6 Het uitvallen van Duitsland is een ramp voor ons land. In aanmerking nemende de onzekerheid t.o.v. Indië i's het een absolute noodzaak voor Nederland om zijn economische basis uit te breiden en zodoende mede te werken aan een werkelijk internationaal kader voor wereldhandel. Een internationale conferentie zal moeten leiden tot herziening der tarieven in meerdere landen. Evenals de internationale landbouworganisatie zal er een inter nationale handelsorganisatie moeten ontstaan, te verbinden aan de Sociale en Economische Raad der Verenigde Naties, teneinde deze economisch op elkaar af te stemmen. De coördinatie van het economisch herstel (Prof. Dr. J. Tinbergen, directeur van het Centraal Planbureau). Tussen het herstel van de verschillende takken van bedrijf bestaat samenhang, zodat coördinatie van het economisch herstel noodzakelijk en nuttig is. Uitvoer hangt samen met invoer, bovendien met buiten landse credieten. Invoer en productie worden deels gevormd door de vraag der consumenten. De hoeveelheid der goederensoorten be ïnvloedt de prijs, enz. Di't alles moet gecoördineerd worden in een centraal plan, waarbij uitgegaan wordt van 3 groepen gezins-, bedrijfs- en overheidshuis- houdingen, tussen welke zich verschillende goederen- en diensten stromen bewegen. Per hoofd der bevolking zal thans slechts van 1938 beschikbaar kunnen worden gesteld. De meeste moeite geven bij ons herstel de steenkolenproductie, de uitvoer, de productiviteit van de arbeid en het uitvallen van Duitsland. Wederopbouw (Dr. Ir. Z. IJ. van der Meer, algemeen commissaris van de wederopbouw). De totale schade bedroeg 1/3 van het totale nationale vermogen. Hiervan komt 1/5 op rekening van vernielde bouwobjecten, waarvan 25 pet. werd vernield. 1/5 van de woningen was vernield of bescha digd, 77 grote ziekenhuizen gingen verloren of leden schade. Ongeveer 10 procent van de cultuuroppervlakte werd geïnundeerd, ongeveer 75 pet. der bruggen stortte ineen, terwijl van de verwoestingen in de havens geen samenvatting is te geven. Een geleide uitvoering van de wederopbouw van een en ander is terdege noodzakelijk. Het tegenwoordige, hiermede belaste, apparaat is het college van algemene commissarissen voor de wederopbouw. Het eerste vredesjaar ging vrijwel geheel heen met globale werk zaamheden, met het droogleggen van inundaties en het herstel van bruggen en havens. Planmatige leiding van beschikbare arbeidskrachten en van het gebruik van materialen is noodzakelijk. Tot 1956 zijn nodig 719.000 woningen. Gemiddeld zullen dus 70.000 woningen per jaar moeten worden gebouwd (tot nu toe was dit maximum 54.000). Naast de noodzakelijke nieuwbouw is dit geen gemakkelijke opgave. Behalve uit nationaal-economisch gezichtsount, is ook de weder opbouw uit cultureel oogpunt van groot belang. Industrie en handel (F. M. J. de Graauw, plaatsvervangend hoofd van de afdeling Productie en Distributie van het Ministerie van Econo mische Zaken). De invoer bestond eerst uit reeds eerder door de regering te Londen gekochte materialen en machines. Ook later werd veel ,,en bloc" ingevoerd. Voorkeur hadden grondstoffen, verder als eindproducten alleen dringend benodigde goederen. Bij de financiering speelden de Amerikaanse credieten een grote rol. Een centrale dienst voor in- en uitvoer geeft de invoervergunningen af. Na Mei 1945 kwamen in de geallieerde landen veel goederen vrij, die aanvankelijk voor oorlogs uitrusting moesten dienen. Uit Duitsland werd voor een totaal' van 40 millioen aan goederen teruggehaald. Ten aanzien van de productie in het algemeen kan opgemerkt worden, dat in Juni 1945 in 9000 ondernemingen 347.000 man werk zaam waren, terwijl voor een totaal van 104 millioen werd omgezet. In Februari 1946 werkten in deze 9000 ondernemingen 539.000 man, terwijl een omzet werd bereikt van 327 millioen. Voorts wordt voor de verschillende takken van industrie nagegaan, hoe de toestand in Mei 1945 was en hoe het thans met de productie is gesteld. Ter verkrijging van dringend nodige deviezen is het soms nood zakelijk van een bepaald product uit te voeren, terwijl de binnen landse behoefte nog geenszins kan worden bevredigd. Een voorbeeld hiervan vormen textielproducten. Verkeer en vervoer (Dr. H. C. Kuiler, chef van het bureau Verkeer van het Centraal Bureau voor de Statistiek). Het verkeer is in de moderne maatschappij een gevolg van de vèr doorgevoerde arbeidsverdeling. Het verkeer is een essentiël onder deel van het economisch l'even. Vandaar, dat de wederopbouw van het verkeerswezen aan alle andere wederopbouw vooraf moest gaan. Wat het binnenland betreft wordt de bestaande achterstand steeds meer ingehaald. In het internationale vervoer heerst helaas nog een achterstand van ongeveer 80 pet., als gevolg van de teruggelopen in-, uit- en doorvoer. Gezonde toestanden in het Nederlandse verkeerswezen kunnen alleen ontstaan, wanneer de overheid d or opstelling van een zorg vuldig uitgewerkt investeringsprogramma regelend optreedt. De uit voering van een dergelijk programma kan alleen succes hebben, indien