[}A|FFfjSEN-BODE OFFICIÉÉL ORGAAN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT DE TAAK VAN DE ORGANEN DER BOERENLEENBANKEN (vervolg) DERTIGSTE JAARGANG ,No. 3 1 1 SEPTEMBER 1947 REDACTIE EN ADMINISTRATIE KR NIEUWE GRACHT 29 UTRECHT TE LEF. 15867 KASSIER. Dc artikelen 35 en 36 van de statuten der boerenleenbanken hande len over de kassier, de plaatsvervanger van de kassier en het even tuele verdere personeel. In hoofdzaak zal het in deze artikelen ver melde betrekking hebben op de kassier is dit niet het geval, dan zullen wij dit afzonderlijk vermelden. 1. Benoeming, schorsing, ontslag. De kassier, aldus art. 35, (eventueel zijn plaatsvervanger en het ver dere personeel) wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het be stuur der bank, onder goedkeuring van de raad van toezicht. Deze laatste goedkeuring is niet vereist voor het verdere personeel. Ten aanzien van de benoeming van een kassier heeft de Centrale Bank het recht van veto: de benoeming geschiedt namelijk onder het voorbehoud, dat de Centrale Bank binnen twee weken, nadat de benoeming haar is medegedeeld, daartegen geen bezwaar maakt Maakt de Centrale Bank binnen de genoemde termijn inderdaad bezwaar, dan wordt de benoeming geacht niet te zijn geschied. Heeft het bestuur der betrokken boerenleenbank reeds vóór de be noeming overleg gepleegd met de Centrale Bank en heeft deze daar bij verklaard tegen de persoon, die het bestuur der boerenleenbank tot kassier wenst te benoemen, geen bezwaar te hebben, dan wordt bij de benoeming het voorbehoud van het inbrengen van bezwaar door de Centrale Bank niet gemaakt. Bij een besluit tot schorsing van kassier of plaatsvervangend kas sier kan het bestuur aer bank bepalen, dat de schorsing onmiddellijk ingaat, zulks in afwachting van de' alsnog te verlenen goedkeuring van de raad van toezicht. Wordt deze goedkeuring niet binnen twee maal vier en twintig uur verleend, dan zal het schorsingsbesluit ge acht worden te zijn. vervallen. De benoeming van kassier, plaatsvervangend kassier en personeel, geschiedt gewoonlijk voör onbepaalde, tijd, al komt het ook vaak voor, dat de benoeming eerst voor een bepaalde proefperiode ge schiedt. Art. 35, lid 4, kent, ingeval van ongevraagd ontslag van de kassier, aan deze het recht toe om gedurende twee weken een beroep te doen op de algemene vergadering. De plaatsvervanger van de kassier en het eventuële verdere per soneel hebben dit fecht niet. Bij schorsing of ontslag moet de kassier de boeken en bescheiden, de kas en alles, wat hij verder van de bank onder zich heeft, onmid dellijk aan het bestuur overgeven. Bij ontslag kan hem décharge worden verleend, doch niet dan na dat een volledige inspectie en controle der boekjes heeft plaats ge had bij deze inspectie en controle moet natuurlijk gebleken zijn, dat bet beheer van de kassier in orde was. 2. Vereiste^ voor de kassier^functie. Wij bedoelen hier uitsluitend vereisten van formele aard. De benoeming van de kassier kan, aldus het laatste gedeelte van het eerste lid van art. 35 der statuten, slechts geschieden onder de voorwaarde, dat hij, alvorens zijn betrekking te aanvaarden, lid wordt der bank, dat hij persoonlijke of zakelijke zekerheid stelt (waarover hieronder nader) en tenslotte (lid 3) dat hij geen lid mag zijn van be stuur of raad van toezicht der bank. Is de kassier bij zijn benoeming nog geen lid der bank, dan zal hij dit, alvorens zijn functie te kunnen aanvaarden, alsnog dienen te worden. Dat de kassier geen lid mag zijn van bestuur of raad van toezicht der bank, wil niet zeggen, dat een lid van deze colleges niet tot kas sier benoembaar zou zijn, maar alleen dat een dergelijk lid, dat tot kassier is benoemd, voor het lidmaatschap van bestuur of raad van toezicht moet bedanken, alvorens als kassier in dienst der bank te kunnen treden. Deze bepaling dient ter voorkoming van het samen vallen van functies, die niet bij elkaar behoren. 