A1FFEISEN-BODE
OFFICIÉÉL ORGAAN VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE
RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT
DE TAAK VAN DE ORGANEN
DER BOERENLEENBANKEN
REDACTIE EN
ADMINISTRATIE
KR NIEUWE
GRACHT 29
UTRECHT
TELEF 15867
DERTIGSTE JAARGANG No. 4 1 OCTOBER 1947
NOG ENKELE BEPALINGEN VOOR BESTUUR,
RAAD VAN TOEZICHT EN KASSIER.
Teneinde niet onnodig in herhalingen te vervallen, worden enkele
bepalingen, die gelijkelijk gelden voor de leden van bestuur en raad
van toezicht en voor de kassier, in de statuten niet vermeld bij de
artikelen, welke aan genoemde organen der boerenleenbank zijn ge
wijd, doch in afzonderlijke artikelen, t.w. art. 37, 38 en 39.
Wij willen de statuten hierin volgen en bedoelde bepalingen hier
in het kort vermelden.
1. Geheimhouding.
In de eerste plaats betreft dit de geheimhouding (art. 37).
Leden van bestuur en raad van toezicht, plaatsvervangende xeden
van deze. colleges en de kassier zijn, aldus het eerste lid van art. 37,
verplicht om stipte geheimhouding te bewaren omtrent alles, waar
van zij in hun functie hebben kennis gekregen.
Deze geheimhoudingsplicht geldt krachtens lid 4 van dit artikel
eveneens voor de plaatsvervangende kassier en het overige perso
neel. Aan hen moet bij hun benoeming deze verplichting worden
opgelegd.
De verplichting tot geheimhouding moet worden opgevat naar de
geest, niet naar de letter. Dit blijkt ook wel uit het eerste lid van
art. 37, dat van de geheimhoudingsplicht uitsluit de verplichting van
de in de aanhef genoemde personen om aan het bestuur en de daar
toe aangewezen ambtenaren der Centrale Bank inlichtingen te ver
strekken, hun verplichtingen ingevolge de wet en hun bevoegdheid
om inlichtingen te geven aan de direct betrokkenen.
Dat de geheimhoudingsplicht niet geldt voor de door de Centrale
Bank te vragen inlichtingen, lijkt ons zonder meer duidelijk.
Koestert men twijfel omtrent het verstrekken van door overheids
organen en -instanties gevraagde inlichtingen, dan wende men zich
om advies tot de juridische afdeling der Centrale Bank.
Wat de aan direct betrokkenen te verstrekken inlichtingen aan
gaat, hiervan laten we enkele voorbeelden volgen
Het bestuur ener boerenleenbank behoeft geen geheimhouding te
betrachten tegenover een borg, die komt vragen hoe de stand is van
een onder zijn borgstelling verleend voorschot of crediet. Evenmin
geldt de geheimhoudingsplicht tegenover een erfgenaam van een
overleden spaarder, die komt vragen welk bedrag de erflater op zijn
boekje had staan.
Teneinde vast te stellen of inderdaad schending van de verplich
ting tot geheimhouding heeft plaats gehad, wordt een gecombineerde
vergadering gehouden van bestuur en raad van toezicht der betrokken
bank, in welke vergadering de beslissing wordt genomen bij geheime,
schriftelijke stemming. Een dergelijke vergadering wordt opgeroepen
en voorgezeten door de voorzitter van de raad van toezicht, tenzij
deze zelf van schending der verplichting tot geheimhouding wordt
verdacht, in welk geval bijeenroeping der vergadering geschiedt door
de voorzitter van het bestuur der betrokken bank, die dan ook tevens
als voorzitter der gecombineerde vergadering optreedt (art. 37 lid 2).
Wordt in deze gecombineerde vergadering inderdaad vastgesteld,
dat schending der verplichting tot geheimhouding heeft plaats ge
had, dan zal de betrokkene verplicht zijn tot betaling van een boete,
waarvan de grootte bepaald is in het huishoudelijk reglement der
bank (art. 37 lid 3).
Het doet ons genoegen tenslotte te mogen en te kunnen consta
teren, dat overtreding van de geheimhoudingsplicht in de praktijk
der boerenleenbanken zo goed als nooit voorkomt.
2. Geld- en effectenhandel.
Art. 38 zegt, dat het uitoefenen van enig beroep in de geld- en
effectenhandel onverenigbaar is met het vervullen van de functie van
lid of plaatsvervangend lid van het bestuur of van de raad van toe
zicht of van kassier. Dit geldt eveneens voor andere beroepen of
functies, die de Centrale Bank als onverenigbaar jnocht aanwijzen.