tegelijkertijd een definitieve oplossing van het coördinatievraagstuk wordt nagestreefd. De Nederlandse koopvaardij (Mr.. J. J. Ooijevaar, secretaris-generaal van het Ministerie van Scheepvaart). In de oorlog is ongeveer 50 pet. van onze koopvaardijvloot verloren gegaan. Er zijn vele klemmende redenen voor een zo snel mogelijke uitbreiding van de vloot andere bronnen van inkomen van de beta lingsbalans vloeien niet meer; het is noodzakelijk de „vrijgekomen" zeelieden op te vangen; aan de scheepbouw- en reparatiebedrijven dient een bestaan te worden verzekerd, terwijl' scheepsruimte drin gend noodzakelijk is voor het vervoer van de import, aangezien deviezen ontbreken om het vervoer met buitenlandse schepen te doen plaats vinden. Ten slotte is daar nog ons nationale prestige als koop- vaardijland. Door verschillende maatregelen bedraagt de omvang onzer koop vaardijvloot thans ongeveer 77 pet. van de vooroorlogse grootte. Er heerst een streven de tonnage nog steeds uit te breiden, terwijl daarnaast de verjonging van de vloot aan de orde komt. Vele scheden worden door de regering aan de rederijen in huur gegeven opdat deze laatste niet het risico zouden lopen, dat hun schepen niet meer zouden voldoen aan de wisselende eisen. Nederland was het sterkst in de lijnvaart. Ondanks de enorme scheepsverliezen is de totale wereldvloot thans groter dan vóór de oorlog. De vloot van de Verenigde Staten, welke vóór de oorlog 12y2 pet. van de wereldvloot omvatte, bedraagt thans niet minder dan de helft van de wereldvloot. Wat zal Amerika met deze machts positie op scheepvaartgebied doen Gezien het feit, dat de Nederlandse zeeman en de Nederlandse reder de kwaliteiten bezitten, die voor de uitoefening van het scheep vaartbedrijf onmisbaar zijn, mag, indien er geen bijzondere tegen werkende factoren zijn, verwacht worden, dat Nederland zich in een eerlijke concurrentiestrijd met ere zal kunnen handhaven. De stichting van de „United Maritime Consultative Council" zal permanent internationaal overleg tussen scheepvaartlanden mogelijk maken. De scheepvaart weder in vrijheid haar bestemming laten volgen en haar initiatief zich ten volle laten ontolooien is helaas thans nog niet mogelijk. Internationale besprekingen in het kader van de inter nationale handelspolitiek zullen vooralsnog nog noodzakelijk blijven De regering dient toe te zien op het vrachtenpeil; deze controle dient internationaal te zijn. De concurrentie is scherp. De kustvaart gaat een onzekefe toe komst tegemoet. Samenwerking tussen regering, rederij en zeeman zal het echter mogelijk maken deze nieuwe toekomst met vertrouwen tegemoet te gaan. Voedselvoorziening en landbouw (Ir. C. H. J. Maliepaard, inspecteur voor de landbouw en directeur-generaal van de prijzen voor de landbouw). Over 1945 was een grote achterstand in de opbrengsten te consta teren, waarvoor als oorzaken kunnen worden opgegeven de haven blokkade, het voor de tweede maal gevechtsterrein worden ito het voorjaar van 1945 en ten slotte de inundaties. Ten aanzien van de voedselvoorziening zijn we in het algemeen genomen nog grotendeels van het buitenland afhankelijk, terwijl in het bijzonder de kunstmestvoorziening moeilijkheden oplevert. De paardenstapel, hoewel nog tekorten vertonend, is toch in hoe danigheid zeker niet verminderd. De rundveestapel, teruggeloopen met 20 pet., komt weer goed op peil. De melkleverantie ^er koe zou nog kunnen worden opgevoerd. Echter zijn er dan de moeilijkheden ten aanzien van de intensievere graslandexploitatie met kunstmestvoorziening en het beschikken over behoorlijke arbeidskrachten. In het algemeen staat de rundveestapel er kwalitatief echter gunstig voor. De varkensstapel met een teruggang van ongeveer 60 pet., heeft ten aanzien van de herstelling zeer te kampen met onvoldoende vee voeder, hetgeen vooral voor de bedrijven op de zandgronden een groot bezwaar vormt. De inundaties eisten 230.000 ha. De enige goede zijde van de bodem vernieling vormt de gelegenheid om rationalisering en verkaveling tot stand te brengen. De schade aan de woningbouw was ontstellend; de oplossing hier van zal nog wel enige tijd duren. Toch mag gewaagd worden van de moed en de toewijding, waar mede de boer weer aan het werk i:s gegaan1. De arbeidsvoorziening en het vraagstuk der kleine boeren zijn nog moeilijke problemen. Het grootste probleem is echter het zoeken van een economisch evenwicht. Nederland is nu eenmaal een zeevarende mogendheid met een hoog georganiseerde landbouw, een deels opkomende, deels ge vestigde industrie. Tussen deze drie bronnen van volksbestaan moet een economisch evenwicht bestaan; eenzijdige oriëntering is niet mogelijk. De overzeese handelsbetrekkingen zijn na de oorlog sterk gewij zigd; de Engelse markt heeft minder behoefte aan geïmporteerde producten, Duitsland ging als afzetgebied verloren, terwijl veel nieuw kapitaal voor investering nodig is. Hoewel wij door onze schuldenlast veel verplichtingen in de vorm van export tegenover de An«*el-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1947 | | pagina 6