooral voor de
kleinere, tenzij deze de tarieven voor spaargelden en credit
saldi in rekening-courant en van de voorschotten en de
credieten, alsmede de provisies voor de verschillende
handelingen zódanig stellen, dat ze weinig meer afwijken van
die van de commerciële banken.
En dan zou men een door concentratie aanzienlijk sterker
geworden commerciëel bankwezen naast zich vinden, ook op
het platteland, welk bankwezen zou trachten het terrein,
dat het vroeger verwaarloosd heeft, alsnog te winnen, waarbij
uiteraard de grotere bedrijven de meeste aandacht zullen
hebben met achterstelling van de kleinere.
Dan zal tegen bloedaftapping van het coöperatief boeren
leenbankwezen ten plattelande gewaakt moeten worden door
grote activiteit van de zijde der boerenleenbanken en door
aanpassing dier banken aan de eisen van het publiek. Maar
dan zal ook bij de plattelandsbevolking nog meer dan tot
dusverre het bewustzijn moeten leven, dat slechts de eigen
coöperatieve bank, onder bestuur van zelfgekozen leiders,
volledig bekend met personen en toestanden ter plaatse,
de noden en behoeften het beste kan peilen en daarin