7
DE HERSTELBANK
saksische landen hebben, dient niet uit het oog te worden verloren,
dat Nederland in feite een delta van een groot Europees stroom
gebied is.
Visserij (A. G. U. Hildebrandt, chef van de afdeling Visserij van het
Landbouw-Economisch Instituut te den Haag).
Voor ons land een belangrijke tak van bedrijf in verband met onze
ligging. Bovendien werkgevend aan scheepsbouw, reparatiebedrijven,
ijslabrieken, visconservenfabrieken. Tenslotte heeft de vissersbevol
king door zijn speciale karaktereigenschappen een niet te onderschat
ten sociale betekenis voor de gehele vissersbevolking.
Van de vissersvloot ging ongeveer 40 pet. verloren.
Ten aanzien van het economisch herstel doet zich de vraag voor
herstel of nieuwbouw (dit laatste met het oog op de verouderde vaar
tuigen).
Uedacht wordt door snelvriezen de haring te kunnen bewaren tot
na het haringseizoen.
Modernisering moet ook mogelijk maken, dat regelmatig uitgevaren
kan worden.
Met het oog op de financiering van dit alles wordt gedacht aan de
oprichting van een Visserijbank, waarbij ook de overheid geïnteres
seerd is. Sociale voorzieningen, onderwijs en/ voorlichting zijn nog
onvoldoende. Deelname aan de walvisvaart is voor ons land thans gun
stig in verband met het uitvallen Vian Duitsland en Japan.
Hier te lande is triaan een gewild artikel, terwijl Nederland daar
naast ook een belangrijk aandeel had in de internationale handel.
Indien wij tegen het boek, waaruit wij hierboven het een en ander
weergaven, al enig bezwaar zouden willen aanvoeren, zou di. zijn,
dat er tussen de bijdragender verschillende schrijvers onvoldoende
verband bestaat. Daardoor komt de breedte van het door de auteurs
weergegevene meer op de voorgrond dan de diepte.
Voor niet-deskundige lezers, voor wie het boek toch in d<? eerste
plaats bestemd is, ontbreekt hierdoor de mogelijkheid om inzicht te
verkrijgen in de samenhang der verschillende economische verschijn
selen. Is men echter over dit bezwaar heengestapt, dan leest men/ het
boek met genoegen, aangezien ieder der auteurs deskunige is op zijn
gebied en daarover vele waardevolle informaties verstrekt.
Ons gewerd het verslag van de directie van de Maatschappij tot
Financiering van het Nationaal Herstel N.V., over het eerste boekjaar,
lopende van 1 November 1945 - 31 December 1946. Wegens de be
langrijkheid van de stof, die hierin behandeld wordt, in het bijzonder
voor de oorlogsgetroffenen, menen wij goed te doen een groot ge
deelte van de algemene beschouwingen onder de aandacht van onze
lezers te brengen.
Wij namen het volgende over
,,De rechtvaardiging van de ruime doelstelling van onze vennoot
schap is gelegen in de gevolgen, welke de tweede wereldoorlog voor
het economisch leven van ons land heeft gehad. Die gevolgen zijni o.a.
tot uitdrukking gekomen in een nagenoeg volkomen uitputting van
de reserves ;aan grondstoffen en verbruiksgoederen, zo goed als in een
door het oorlogsgeweld op grote schaal teweeggebrachte vernietiging
van productiemiddelen. Deze verarming heeft mede haar terugslag
gevonden op de geld- en kapitaalmarkt, waar het verkeer bovendien
ernstig wordt belemmerd door de saneringsmaatregelen, waartoe de
overheid ten aanzien van het geldwezen heeft moeten besluiten. De
door het staatsbudget gestelde fiscale eisen hebben ten slotte hun
stempel gedrukt op de kapitaalmarkt, doordat zij de toevloeiing van
middelen voor de financiering van het herstel langs de oude be
proefde wegen ernstig belemmeren.
