21
VAN ONZE BELGISCHE
ZUSTERORGANISATIE
UIT ONZE BOERENLEENBANKEN
en verkoop van consumptiemelk kwamen reeds hier en daar over
eenkomsten tot stand, die weliswaar een beperkter strekking hebben
dan hierboven werd aangegeven, maar principieel er. toch niet van
verschillen Een 'organisatorische basis voor de samenwerking tussen
een melkontvangend en -verwerkend bedrijf zou wel te vinden zijn.
Als gezegd is het vraagstuk van de kapitaalinvestering onder de
huidige omstandigheden van zeer groot belang voor verschillende
soorten van landbouwcoöperaties en al zullen b.v. bij aankoopver
enigingen, veilingen e.d. de zaken weer geheel anders liggen dan bij
de zuivelfabrieken, één ding hebben ze toch alle gemeen, n.1. de nood
zaak om terdege te overwegen of het investeren van grote kapitalen
in uitbreiding en vernieuwing onder de huidige omstandigheden en
gelet de toekomst van de betrokken bedrijven volkomen verantwoord
is te achten.
Wij achten dit van zo groot belang, dat wij de algemene strekking
van de door het bestuur van de Geldersch-Overijsselsche Bond van
Coöperatieve Zuivelfabrieken in dit verband naar voren gebrachte
gedachten gaarne voorleggen aan allen, die bij de landbouwcoöperatie
een functie bekleden.
Ditmaal willen wij een ogenblik de aandacht vragen voor onze
Belgische zusterorganisatie. Belgie telt momenteel 720 boerenleen
banken (of zoals men ze daar noemt Raiffeisenkassen), die aange
sloten zijn bij de Centrale Kas voor Landbouwkrediet van de Bel
gische Boerenbond. Deze Centrale Bank is gevestigd in Leuven. RegeT-
matig ontvingen wij de jaarverslagen dezer instelling, terwijl zowel
vóór als na de oorlog een enk le maal ook persoonlijk contact plaats
vond.
Tot dusverre werd door de Belgische Centrale Bank echter geen
blad uitgegeven, zoals b.v. de Zwitserse Centrale Baink doet (wij
maakten in ons blad van tijd tot tijd melding van dit orgaan).
Zeer tot ons genoegen ontvingen wij echter vorige maand het eerste
nummer van de „Raiffeisen-Echo", 'het maandblad van de Belgische
Centrale Bank, uitgegeven vanaf 1 Juli 1947.
In het nummer van Augustus 1947 is begonnen met het eerste van
een serie artikelen over ,,De taak va« de organen der Raiffeisen-
kassen", een soortgelijke publicatie derhalve als waarmede wij zelf
momenteel in de Raiffeisen-Bode bezig zijn.
Ter inleiding Van deze1 artikelenreeks geeft de Raiffeisen-Echo (en
daarop wilden wij hier in het kort de aandacht vestigen) enkele al
gemene beschouwingen betreffende de gevoelens en de zedelijke ge
steldheid, die bij de uitoefening van hun ambt van sociaal dienstbe
toon bij leden van bestuur en raad vaij toezicht en bij de kassiers
aanwezig moeten zijn.
Een en ander wordt samengevat in de navolgende tien punten
1. De Raiffeisenkas (boerenleenbank) is iets anders dan een zuiver
economische financiële instelling zij is een financiële instelling
met sociale inslag, waarbii een geest van sociaal apostolaat on
misbaar is. Voorop dient derhalve gesteld, dat leden van bestuur
en raad van toezicht en in zekere zin ook de kassiers hun taak
belangeloos uitoefenen. Zij bezetten geen erepost en hebben hun
eigen belangen niet op het oog.
2. Een bestuurslid (waaronder te verstaan in bredem zin leden
van bestuur en raad van toezicht, alsmede de kassiers) moet als
leuze hebben „dienen", daarvoor mag geen 'moeite tp zwaar zijn.
Sociaal apostolaat onderstelt toewijding eh diep gevoelde naasten
liefde. Wie niets over heeft voor anderen, kan geen waar Raif-
feisenwerker zijn.
3. BekwaamheidWie anderen wil leiden en met raad en daad
bijstaan, heeft zichzelf te bekwamen, moet oo de hoogte wezen
van de werkzaamheden. Door offervaardigheid en bekwaamheid
zpllen de bestuursleden het algemeen vertrouwen der leden
winnen en verdienen.
4. Bestuurslid zijn betekent verantwoordelijkheidszin bezitten, op
tijd en stond een beslissing durven nemen in het belang der orga
nisatie. zelfs indien daardoor bepaalde aanvragen van leden
worden afgewezen terwilTe van het algemeen belang. Bij het toe
staan van leningen, het manen en desnoods vervolgen van achter
stallige schuldenaars zullen zij weten op te treden met kiesheid
en onpartijdigheid, maar ook met de nodige wilskracht.
5. Moer en beter dan de gewone leden moeten de bestuursleden
het doel. de opvatting en de geest der Raiffeisenorganisatie be
grijpen. Door lectuur, het bijwonen van de vergaderingen en ge
sprekken met anderen uit de organisatie, kan de kennis van een
en ander worden vermeerderd.
6. Een waar bestuurslid geeft het voorbeeldom vertrouwen te
kunnen wekken vopr de Raiffeisenkas is het plicht zelf vertrou
wen tp hebben en daarvan uiting te geven niet alleen in woorden,
maar vooral in daden dus zelf spaarder zijn, zelf meedoen aan
het gepropageerde giroverkeer.
7. In de Raiffeisenkas gaat het om geldverrichtingen,/dus vertrou
welijke zaken daaruit volgt, dat buiten de vergaderingen de be
stuurders moeten kunnen zwijgen. Zij moeten er een erepunt van
maken in alle omstandigheden, ook in eigen huiskring de geheim
houding te eerbiedigen.