Aan de Centrale is hierbij het recht van het verlenen van dispen
satie voorbehouden.
Wordt deze bepaling overtreden, dan ontvangt de betrokkene eerst
een waarschuwing. Heeft ook dit niet het gewenste gevolg, dan dient
de betrokkene uit zijn functie te worden ontslagen.
Het wil ons voorkomen, dat deze bepaling der statuten op zich
zelf voldoende duidelijk is en geen nadere toelichting behoeft.
Bij het opnemen van een dergelijke bepaling in de statuten der
boerenleenbanken heeft de bedoeling voorgezeten er zoveel mogelijk
voor te waken, dat botsing van belangen zou plaats vinden. Uit onze
jarenlange praktijk is de wenselijkheid en noodzakelijkheid van een
dergelijke bepaling voldoende gebleken.
3. Bloed- en aanverwantschap.
Tenslotte schrijft art. 39 der statuten voor, dat in het huishoudelijk
reglement van de boerenleenbanken een bepaling moet worden op
genomen, waarbij de verkiesbaarheid of benoembaarheid tot lid van
het bestuur of de raad van toezicht of tot kassier, van personen,
die tot een dezer functionnarissen in zekere graad van bloed- of
aanverwantschap staan, wordt uitgesloten, behoudens dispensatie van
de Centrale Bank.
Waar wij ons in deze artikelen zoveel mogelijk wensen te bepalen
tot de taak van de organen der boerenleenbanken, werd in de hoofd
stukken, handelende over bestuur en raad van toezicht, over boven
genoemde eis niet verder gesproken. Alleen ten opzichte van de
kassier werd een uitzondering gemaakt, teneinde de vereisten voor
de kassiersfunctie zo volledig mogelijk te kunnen weergeven.
Wij menen derhalve met deze korte aanduiding te mogen volstaan.
ALGEMENE VERGADERING.
1. Algemene taak.
De taak der algemene vergadering kan in het algemeen als volgt
worden omschreven „het uitoefenen van de hoogste macht in de
vereniging". Waarin dit bestaat zullen wij aanstonds nader bezien.
Hier worde- alleen nog opgemerkt, dat „de hoogste macht" niet be
tekent, dat de macht der algemene vergadering onbegrensd is. Zij
vindt haar grenzen in de eerste plaats in de statutaire omschrijving
van het doel en bedrijf der vereniging. Wat de algemene vergadering
doet, moet op de statuten berusten; de algemene vergadering mag dus
geen besluiten nemen, waardoor het doel en het bedrijf, zoals in de
statuten omschreven, worden overschreden. In de tweede plaats vindt
de macht der algemene vergadering haar grenzen in de bevoegdheid
van andere organen. Als de statuten de beslissing over een bepaalde
zaak opdragen aan het bestuur of aan het bestuur onder goedkeuring
van de raad van toezicht, heeft de algemene vergadering niet het recht
om over die zaak een beslissing te nemen. Zij is dan aan de macht der
algemene vergadering onttrokken. Dit neemt natuurlijk niet weg, dat
het bestuur de algemene vergadering vrijwillig over een dergelijke
zaak kan raadplegen. Voorts kan de algemene vergadering over een
dergelijke aangelegenheid ook een wens uitspreken (b.v. in de vorm
van een motie). Maar macht heeft zij over die zaak niet.
Getrouw aan de in deze artikelen gevolgde lijn zullen wij ons bij
deze bespreking van de algemene vergadering ook hoofdzakelijk
bepalen tot de taak van dit orgaan.
Over de technische zijden der algemene vergadering, als bijeen
roepen, bijwonen, vertegenwoordiging, voorzitterschap, secretariaat,
stemrecht e.d. spreken wij hier derhalve niet. Deze onderwerpen wor
den behandeld in de artikelen 40 tot en met 44 van de statuten der
boerenleenbanken.
2. Stemmingen.
Het eerste lid van art. 45 schrijft voor, dat stemmingen in de alge
mene vergadering over personen schriftelijk moeten geschieden en
wel met gesloten of dichtgevouwen briefjes, stemmingen over zaken
daarentegen mondeling.
Hoewel het niet de bedoeling is, dat de briefjes door de stemmers
worden ondertekend, zal men, bij gebreke van een uitdrukkelijk voor
schrift daaromtrent moeten aannemen, dat ondertekening niet de
ongeldigheid van het briefje medebrengt.
Wèl zijn echter ongeldig briefjes, die onduidelijk zijn ingevuld,
briefjes, die meer personen aanwijzen dan zij mogen doen, alsmede,
ingeval de verkiezing is gebonden aan een voordracht, briefjes, waarbij
is gestemd op een persoon, die niet op de 'voordracht staat.