Een niet minder op de voorgrond tredend gevolg van de oorlog is
gelegen in de diep ingrijpende verandering in de materiële bestaans
voorwaarden voor ons land en in een daaruit voortvloeiende wijziging
van 's lands economische structuur. In dit verband spreekt bijvoor
beeld de ineenstorting van ons natuurlijk achterland op het ogenblik
al te duidelijke taal, omdat het zowel als afnemer van een groot deel
van ons nationaal product als in zijn hoedanigheid van leverancier
van tal van grondstoffen en halffabrikaten op bedenkelijke wijze aan
betekenis heeft verloren, terwijl ook de ontwikkeling van onze be
trekkingen met de overzeese gebiedsdelen ons voor tal van vraag
stukken plaatst.
De omstandigheden dwingen ons volk daarom nieuwe wegen te
zoeken, teneinde het doel van zijn welvaartspolitiek herstel van de
welvaart tot het vooroorlogse peil te bereiken. Een van de eerst
voor de hand liggende middelen daartoe is, behalve im herstel van de
vernielde apparatuur, gelegen in uitbreiding van bestaande en ves-
tiging,van nieuwe bedrijven.
Herstel, uitbreiding en vernieuwing eisen tezamen een kapitaals
investering van zodanige omvang als ons land nooit tevoren heeft
gekend. Het financiële apparaat, waarover het beschikt en dat vóór
de oorlog op alleszins bevredigende wijze ini de financieringsbehoefte
kon voorzien, zou maar moet worden gevreesd onder de gewij
zigde omstandigheden niet in staat zijn aan de gestelde eisen geheel
het hoofd te bieden. De oprichting van de Herstelbank bedoelt in
dit tekort, dat door de omstandigheden in het vooroorlogse finan
cieringsapparaat is ontstaan, te voorzien en met name bij te dragen
tot de financiering van de onvermijdelijke en zeer grote kapitaals
investeringen.
De omvang van de te verrichten investeringen en het tempo, waarin
deze plaats vinden, kunnen al te gemakkelijk tot monetair ongewenste
reacties aanleiding geven. Hoe groot het gevaar voor een verstoring
van de monetaire orde uit dien hoofde is, moge blijken uit een
globale schatting van de aan de productiegoederen hier te lande toe
gebrachte schade. Uitgedrukt in het prijspeil van 1939 zou zij immers
ciirc/a 3.5 milliard gulden bedragen. Ongeacht de vraag, uit welke
bronnen de voor het herstel van de schade vereiste gelden zullen
vloeien, zal in elk geval alles in het werk moeten worden gesteld
om te voorkomen, dat de markt met deze gelden wordt overstroomd
en dat zij die opwaartse druk op de goederenprijzen uitoefenen, welke
gewoonlijk „inflatie" wordt genoemd.
De monetaire bewaking in deze sector van het economische leven
eist een concentratie van de financiering voor investeringsdoeleinden,
teneinde aan de ene kant te voorkomen dat de terstond voor inves
tering bestemde gelden de markt overstromen en aan de andere kant
de gelden aan te trekken, welke aan de uit hoofde van rijksbijdragen
en molestuitkeringen voor investering beschikbare fondsen ontbreken
om een volledig herstel mogelijk te maken. Ook op dit gebied is aan
onze instelling een taak opgedragen.
De financiering van de investeringen ten behoeve van het econo
misch herstel zal in beginsel moeten berusten op besparingen. Het
investeringsproces van zijn physieke kant gezien, betekent dit, dat de
voor investering bestemde goederen uit het lopende productieproces
moeten worden afgezonderd. De bronnen waaruit voor dit doel kan
worden geput, zijn in dit licht gezien in hoofdzaak de volgende, t.w.
de rijksbijdragen in de materiële oorlogsschade (voorzover deze door
belastingheffing worden gedekt), de voor belegging op de kapitaal
markt vrijkomende gelden (de z.g. spaargelden) en de in de bedrijven
uit verdiende afschrijvingen en uit ingehouden winst voor herinves
tering en uitbreiding beschikbare middelen (interne financiering). De
ondernemer zal' voor de financiering van zijn investeringen bovendien
putten uit de rijksbijdragen, welke worden uitgekeerd niettegen
staande hiervoor nog geen dekking is gevonden in de belasting
heffingen, alsmede uit de molestpenningen; ini welke beide gevallen
de investering, sociaal-economisch bezien, uit vermogen geschiedt.
