COÖPERATIE IN CHINA
UIT ONZE BOERENLEENBANKEN
30
Voor zover wij ons kunnen herinneren werd in de Raiffeisen-Bode
nog nimmer iets opgenomen over de coöperatie in China,
Nu wij in het Augustus-nummer van Co-op", het officiële orgaan
van de Nederlandse verbruikscoöperaties, een artikel aantroffen over
.Coöperatie in het Hemelse Rijk", maken wij gaarne van deze ge
legenheid gebruik in ons blad onderstaande gedeelten uit boven
bedoelde beschouwing over te nemen. Het artikel geeft allereerst een
korte geschiedenis van de Chinese coöperatieve beweging. Deze be
weging is nog jong; haar ontstaan ligt pas 25 jaar in het verleden.
Ze omvatte niet dadelijk alle soorten coöperaties de landbouw
coöperatie en de credietcoöperatie zijn het oudst en tot op heden toe
nog het belangrijkst,
China was, en is nog, een land, waar de landbouw het voornaamste
middel van bestaan is. De bevolking werkt voor 85 pet, in de landbouw
en het merendeel van de Chinese landbouwers zijn kleine boeren met
geen of weinig kapitaalbezit. Tijden van dtoogte en van overstroo
mingen ontnamen dë boer vaak zijn oogst, en soms zijn werktuigen.
Goedkoop crediet was dan een uitkomst, die hem de kans bood om
er weer bovenop te komen. Vandaar dat de landbouwcoöperatie en
de credietcoöperatie (waarvan zich weer de landbouwcredietcoöpe-
ratie het meest ontwikkelde) in China op d'e voorgrond staan.
De overige vormen van coöperatie, die het land kent, ontstonden
eerst later, en voornamelijk onder drang van de oorlogsomstandig
heden. In het ontstaan van de verbruikscoöperatie, de productie
coöperatie en de gemengde coöperatie had de staat in belangrijke
mate de hand, anders dan bij de twee hiervoor genoemde coöperatie-
vormen. Vooral geldt dit voor de gemengde coöperatie, die bedoeld
was als combinatie van productie-, verbruiks- en credietcoöperatie.
Deze vorm is niet levensvatbaar gebleken; in 1940 had ze tenminste
nog maar 0,1 pet, aandeel in de coöperatieve beweging. De verbruiks-
verenigingen en de productieve associaties zijn wèl belangrijk en door
hun opkomst is het aandeel van dë credietcoöperatie in de beweging
dan ook relatief geringer geworden dit is nu 38 pet., dan volgt de
landbouwcoöperatie met 18 pet., de verbruikscoöperatie met 14 pet.
en de productiecoöperatie met 4,9 pet. Dit zijn cijfers voor 1945.
De ontwikkeling van de coöperatieve beweging na de laatste oorlog
geeft een toenemende belangstelling en bemoeiing van de overheid te
zien. De coöperatieve beweging in China is gebaseerd op het plan van
Dr. Soen Jat Sen, die een voorstander was van geleide coöperatieve
economie als nationale politiek, uitgaande van het beginsel ,,een
redelijk bestaan voor allen".
De overheidssteun aan de coöperaties blijkt o.a. hieruit, dat tal van
provinciale overheidsdiensten coöperatie-afdelingen hebben, die niet
alleen belast zijn met de registratie van coöperatieve verenigingen,
maar ook v rantwoordelijk voor de bevordering ervan. Het doel van
de overheid is, dë coöperatie tot een nationale beweging te maken,
ten belangrijke stap in deze richting is het opstellen van een vijfjaren
plan door dë Centrale Coöperatieve administratie, een orgaan, dat
onder het Ministerie van Sociale Zaken ressorteert en het centrum der
coöperatieve organisatie in China is. De Chinese overheid steunt de
coöperatieve beweging ook financieel.
