HET WETSONTWERP „MUNTWET 1947" 13 sumptie, kunnen wij arbeid en goederen vrijmaken voor investerings doeleinden of voor export, waarmede wij de invoer van voor in vestering bestemde importgoederen kunnen betalen. Dit stelt reeds thans, maar zeker voor de toekomst, hoge eisen aan de spaarcapa- citeit van ons volk. Ook de president der Nederlandsche Bank meent, dat het onjuist is om op grond van het feit, dat in 1946 de terugbetalingen bij de spaarbanken de inleggingen overtroffen, te concluderen, dat de spaar zin van ons volk verminderd is. Dr. Holtrop twijfelt er aan of wel alle organen der overheid vol doende doordrongen zijn van het besef, dat iedere uitgave, waartoe zij overgaan, een vermeerdering van dat tekort van het staatsbudget betekent en dat iedere vermeerdering van dat tekort of een voor het herstel van ons land noodzakelijke investering onmogelijk maakt ot wel een nieuwe stap betekent in de richting van inflatie. Met nadruk wordt gewezen op het feit. dat geblokkeerde gelden geen werkelijke koopkracht vertegenwoordigen, dat er geen hoeveel heid goederen tegenover staat en dat het vrijgeven der geblokkeerde bedragen voor investeringsdoeleinden neerkomt op het creëren van evenzo veel nieuw geld. Ernstig noemt Dr. Holtrop de bezwaren van de vermogensheiiing ineens, voor zover die rechtstreeks het bedrijfsleven freft, hetgeen met name het geval is voor de firma, en indirect ook veelal voor'de besloten vennootschap. Matiging ten aanzien van het tarief der hef fing moge overwogen worden teneinde aan deze bezwaren zoveel mogelijk tegemoet te komen. De ontwikkeling van prijzen, lonen en kosten van levensonderhoud vertoonde in 1946 een bevredigend beeld, dat getuigt van het succes der gevolgde prijs- en loonpolitiek, die gericht was op handhaving van het evenwicht tussen lonen en kosten van levensonderhoud en voorkoming van inflatie. Men dient zich wèl te realiseren, dat de kosten van levensonder houd alleen zo laag gehouden konden worden door de subsidie, welke de overheid hieraan bijbetaalde (over 1946 meer dan 450 millioen), alsmede door de voortgaande fixatie van de huren op het peil van 1939 (maatregelen, die op de duur geen van beide kunnen worden volgehouden). Men dient zich dan ook met bezorgdheid af te vragen of het reële loon in ons land op het huidige niveau gehandhaafd zal kunnen blijven. Een spoedige daling van de voedselprijzen op de wereldmarkt en een stijging van de arbeidsproductiviteit in het binnenland lijken ons daartoe onmisbare voorwaarden. De toeneming van de geldhoeveelheid in 1946 met in totaal 2003 millioen vindt voor het belangrijkste deel haar oorzaak in de over heidsfinanciering verder in de regelmatige deblokkeringen op ver gunning van de Nederlandsche Bank en in de uitbreiding der crediet- geving door de banken Hoewel de omvang van de circulatie in verhouding tot het nationale inkomen belangrijk groter is dan vóór de oorlog, zijn deze verhou dingen naar de mening van Dr. Holtrop toch niet abnormaal. De relatieve stijging van de geldcirculatie ten opzichte van het nationale inkomen, welke stijging voor ons land omstreeks 29 pet. bedroeg, was in Engeland 33 en in Amerika 37 pet, KAPITAALMARKT EN GELDMARKT. Uit dit gedeelte van het verslag van de president der Nederland sche Bank stippen wij slechts aan, dat onder het hoofd ,,De kapitaal markt" hoofdzakelijk gehandeld wordt over de beurs en de effecten handel, terwijl dit gedeelte besloten wordt met enkele opmerkingen omtrent de ontwikkeling der spaaractiviteit. Uit de gegeven cijfers blijkt, dat de ontwikkeling van de verhouding tussen stortingen en terugbetalingen over 1946 bil de algemene spaarbanken aanzienlijk gunstiger was dan bii de Rijkspostspaarbank. Vergeleken met 1938 werd in 1946 bij de Rijkspostspaarbank ongeveer 21/6 pet. minder in gelegd en 168,6 pet. meer terugbetaald. Bij de algemene spaarbanken werd in 1946, vergeleken met 1938, bijna 30 pet. meer ingelegd en ruim 67 pet. meer uitbetaald. Aan de hand'van cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek met betrekking tot de uitgaven in 147 gezinnen blijkt, dat gedurende het tweede kwartaal 1946 de uitgaven van deze gezinnen de inkomsten hebben overtroffen, zodat intering plaats vond. Deze bedroeg voor de inkomensgroep van f 30 tot 40 per week 5,56 pet. voor de groep van f 40 tot 50 per week 5,04 pet. en voor de groep van 50 tot f 60 per week 6,82 pet. De afdeling ,,De geldmarkt" gaat over schatkistpapier. Hiervan stond per 31 December 1946 uit f 5,963 milliard (v.j. 8,764 milliard) De vlottende staatsschuld bedroeg per ultimo 1946 netto 7,281 milliard (v.j. 7,729 milliard). De totale staatsschuld was eind 1945 21 milliard en eind 1946 24,9 milliard. INTERNATIONALE MONETAIRE ONTWIKKELING. Over de internationale monetaire ontwikkeling is weinig te ver melden Dr. Holtrop maakt hier enkele oomerkingen over de werking van het Internationale Monetaire Fonds. Dit Fonds heeft ten