'Een derde vereiste is, dat de kassier bij zijn benoeming niet in zekere graad van bloed- of aanverwantschap tot leden van bestuur of raad van toezicht mag stadn (als regel wordt hier genomen de derde graad). Dit vereiste is neergelegd in he*! huishoudelijk reglement. Heeft de benoeming tot kassier plaats gevonden en ontstaat later aanverwantschap (zwagerschap) tussen de kassier en een lid van bestuur of raad van toezicht, dan zal één van beide moeten bedanken. Men zie hiervoor art. 13 van het huishoudelijk reglement der boerenleenbanken. Van de genoemde vereisten geldt het eerste (lidmaatschap van de bank) niet voor de plaatsvervangende kassier en voor het verdere personeel. Het tweede (geen lid zijn van bestuur of raad van toezicht) geldt voor het verdere personeel, maar niet voor de plaatsver vangende kassier. Hieruit volgt derhalve, dat een lid van bestuur of raad van toezicht tot plaatsvervangende kassier mag worden be noemd. Wat tenslotte hef derde vereiste betreft (de bloed- en aanverwant schap), dit geldt noch voor de plaatsvervangende kassier, noch voor het verdere personeel. 3. Rechtsverhouding. De rechtsverhouding, welke er bestaat tussen de bank en de kas sier is die van arbeidsovereenkomst. De kassier toch is arbeider in de zin der wet, in dienst der bank (het woord „arbeider" in de wet op het arbeidscontract heeft een algemene betekenis ook de pre sident der Nederlandse Bank is in deze zin „arbeider" Dat tussen de kassier en de bank een arbeidsovereenkomst bestaat, brengt mede, dat de wettelijke bepalingen hieromtrent op de verhouding biank- kassier van toepassing zijn. In het dagelijks leven, als alles goed gaat, merkt men van die bepalingen natuurlijk niet*. Alleen wanneer er moeilijkheden komen (b.v. ongevraagd ontslag) zal men er rekening mede moeten houden. De juridische afdeling der Centrale Bank is in dergelijke gevallen steeds gaarne bereid de betrokken besturen van advies te dienen. Art. 36, lid 2, zegt, dat de rechten van de kassier, zijn verplich tingen, bevoegdheden, salariëring en eventuële pensionnering, ge regeld zullen worden bij een schriftelijk arbeidscontract met volmacht en instructie. Wij wezen hier bereids op bij de bespreking van de taak van het bestuur (punt 3). Nogmaals willen wij de aandacht er op vestigen, dat het opmaken van een dergelijk schriftelijk contract zeer gewenst moet worden ge acht. Het is immers altijd goed om een overeenkomst schriftelijk vast te leggen, teneinde de wederzijdse rechten en verplichtingen volledig zwart op wit te stellen. Bovendien kan men daarbij ook nog die zaken regelen, welke niet in de statuten zijn vermeld en die anders wellicht over het hoofd gezien worden. Wij noemen o.a. de bepaling, dat het d.e kassier verboden is om bankzaken voor eigen rekening te verrichten, op welk verbod wij aanstonds nog nader terug komen. Zoals wij ook reeds eerder schreven is een model-volmacht met in structie bij de afdeling inspectie der Centrale Bank verkrijgbaar. Dat naast het arbeidscontract een afzonderlijke instructie wordt opgemaakt, heeft de volgende reden: De werkzaamheden van de kassier worden in de statuten slechts zeer in het algemeen aange geven. Ook bij een arbeidscontract kan niet te zeer in bijzonder heden worden ^gedaald; bovendien moet het bestuur de bijzonder heden van de taak van de kassier kunnen wijzigen en dit zou, wanneet- zij in het arbeidscontract waren vastgelegd, slechts met goedkeuring van de kassier mogelijk zijn. Daarom is het gewenst de bijzonderheden neer te leggen in een instructie. De opgemaakte volmacht moet berusten bij het bestuur der boerenleenbanken of bij de Centrale Bank. Volgens de wet moei opgave worden gedaan aan het Handelsregister. Een dergelijk contract is vrij van zegel. Inzonderheid wanneer tussen bank en kassier bijzondere dingen worden overeengekomen, is het des te meer gewenst om een schrifte lijk contract op te maken. Soms wordt er wel eens mede volstaan de overeenkomst met de kassier neer te leggen in de notulen. De notulen vormen echter geen

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1947 | | pagina 1