In China zijn velen ervan overtuigd', dat de coöperatieve beweging
een zeer belangrijke taak heeft te vervullen bij de wederoobouw van
het 'and. Verhoging van de levensstandaard van de bevolking is bii
die wederopbouw een van de belangrijkste doelstellingen. En hierbij
zal de industrialisatie een grote rol spelen. In de oorlogsjaren heeft
de Chinese productiecoöperatie zich ontwikkeld tot een beweging van
belang en aan deze productieve associaties wordt dan ook in d-
industrialisatie een aanzienlijke taak toegedacht. In 1944 bedroeg het
aantal geregistreerde industriële coöperaties reeds ruim 5000. Ter
bevordering der onderlinge samenwerking hebben de verenigingen
uuu m vcrsc"^'en^e federaties aaneen gesloten. Deze federaties
hebben ook een coöperatieve bank opgericht, met het doel enerzijds
om door de centralisatie van leningen aan dë leden-coöperaties betere
credietvoorwaarden te verkrijgen en anderzijds teneinde een beter
overzicht te hebben vaji de credieten en van de behoeften op dit
gebied.
De positie van de Chinese Coöperatieve beweging op financieel
gebied is zwak. Dat is ook ^begrijpelijk, want de Chinese boer is arm
en de beweging is nog te jong om zelf belangrijke reserves te hebben
kunnen vormen. De coöperaties zijn aangewezen op leningen, verstrekt
door particuliere banken Tot voor kort was het in het bijzonder de
"Nationale Boerenbank. die de coöperatieve beweging financierde.
Door de inflatie is veel schade gedaan. Het totaalbedrag aan leningen
aan coöperaties, dat thans uitstaat, is tegen de oude koopkracht om
gerekend geringer dan voor de oorlog.
Eind 1946 is er een nieuwe Centrale Coöperatieve Bank opgericht
waarvan het aandelenkapitaal voor het grootste deel aan de regering
behoort en voor een kleiner deel aan de coöperatieve organisaties.
Deze instelling krijgt het toezicht op de locale banken van verschil
lende aard en hun centrales en er zullen filialen van dë C.C.B. worden
geopend in verschillende delen van het land. De taak van de nieuwe
bank is de financiering van de coöperatieve beweging in al haar
onderdelen.
Deze financieringsproblemen vragen vooral om een oplossing wat
betreft het coöperatieve credietwezen aan de boeren. De eerste
credietcoöperaties, die belangrijk werk deden, dateren van de ergste
hongersnoodperiode in de jaren vóór 1921 en sindsdien zijn er overal
dergelijke verenigingen ontstaan, vooral door de actie van de inter
nationale commissie voor hulp aan de hongersnoodgebieden. Dank zij
de credietcoöperaties werden veel boeren verlost van de exploitatie
door geldschieters. Kleine leningen tegen lage interest hielpen hen
om weer vee, gereedschap, zaad, enz. aan te schaffen.
In 1930 waren er al meer dan 900 credietcoöperaties en in 1945
meer dan 6500. Maar om dit belangrijke werk vol te houden en uit
te breiden, is geld nodig uit andere bronnen dan de bijdragen van
de leden van de coöperaties, die voorlopig economisch nog te zwak
staan om hun beweging te kunnen financieren.
Er zijn in China grote plannen op coöperatief gebied en ook zijn
belangrijke ontwikkelingen waar te nemen, vooral in en sinds de laatste
oorlog. Maar die snelle ontwikkeling had niet kunnen plaats vinden
zonder een grote mate van ingrijpen van de zijde der overheid. Hierin
ligt de kracht, maar ook de zwakte van de coöperatie. Zij is niet
spontaan voortgekomen uit een initiatief van de bevolking en ze is
daardoor afhankelijk van niet-coöperatieve instellingen en bemoei
ingen. Veel coöperaties (met name b.v. verbruiksverenigingen) zijn
dan ook niet zuiver coöperatief de leiding wordt soms benoemd door
de hoofden van publieke diensten en niet gekozen door de leden.
Ook de financiële onafhankelijkheid laat zeer veel te wensen over.
Maar men beschouwt dit in China als onvermijdelijk. De armoede
en de zeer gebrekkige opvoeding van de boeren en arbeiders in dit
land belemmeren het ontstaan van een spontane, zelfstandige coöpe
ratieve beweging voorlopig nog dusdanig, dat overheidshulp nood
zakelijk is. Men hoopt, dat door intensieve propaganda en daadwerke
lijke hulp de coöperatieve beweging spoedig zover zal zijn gebracht,
dat zij inderdaad op eigen kracht kan werken en een belangrijke
factor vormen in dë economie van China.