doel de regeling van het international? betalingsverkeer, waarbij vaststelling en handhaving der wisselkoersen, alsmede opheffing van deviezen- benerkingen op de voorgrond staan. Het was van den beginne af duidelijk, aldus Dr. Holtrop, dat men onder de tegenwoordige, moeilijke omstandigheden niet in staat zou zijn een bevredigende regeling van het internationale betalingsverkeer te bewerkstelligen zonder mede de mogelijkheid te openen tot het opnemen van lang crediet. Met het oog daarop is naast het Fonds opgericht de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling. Aanvragen om crediet bij deze bank, ten doel hebbend de financiering van projecten van weder opbouw en ontwikkeling zullen de voorkeur genieten. BIJZONDERE WERKZAAMHEDEN VAN DE NEDERLANDSCHE BANK. Van de werkzaamheden, waarin de bijzondere omstandigheden, waar onder wij leven, duidelijk weerspiegeld worden, noemt het ve£slaJj in de eerste plaats het toezicht op het bankwezen. De in dit verband door Dr. Holtrop gemaakte opmerkingen inzake de credietverlening namen wij bereids op irn de Raiffeisen-Bode van 1 Ju™ 1947, bldz. 6. Ter illustratie van de ontwikkeling van het Nederlandse handels bankwezen in 1946 is een tabel opgenomen, aangevende maandcijfers van 44 banken. Onder deze 44 banken zijn begreoen. zoals het verslag aangeeft, de beide centrales van de boerenleenbanken. De gegevens der centrales zijn in deze tabel gecombineerd met die van de bij haar aangesloten locale boerenleenbanken. De werkzaamheden der Nederlandsche Bank op het gebied der geldzuivering en deblokkering ondergingen in het jaar 1946 nog geen inkrimping. Zij hadden voornamelijk betrekking op de deblokkering van krachtens de geldzuiveringsvoorschriften geblokkeerde tegoeden. Ten behoeve van het bedrijfsleven, hetwelk behoefte ging krijgen aan liauide middelen, werd een regeling ontworpen teneinde het mogelijk te maken deblokkering te verlenen vo°r bet weder op bouwen van een zogenaamde „ijzeren voorraad",noodzakelijk ter waarborging van een regelmatige gang van zaken in het bedriif. Ter beoordeling in hoeverre en in welke gevallen voor herstellingen en investeringsdoeleinden deblokkering kon worden verleend^ alsmede in hoeverre kon worden toegestaan op emissies in te schrijven met geblokkeerd tegoed, werd door de Minister van Financiën een Investeringscommissie ingesteld. Ten aanzien van de credietverstrekking door de banken werd door de belastingdienst een regeling ontworpen, zulks in overleg met de Nederlandsche Bank, waarbij die dienst onder bepaalde voorwaarden bereid is afstand te doen van zijn voorrang oo vermogensbestand delen welke dienen tot onderpand van door banken verleend crediet. Gedurende het laatste kwartaal van 1946 werden door de Neder landsche Bank in totaal 91.885 deblokkeringsaanvragen behandeld. Hiervan werden 54.731 aanvragen toegestaan tot een totaalbedrag van 118,7 millioen. Meer dan de helft van dit bedrag had betrek king op speciale deblokkeringen ten behoeve van hvpotheekbanken in verband met de intrekking van de achtste aanvullingsbeschikking. Zeer veel werkzaamheden had de Nederlandsche Bank in 1946 met de uitvoering van de deviezenregeling. Allereerst ten aanzien van het aanbieden van vorderingen oo debi teuren in het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten, alsmede het vorderen der aangeboden activa. Verder de aanvragen tot het bekomen van deviezenvergunningen in 1946 werden door de Nederlandsche Bank ruim 200000 vergun ningen verleend (hieronder zijn niet begrepen de deviezenvergun ningen, die rechtstreeks met de goederenvoorziening van Nederland door invoer uit het buitenland verband houden en evenmin de uitvoer vergunningen in het goederenverkeer). Wèl werden door de Nederlandsche Bank_behandeld de aanvragen tot het verkriigen van deviezenvergunningen voor transitozaken. Gedurende het tweede halfjaar van 1946 werden 50.681 vergun ningen voor reisverkeer afgegeven. De Nederlandsche Bank was verder belast met de uitvoering van het betalingsverkeer met het buitenland op grond van met andere landen gesloten monetaire overeenkomsten. Tenslotte strekten de bemoeiingen der bank zich uit tot het deblok keren der Nederlandse activa in het buitenland, welke activa op 24 Mei 1940 in fiduciaire eigendom aan de Nederlandse Staat zijn overgegaan. Het overige gedeelte van het verslag^wordt ingenomen door perso nalia en een beschrijving van het eigenlijke bankbedrijf gedurende het verslagjaar. Het geschrevene wordt nog zeer verduidelijkt door 34 tabellen en een negental bijlagen, Dezer dagen is verschenen een ontwerp van wet, houdende een nieuwe regeling inzake het Nederlandse muntwezen. Als munten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel tot be perkt bedrag zullen we hebben de zilveren rijksdaalder en de zil veren gulden (beide tot 50.het nikkelen kwartje en dubbeltje

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1947 | | pagina 5