26
NOODWET
OUDERDOMSVOORZIENING
In de statuten is tevens uitdrukkelijk bepaald, dat blanco-stemmen
ongeldig zijn (art. 45 lid 6).
3. Meerderheid.
Onderscheiden moet worden tussen verkiezingen en benoemingen
enerzijds en besluiten over zaken anderzijds. Voor beide echter geldt,
dat alleen rekening wordt gehouden met de uitgebrachte geldige
stemmen.
Bij de berekening of een meerderheid is behaald, wordt dus geen
rekening gehouden met
1. de personen, die niet gestemd hebben
2. de ongeldige stemmen (daaronder dus begrepen de in blanco
uitgebrachte stemmen).
Voor verkiezingen en benoemingen is vereist de volstrekte meerder
heid der uitgebrachte geldige stemmen (liid 2 van art. 45).
Onder volstrekte meerderheid verstaat men meer dan de helft.
(Voorbeeld in een vergadering zijn aanwezig 95 leden. Er worden
uitgebracht 85 stemmen, waarvan 3 in blanco en 1 ongeldig. Het aantal
uitgebrachte geldige stemmen is dus 81. De volstrekte meerheid is
derhalve 41).
Is geen volstrekte meerderheid verkregen, dan wordt een tweede
vrije stemming gehouden (lid 3 van art. 45). Als ook dan geen vol
strekte meerderheid wordt verkregen, dan wordt een herstemming
gehouden tussen de personen, die de twee hoogste stemmencijfers op
zich verenigden.
Wanneer het geval zich voordoet, dat bij de tweede vrije stemming
één persoon het hoogste aantal stemmen behaalt en de volgende twee
of meer personen elk een gelijk aantal stemmen op zich verenigen,
dan is er eerst nog een tussenstemming nodig tussen laatstbedoelde
personen, teneinde uit te maken wie van hen in aanmerking zal komen
voor de hèrstemming.
Wanneer ten slotte bij de hèrstemming de stemmen staken, beslist
het lot. De loting geschiedt door de voorzitter der algemene vergade
ring. Geloot wordt natuurlijk alleen tussen hen, die in aanmerking
kwamen voor de hèrstemming. De Loting kan op verschillende
manieren gebeuren. Een eenvoudige en goede manier is, dat de voor
zitter de namen dergenen, tussen wie het gaat, op twee papiertjes
schrijft, die papiertjes goed dicht vouwt, ze in beide handen door
elkaar schudt, op de tafel legt en vervolgens iemand uit de vergadering
verzoekt om er één van op te nemen, open te maken en de er op voor
komende naam op te lezen.
Wat besluiten over zaken betreft, hier schrijven de statuten in lid 5
van art. 45 voor, dat deze moeten worden genomen ,,bij meerderheid
der uitgebrachte geldige stemmen". Hier wordt derhalve niet ge
sproken van „volstrekte" meerderheid. Bedoeld is dus de „gewone"
meerderheid. De gewone meerderheid verschilt echter alleen dan van
de volstrekte, wanneer de stemming tegelijkertijd gaat om meer dan
twee mogelijkheden. Gewoonlijk gaat echter een stemming alleen over
twee mogelijkheden, waarover gestemd kan worden bij eenvoudig
„voor" of „tegen". Dan is de gewone meerderheid hetzelfde als de
volstrekte.
4. Versterkte meerderheid.
In dit verband willen we met een enkel woord gewag maken van
het feit, dat de statuten in sommige gevallen een versterkte meerder
heid eisen, n.1. wanneer een besluit moet worden genomen over de
ontbinding der vereniging (art. 52) of over wijziging der statuten
(art. 54). Die versterkte meerderheid bedraagt ten minste drie vierde
der uitgebrachte geldige stemmen.
Voor verdere bijzonderheden zij verwezen naar de genoemde arti
kelen der statuten.
5. Bevoegdheden.
De algemene vergadering, de souvereine macht in de coöperatieve
boerenleenbank, heeft tot taak al die maatregelen en besluiten te
nemen, welke zij in het belang der vereniging acht, voorzover deze niet
aan bestuur en raad van toezicht zijn opgedragen en mits ze niet in
strijd zijn met de wet en de statuten.
Art. 46 zegt, dat de algemene vergadering inzonderheid tot taak
heeft
a. het huishoudelijk reglement vast te stellen en alle besluiten te
nemen, welke zij in het belang der bank nodig acht en die niet
zijn opgedragen aan bestuur en raad van toezicht.
Bij deze vaststelling van het huishoudelijk reglement komen
inzonderheid de volgende punten ter sprake
1. de bepaling van het werkgebied der bank;
2. de betaling bij toetreding, uittreding of ontzetting;
3. de wijze, waarop de algemene vergadering wordt bijeen
geroepen;
4. het hoogste bedrag, dat de (spaarbank der) boerenleenbank
van een persoon en van alle inleggers tezamen mag opnemen;
5. het hoogste bedrag, dat van een rekeninghouder en van alle
rekeningcourantho'uders tezamen mag worden opgenomen;
6. het hoogste bedrag, dat bij de Centrale Bank mag worden
opgenomen
7. het hoogste bedrag, dat door het bestuur alleen en door het
bestuur met goedkeuring van de raad van toezicht aan een
persoonlijk lid of vereniging als voorschot, crediet of garantie
mag worden verstrekt;
8. vast te stellen de boete bij schending van ambtsgeheimen
9. het aantal bestuursleden en leden van de raad van toezicht
te bepalen.
