4
HET WETSONTWERP
NATIONALE SPAARRAAD
NEDERLANDS
ECONOMISCH HERSTEL
Dank werd gebracht aan de commissie, die deze huldiging heeft ge
organiseerd.
De jubilaris verklaarde door alles, wat deze middag is gezegd en
gedaan overweldigd te zijn en eigenlijk niet goed te weten, hoe daar
voor naar waarde te danken. „Alleen dit", aldus de heer Hooft Graaf
land, „het heeft mijn stoutste verwachtingen overtroffen".
Nadat het gehele personeel in staat was gesteld de jubilerende
directeur de hand te drukken, kwam tevens het einde van deze her
denking, die een waardig slot vormde van het 25-jarig directeurschap
van de heer Hooft Graafland.
In aansluiting op hetgeen wij in het vorig nummer hebben mede
gedeeld over de komende spaarcampagne, laten wij thans hieronder
nog enkele aanhalingen volgen uit de Memorie van Antwoord van de
Minister van Financiën op het Voorlopig Verslag, alsmede enkele bij
de openbare behandeling in de Tweede Kamer door de leden ge
maakte opmerkingen.
De Minister is van mening, dat over het algemeen meer gespaard
kan* worden, dan momenteel het geval is, hetgeen door de geraad
pleegde vooraanstaande spaardeskundigen wordt bevestigd. Velen
worden van sparen weerhouden door weerstanden, welke, aldus de
Minister, noch voortkomen uit verstandelijke overwegingen, noch uit
onmacht. De Minister acht het mogelijk deze weerstanden door een
goed opgezette en psychologisch verantwoorde spaarcampagne weg
te nemen, althans te beperken.
De Minister verzekert, dat de maatregelen, welke zijn en worden
genomen om een zuinige en doelmatige besteding der overheidsgelden
te bevorderen, meer en meer resultaten afwerpen.
Met nadruk wijst de Minister er op, dat het zwaartepunt van de
spaaractie komt te liggen in de bevordering van het sparen bij de
bestaande instellingen. Echter behoeft het propageren van de spaar-
gedachte in het algemeen van de zijde der overheid steun en aan
vulling, opdat de propaganda van de afzonderlijke spaarinstellingen
op eigen terrein zal kunnen worden gecoördineerd en gestimuleerd.
Ook door de uitgifte van rijksspaarbrieven wenst de Minister de
bestaande instellingen geenszins te beconcurreren. In de opzet der
spaaractie staat deze uitgifte van spaarbrieven op het tweede plan'.
Mocht blijken, dat de uitgifte slechts zou leiden tot onttrekking van
gespaarde gelden aan de spaarinstellingen, dan zal de uitgifte geheel
achterwege blijven.
Met betrekking tot het doel der spaaractie wijst de Minister, behalve
op de grote behoefte aan middelen ter financiering van het herstel, op
het individuële eigenbelang, dat wordt gediend door een herleving van
de spaarzaamheid, welke vanouds het Nederlandse volk heeft ge
kenmerkt.
De Minister trekt in twijfel, dat de lage rente een nadelige invloed
zal hebben op de spaarzin. Naar de mening van de Minister is de
hoogte van de rente alleen van belang voor diegenen, die sparen om
zich een rente-inkomen te verzekeren.
Het bureau van de Nationale Spaarraad zal sléchts bestaan uit de
leider, die tevens secretaris is van de Nationale Spaarraad en uit
enkele deskundige medewerkers. De voornaamste taak van het bureau
bestaat uit het geven van leiding aan de instanties en instellingen,
welke de spaarcampagne uitvoeren.
Bij de behandeling in de Tweede Kamer hadden verschillende leden
bezwaar tegen de voorgenomen inschakeling van de Regeringsvoor
lichtingsdienst, welke dienst volgens de Minister de geëigende instel
ling is voor het voeren der propaganda voor de spaarcampagne.
Eén der leden vroeg of het niet mogelijk is de spaarinstellingen, die
optreden uit sociaal besef, de leiding te laten in1 de verzorging der
eigen propaganda en haar niet van overheidswege te beïnvloeden.
Ook werd gevraagd om in plaats van spaarbrieven te komen tot
een vrijwillige opbouwlening met oplopende rente.
Gevreesd werd ook, dat door een statuut van gedwongen sparen
de spaarzin zal worden tegengegaan, daar vooral de kleine spaarder
niet gesteld is op ambtelijke inmenging.
Het werd ook gewenst geacht, dat de organisatie, welke door deze
wet in het leven wordt geroepen, alle onnodige uitgaven weert.
Met nadruk werd er door anderen op gewezen, dat het goed zal
zijn de zaak zó te leiden, dat het particulier initiatief met grote
naclruk op de voorgrond wordt gesteld.
Een andere spreker betoogde dat de regering, door in deze voor
lichting te geven, slechts bereikt, dat de kleine spaarder kopschuw
wordt gemaakt. Het particulier initiatief is volgens deze spreker
geenszins in gebreke gebleven. Spreker is overtuigd van1 het nut van
sparen, doch kan niet inzien, dat dit bevorderd zal worden door de
instelling van een spaarraad.
Zoals men weet, werd het ontwerp ten slotte aangenomen met 45
tegen 26 stemmen.
Dit is de titel van een boekwerk, dat onlangs is verschenen en dat
samengesteld is onder leiding van1 de heer M. Weisglas, hoofd van de
persdienst van het Ministerie van Economische Zaken.