Overtrekking van het voor investering beschikbare bedrag der be
sparingen heeft de tendens het monetair evenwicht te verstoren. Er
zal derhalve op moeten worden gelet, dat bij de bepaling van het
tempo waarin de rijksbijdragen en de molestpenningen in het verkeer
worden gebracht, de omvang van de besparingen niet uit het oog
wordt verloren.
In overeenstemming met de aan onze instelling ten aanzien van
rijksbijdragen en molestpenningen gegeven monetaire bewakings
opdracht, heeft de Minister van Financiën bepaald, dat de uitkering
van de molestpenningen en van een deel van de rijksbijdragen over
ons zal worden geleid, en wel \yolgens richtlijnen welke een aanpas
sing van ons beleid aan het monetaire beleid van de Staat waar
borgen. De richtlijnen komen in hoofdzaak hierop neer, dat de uit
keringen aan drieërlei controle worden onderworpen, t.w. een mone
taire, een financierings- en een bestedingscontröle.
De eerstgenoemde controle heeft tot doel na te gaan of en in hoe
verre de uitkering onderscheidenlijk de met behulp hiervan te ver
richten investering algemeen economisch gewenst en verantwoord is.
De financieringscontröle beoogt de zekerheid te verkrijgen, dat met
behulp van de uitkeringen op afdoende wijze in de financierings
behoefte kan worden voorzien. Door de bestedingscontröle wordt
ten slotte bereikt, dat de voor uitkering bestemde gelden worden
gebruikt voor het doel, waarvoor zij zijn aangevraagd.
Het behoeft nauwelijks betoog, dat de monetair gevaarlijkste bron
nen voor investeringsgelden hun ontstaan aan de schadeuitkeringen
danken. Dit gevaar kan men echter grotendeels in de hand houden.
Dit geldt in volle omvang voor de door het Rijk toegekende bijdragen
in d'e materiële oorlogsschade. Bij de molestuitkeringen mag het
privaatrechtelijke karakter van de verzekeringsovereenkomst niet
geheel uit het oog worden verloren.
Dat een uitkering van de bijdragen in ééns en in hun geheel cata-
strophale monetaire gevolgen zou hebben, is zonder meer duidelijk.
Voor de rijksbijdragen moet immers worden gedacht in een orde van
grootte van ruim 3 milliard gulden. Een juist monetair beleid verlangt,
dat de uitkering slechts zal plaats vinden naarmate de gelden hier
voor uit belastingbetaling (d.i. uit reële besparingen) binnenkomen.
Het valt buitep het kader van dit verslag, de vraag te beantwoorden
of dit ideaal geheel kan worden verwezenlijkt. Wij volstaan met in
dit verband te verwijzen naar een onderdeel van onze taak, t.w. de
mobilisering van de rijksbijdragen voorzover hieraan behoefte bestaat.
Hierbij is uitgegaan van de gedachte, dat ook al is het de Staat om
monetaire, administratieve of andere redenen niet steeds mogelijk de
rijksbijdrage voor iedere getroffene uit te keren op het ogenblik
waarop deze nodig is, het niettemin mogelijk moet zijn de getroffene
in anticipatie op de uitkering een voorschot te verlenen. Te dien
einde is een regeling getroffen, welke het onze instelling mogelijk
maakt op de te verwachten rijksbijdragen een voorschot te verlenen
uit de gelden, waarover zij door uitgifte van aandelen of anderszins
beschikt. Het gevolg hiervan is, dat de getroffene in feite een ver
vroegde uitkering ontvangt, terwijl toch de monetaire belangen zoveel
mogelijk worden gewaarborgd.
(Wordt vervolgd).