Bovendien kunnen bij huishoudelijk reglement bepalingen
worden gemaakt op grond van art. 20 lid 4, art. 29 lid 6 en
art. 39, dat een zekere graad van bloed- en aanverwantschap
tussen leden van bestuur, van de raad van toezicht en de
kassier, tussen leden van het bestuur onderling en tyssen
leden van de raad van toezicht onderling, is uitgesloten.
b. de leden van de raad van toezicht, van het bestuur en de
plaatsvervangende leden van de raad van toezicht en van het
bestuur te kiezen en te ontslaan, zomede te beslissen iin: de ge
vallen, bedoeld in art. 22 lid 2 (schorsing bestuurslid) en in
art. 35 lid 4 (ongevraagd ontslag van de kassier);
c. de rekening en balans vast te stellen;
d. te beslissen in geschillen betreffende de uitleg van statuten,
huishoudelijk reglement of besluiten der algemene vergadering;
e. te beslissen over een voorstel van het bestuur om een gedeeite
van de zuivere winst overeenkomstig art. 48 lid 4 te besteden
voor doeleinden in het belang van de landbouw.
(Wordt vervolgd).
Bij de wet van 24 Mei 1947 (H 155) werd een voorziening getroffen
voor het verstrekken van ouderdomsuitkerinig' aan bepaalde personen.
In principe is tot de uitkering gerechtigd ieder 65-jarige Nederlander^
a. indien deze leeftijd op 1 October 1947 reeds is bereikt,
b. indien deze leeftijd na 1 October 1947, doch vóór 1 Oct. 1950
is bereikt.
De gehuwde, niet van tafel en bed gescheiden, vrouw heeft uiter
aard niet afzonderlijk recht op de uitkering.
Om in aanmerking te komen voor de nooduitkering dient men dus
65 jaar en bovendien Nederlander of een met Nederlander voor
de toepassing dezer wet gelijk gesteld persoon te zijn. Voor de toe
passing der wet zijn nog geen vreemdelingen met Nederlander gelijk
gesteld.
Om in aanmerking te komen voor de uitkering moet de aanvrager
voorts
1. ten minste zes jaren, voorafgaande aan het tijdstip van de aan
vraag. onafgebroken zijn woonplaats gehad hebben binnen het
Kijk m Europa, dan wel ini Nederlands-Indië of Suriname en
Cura9ao.
Indien de aanvrager tengevolge van de oorlogsomstandigheden
gedurende kortere of langeie tijd in het buitenland heeft ver
toefd, wordt hij toch geacht gedurende die tijdi zijn woonplaats
binnen Nederland te hebben gehad;
2. niet door het uitoefenen van ambacht, nering of ander bedrijf of
beroep als zelfstandige dan wel anderszins door arbeid in zijn
levensonderhoud voorzien;
3. een jaarlijks inkomen hebben, dat minder bedraagt dan een
bepaald bedrag. Dit bedrag is voor gehuwden en ongehuwden
verschillend, terwijl het ook niet voor iedere gemeente op het
zelfde bedrag is gesteld. De gemeenten zijn ingedeeld in 5 klas
sen. Voor gemeenten, ingedeeld in de hoogste klasse (klasse I)
bedragen de grensinkomens voor gehuwden resp. ongehuwden
i ?5' ®n/ voor gemeenten, ingedeeld in de laag
ste klasse (klasse V) in dezelfde volgorde 1.075.— en 675.—
Het inkomen wordt niet berekend op dezelfde wijze als voor de
inkomstenbelasting, voor zover het betreft het inkomen, genoten
uit eigen vermogen. Voor inkomsten uit vermogen zijn speciale
regels vastgesteld. Voor gehuwden wordt het inkomen van de
vrouw geacht inkomen van de man te zijn;
4. voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd, indien hij tot werken
in staat was, regelmatig in het onderhoud van zich en zijn gezin
voorzien hebben.
Komt men in aanmerking voor de nooduitkering, dan bedraagt deze
ten hoogste voor gemeenten, ingedeeld in de eerste klasse, voor ge
huwden 936.— per jaar en voor ongehuwden 528.— per jaar; in de
vijfde klasse achtereenvolgens 792.en 432.
Geniet men wel inkomen, doch minder dan het grensinkomen, waar
boven de uitkering niet meer wordt gegeven, dan wordt de uitkering;
met de helft van het genoten inkomen verminderd. Is het inkomen
niet meer dan 50.per jaar, dan wordt dit buiten beschouwing ge
laten. Voor de berekening van de helft wordt het werkelijk genoten
inkomen afgerond op een vijftig-voud.
Bedraagt het eigen inkomen (niet afgerond), vermeerderd met de
verminderde uitkering meer dan het toelaatbare grensinkomen, dan.
wordt de uitkering teruggebracht tot het grensinkomen is bereikt. De
uitkering bedraagt in ieder geval ten minste 24.per jaar, en wordt:
steeds afgerond, indien het uiteindelijk gevonden bedrag geen tw .alf-
voud is, op het naastliggende hogere veelvoud van 12.