Met de uitgave van dit boek wordt beoogd, zoals Minister Huys-
mans in zijn woord ten geleide schrijft, een samenvatting te geven
van het huidige gebeuren op economisch terrein, welke samenvatting
zich beperkt tot de hoofdproblemen en belangrijke ontwikkelings
lijnen en deze uiteenzet in populaire vorm.
In dit boek wordt als het ware een beeld ontworpen van wat
Nederland vóór de oorlóg was, wat het door de bezetting werd en
waarheen thans na de oorlog wordt gestreefd.
Door alleszins terzake bevoegden worden achtereenvolgens behan
deld Overgang van oorlogs- naar vredeseconomie, Kapitiaalvoorzie-
ning, Geldzuivering, Problemen van de arbeid, Prijs- en loonpolitiek,
Buitenlandse economische politiek, Coördinatie van het economisch
herstel, Wederopbouw, Industrie en handel, Verkeer en vervoer,
De Nederlandse koopvaardij, Voedselvoorziening en landbouw en
Visserij.
Het spreekt van zelf, dat het ons niet mogelijk is over elk dezer
onderwerpen uit te weiden; daar wij de inhoud van» dit boek echter
van groot belang achten om in zo breed mogelijke kring verbreid ie
worden, willen wij toch gaarne uii de veelheid van onderwerpen hier
en daar een greep doen.
Wij zijn er van overtuigd dat zij, die min of meer kritisch staan
tegenover overheid en overheidsmaatregelen en die ten aanzien van
Nederlands toekomst met pessimisme zijn vervuld, na zorgvuldige
lezing van dit boek meer begrip zullen tonen en met meer ver
trouwen de toekomst tegemoet zullen zien.
Voor een goed begrip van de problemen, waarmede Nederland bij
zijn economisch herstel te kampen heeft, is het nuttig een terugblik
te werpen op de afgelopen jaren, teneinde hierdoor enig inzicht te
verkrijgen in de algehele maatschappelijke ontwrichting.
Reeds vóór September 1939 had Nederland zich economisch voor
bereid op een Europese oorlog. Grote voorraden levensmiddelen en
andere goederen werden aangelegd, waarbij rekening werd gehou
den met de mogelijkheid, dat het land gedurende zeven jaren hierop
zou moeten teren.
Reeds spoedig na 15 Mei 1940 maakte de toestand van economische
verdediging, waarin Nederland zich voordien bevond, plaats voor een
straf georganiseerde oorlogseconomie.
Spoedig volgden een constant plaats vindende en met Duitse
grondigheid voorbereide plundering en roof. Op velerlei gebied onder
ging de Nederlandse economie structuurwijzigingen, welke alle er op
gericht waren uitsluitend Duitse belangen te dienen.
Op het terrein van de buitenlandse handel ontwikkelde zich al
spoedig een wijziging in de samenstelling van in- en uitvoer, welke
duidelijk aangaf, wat de inschakeling van Nederland in de Duitse
economie betekende.
In stijgende lijn werd Nederland uitvoerland.
Het meest sprekende voorbeeld van de inschakeling van Neder
land in de Duitse economie was de opheffing van de deviezen-
grens in April' 1941. Door deze maatregel werden eventuëel nog be
staande remmen voor een vlotte uitvoer van Nederlandse producten
naar Duitsland opgeheven en een nog dieper gaande plundering
vergemakkelijkt.
Voorts streefde de bezetter er naar het Nederlandse prijspeil aan
te passen aan het Duitse, dat op een hoger niveau lag.
Een en ander had tengevolge dat Nederland voor andere landen
dan Duitsland slechts een povere handelspartner werd.
Naast de rantsoenering van grondstoffen werd de onmiddellijk na
het uitbreken van de oorlog ingevoerde distributie van eindproducten
uitgebouwd. De omvang der rantsoenen verminderde door de steeds
toenemende schaarste gestadig. De riem moest steeds nauwer worden
aangetrokken. De goederenschaarste leidde ook tot het in aanzien
lijke mate dalen van de werkgelegenheid, hetgeen wederom gevolgd
werd door het in Duitsland te werk stellen, eerst van de werklozen,
doch al spoedig van een groot deel der arbeiders uit hef Nederlandse
bedrijfsleven.
De arbeidsproductiviteit in Nederland werd zeer ongunstig be-
invloed door de geringe scholing van de in Nederland achtergebleven
arbeidskrachten, verder door de slechte voeding, de verlengde arbeids
tijden en de geringe bedrijfszekerheid door het achterwege blijven
van noodzakelijke vervangingen. Symptomatisch voor dit laatste is,
dat het aantal bij de Rijksverzekeringsbank geregistreerde bedrijfs
ongevallen, dat in normale tijden ongeveer 600 per dag bedraagt,
ondanks de gedaalde bedrijvigheid in 1943 tot meer dan het dubbele,
n.1. 1300 per dag, opliep.
Na Dolle Dinsdag lieten de Duitsers alle remmen vallen en werd
in een niets ontziend tempo een toestand van volledige chaos en
diepe ellende geschapen. Door de bevrijding van Nederland in ge
deelten werden de verbindingen met de centrale bestuursorganen
verbroken, hetgeen de desorganisatie voltooide.
Na Mei 1945 (en voor een groot gedeelte ook thans nog) was het
noodzakelijk te onderzoeken welke consumptieve en welke produc
tieve investeringen verantwoord zijn. Immers het bevredigen van de