8. Het bestuur der Raiffeisenkas zal vertrouwen stellen in de Cen
trale Kas voor Landbouwkrediet, in haar beheer en haar wer
king en haar toezicht volledig aanvaarden en volgen.
9. Wanneer de bestuursleden zich aan hun taak wijden met over
tuiging en liefde en met de nodige verstandhouding en samen
werking, dan zullen zij de voldoening hebben schoon, verdienste
lijk werk te vérrichten en de uitslagen zulllen niet op zich laten
wachten.
10. Deze overtuiging en liefde zullen de bestuursleden naar^ buiten
uitdragen in hun propaganda' bij kennis, vrienden en familieleden,
bij wier aanwezigheid zij met tact het nut en de noodzakelijkheid
van de Raiffeisenkas zullen verdedigen voor het toestaan van
voordelig landbouwkrediet en bijgevolg voor het aanwerven van
de nodige spaargelden.
Met opzet hebben wij iln de redactie dezer tien punten zo weinig
mogelijk veranderd, teneinde het karakteristieke der zegswijze van
onze Zuiderburen goed te doen uitkomen.
Overigens blijkt uit deze tien punten, dat men in België eenzelfde
hoge opvatting heeft van de taak van allen, die in de organisatie van
het landbouwcred'ietwezen werkzaam zijn en daaraan hun krachten
wijden, als zulks gelukkig in het algemeen ook ten onzent het geval is.
De pensionnering van kassiers.
Van de heer H. Zeeman, voorzitter van het bestuur der Coöpe
ratieve Boerenleenbank te Schermerhorn, ontvingen wij het verzoek
een artikel van zijn hand betreffende bovengenoemd onderwerp in
het eerstvolgende nummer van „de Raiffeisen-Bode" te willen op
nemen.
Gaarne willen wij aan dat verzoek voldoen.
Het artikel van de heer Zeeman draagt het opschrift „Onze kas
siers en de maatstaf, waarnaar de waardering voor hun verdienste
lijk werk lot uiting wordt gebracht" en luidt als volgt
Met de door mij op de voorlaatste Algemene Vergadering der Cen
trale Raiffeisen-Bank gebroken lans voor pensionnering onzer kas
siers, waarbij ik in het bijzonder de ouderen onder hen beoogde,
werd mij van talloze zijden instemming betuigd. Dat jk niet aan de
vele verzoeken, hierop verder in te gaan, heb voldaan, vindt zijn
oorzaak in het feit, dat ik meende in de eerste plaats te moeten
afwachten, hoe Bestuur en Directie der Centrale Bank en de be
stuurders der lokale banken hierop zouden reageren.
Hiertoe kwam ik des te eerder omdat mij bekend was en tevens
ook reeds in dezelfde vergadering door de Voorzitter van het Be
stuur medegedeeld, dat vanwege de Centrale Bank plannen in voor
bereiding waren in verschillende le-emten te dien aanzien te voor
zien. Dat aan de uitvoering dezer plannen inmiddels een vastere vorm
is gegeven, hebben de aandachtige lezers van het jaarverslag der
Centrale Bank en zij, die de mededelingen op de laatst gehouden
Algemene Vergadering hebben gevolgd, mogen constateren. Wanneer
mijn geheugen mij niet bedriegt, is voor dit doel door onze Centrale
Bank een reserve gevormd van f 400.000zegge viermaal honderd
duizend gulden. Als ik de toelichting goed beluisterd heb, zouden
wij deze reserve mogen noemen „Bestrijdingsreserve voor de uit de
pensionnering van oudere kassiers voortvloeiende kosten".
*Wij, voorstanders van een redelijke verzorging van de oude dag
onzer werkers, zullen deze daad van Bestuur en Directie zeker met
instemming en waardering hebben begroet. Dat neemt echter niet
weg, of niet de vraag mag worden gesteld, of het niet mogelijk en
wenselijk ware geweest over de wijze, waarop men verwezenlijking
van het met deze reserve beoogde doel dacht te bereiken, enige
nadere toelichting te geven.
Met het bovenstaande meen ik te hebben voldaan aan het be
antwoorden der over bedoeld- onderwerp tot mij gèrichte vragen. Tot
het stellen van dit antwoord was ik misschien zelfs niet eens ge
komen, ware het niet dat namens de Vereniging van Kassiers in de
Ring Purmerend het verzoek tot mij was gericht over het als hoofd
van dit artikel genoemde onderwerp eens een stukje te willen schrij
ven. De aanleiding tot dit verzoek zou na verkregen inlichtingen de
volgende zijn,
In bedoelde vergadering zouden n.1. naast onderwerpen van alge
mene aard, tevens een onderwerp van bespreking hebben uitgemaakt
de bezoldiging der kassiers, benevens hun verzorging van de oude
dag en eventuële weduwenverzekering. Bij behandeling van dit onder
werp zouden meerdere kassiers te kennen hebben gegeven, dat niet
alleen de pensioen- en weduwenverzekering zeer onvoldoende was
geregeld, maar dat ook het salaris allerminst in overeenstemming
was te achten met de hen ter uitvoering ongedragen taak.
Het was in tegenstelling met deze klachten, dat de kassier van
Schermerhorn, van welke Bank ondergetekende het voorrecht heeft
voorzitter van het Bestuur te zijn, te kennen gaf, dat zowel zijn
salaris, als pensioen- en weduwenverzekering tot zijn volle tevreden
heid geregeld was. Ongetwijfeld werd hierin aanleiding gevonden
namens bedoelde Vergadering tot mij het verzoek te richten, over
bovengenoemd onderwerp een artikel te schrijven en te verzoeken
dit in de Raiffeisenbode te doen opnemen.