SALARIËRING EN PENSIONNERING
VAN KASSIERS.
Het in ons nummer van 1 September 1947 opgenomen artikel over
bovengenoemd onderwerp, afkomstig van de heer H. Zeeman, voor
zitter van het bestuur der Coöperatieve Boerenleenbank te Schermer-
horn, heeft de heer J. B. Homan, kassier der Coöperatieve Boeren
leenbank te Smilde naar de pen doen grijpen, aangezien z.i. het stuk
van de heer Zeeman niet concreet genoeg is.
Gaarne willen wij de heer Homan de gelegenheid bieden zijn be
zwaren in ons blad ter kennis te brengen.
De heer Homan dan schrijft als volgt
,,Met belangstelling heb ik het artikel van de heer Zeeman, voor
zitter van de Coöp. Boerenleenbank „Schermerhorn", met betrekking
tot de pensionnering der kassiers, waarbij ook de salariëring wordt
aangehaald, gelezen.
Hoewel ik mij met de inhoud volledig kan verenigen, is mij deze
eigenlijk toch niet concreet genoeg, een gebrek, dat m.i. ook aan de
besprekingen op de Jaarvergadering der Centrale Bank kleefde.
Men zegt n.1. wel: De kassiers behoren behoorlijk gesalarieerd en
gepensionneerd te worden en tevens, dat er meer uniformiteit moet
zijn wat betreft de vaststelling er van, maar men laat in het midden,
hoe men aan de normen moet komen en wat deze behoren te zijn.
Daarom lijkt het mij dienstig, waar hier een bestuurslid gesproken
neeit, dat ook de mening van een kassier en dan van een van de
jongeren naar voren komt.
Alvorens mijn zienswijze betreffende de salariëring uiteen te zetten,
zou ik het volgende nog als algemene opmerking willen plaatsen n.1.:
1c. Dat men m.i. te veel van de persoon van de kassier uit het
oog verliest. Waren het vroeger in 't algemeen mensen voor wie het
salaris bijzaak was, die het kassierschap als nevenfunctie hadden en
bovendien meestal wel bemiddeld waren, na de geldsanering is er een
andere generatie van kassiers naast gekomen, voor wie het kassier
schap en dus ook het salaris geen bijzaak is, maar enige bestaansbron.
Bovendien is voor de ouderen, door de veranderde levensomstandig
heden, ook het inkomen als kassier van belang geworden.
2e. Enerzijds mag van de ka/ssiers en verder personeel verwacht
worden dat zij capabel zijn, de belangen van de bank op allerlei ge
bied behartigen en voor haar opkomen (en met enthousiasme) als zulks
nodig is, waarbij als gulden regel nooit uit het oog verloren mag wor
den, dat een ketting nooit sterker is, dan haar zwakste schakel, maar
anderzijds mogen zij ook van de leden verwachten, dat men waar
dering voor hun werk heeft.
In het -salaris geeft men uitdrukking aan deze waardering.
Is dat nu ver beneden dat van ongeveer gelijkstaande functionaris
sen, dan kan rustig de conclusie getrokken worden, dat het werk
niet erg gewaardeerd wordt, hetgeen automatisch een minderwaardig
heidsgevoel zal kweken. Die geringe waardering zal dan meteen de
bank tretfen, hetgeen in het verleden ook geschiedde, wat één van de
redenen was, waarom de boerenleenbanken niet voor vol aangekeken
werden.
Nu de vraag, hoe aan een basis te komen voor de vaststelling van
de salarissen, waaromtrent ik de adviescommissie het volgende ter
overdenking zou willen voorleggen
A. Voor de uiteindelijke vaststelling moet voor de berekening m.i.
niet met de ogenblikkelijke toestand bij de banken rekening worden
gehouden, ook niet met die van het verleden, maar met die welke wii
zullen krijgen, nadat hët grootste gedeelte van het geblokkeerde geld