Het jubileum van de heer
Jkr. fïlr. W. G. Hooft graafland
2
DE ALGEMENE VERGADERING
DER GRONDKAPITAALBANK
Suriname heeft een tropisch klimaat met sterke regenval. Het land
wordt door enkele grote rivieren doorsneden, van welke rivieren
alleen de Surinamerivier ook voor grote schepen bevaarbaar is. Een
kuststrook ter diepte van ongeveer 16 km bestaat uit vruchtbare klei,
de daarop volgende zóne bestaat uit savannen en is weinig gecul
tiveerd, de derde zóne wordt gevormd door oerwouden, bevolkt met
slimme bosnegers.
Uit landbouwkundig oogpunt is alleen de kuststrook van belang.
Dit gebied is bezet met plantages, wier grootte variëert van 2 tot
250 ha. De koffiecultuur bereikte hier in 1750 een bloeitijd. Na 1863,
het jaar waarin de negers werden vrijgelaten, ontstond een tekort ^tan
arbeidskrachten, hetgeen men trachtte te ondervangen door het in
het land brengen van Javanen en Hindoes, In de tweede wereldoorlog
werden de Surinaamse bauxietterreinen door de Amerikanen in
exploitatie genomen, waardoor wederom vele werkkrachten aan de
plantages weden onttrokken.
Er is thans vraag zowel naar bauxiet als naar hout, maar vervoer
en werkkrachten blijven vooralsnog moeilijke problemen.
De landbouw biedt in Suriname overigens grote mogelijkheden
cacao, rijst, citrus, cocospalmen en bakoven zijn te verbouwen, doch
het primaire vraagstuk blijft dat der benodigde arbeiders.
Suriname heeft een landbouwproefstation, welks bedrijf zoveel
mogelijk is gemechaniseerd en dat goede resultaten oplevert.
Algemeen wordt aangenomen, dat de blanken zich in Suriname
kunnen handhaven en men meent ook, dat zelfs bij normale prijzen
een behoorlijke ondernemerswinst is te maken.
De regering heeft thans voorgesteld ten behoeve van Suriname een
welvaartsfonds te stichten van 40 millioen, maar het is de vraag of
dit voldoende zal zijn.
Een goed functionnerend landbouwcredietwezen is eveneens een
vereiste en het is niet onmogelijk, dat ook op onze organisatie een
beroep zal worden gedaan om haar grote ervaring in dit opzicht ten
dienste van ons gebiedsdeel Suriname te stellen.
Prof. Minderhoud dankt spreker voor zijn met zoveel aandacht ge
volgde causerie.
Nadat vervolgens enkele bij de rondvraag door verschillende afge
vaardigden gestelde vragen door de heer Dr. Bierema zijn beantwoord,
sluit Prof. Minderhoud de vergadering onder dankzegging aan de
aanwezigen voor de getoonde belangstelling.
In de eveneens op 10 Juni j.1. gehouden algemene vergadering der
Grondkapitaalbank worden allereerst de notulen van de vorige alge
mene vergadering vastgesteld.
Door de raad van toezicht der Centrale Bank zijn de heren Prof.
Dr. G. Minderhoud en C. S. van Beuningen aangewezen als leden van
de raad van toezicht der Grondkapitaalbank.
Ter toelichting van het verslag over 1946 wordt door de heer Dr.
S. E. B. Bierema opgemerkt, dat het bedrijf regelmatig verloopt, dat er
geen moeilijkheden zijn en dat de winst bevredigend is te noemen.
Aan verschillende ingekomen aanvragen kan alleen worden voldaan,
als de voorgestelde wijziging der statuten wordt aanvaard. De huidige
statuten staan n.1. alleen de verstrekking van leningen toe aan ver
enigingen, die de juridische vorm van coöperatieve verenigingen
hebben.
Rekening en verantwoording over 1946 worden goedgekeurd, terwijl
het bestuursvoorstel inzake de besteding van de winst door de ver
gadering wordt aanvaard.
De heer J. L. Nysingh wordt herkozen als lid van het bestuur, de
heren Mr. H. M. Roelofsz en H. Koster Kzn., als leden van de raad
van toezicht, terwijl de heren H. M. Roelofsz en C. S. van Beuningen
worden aangewezen als plaatsvervangende leden van het bestuur.
De hoofdschotel der agenda was vervolgens de voorgestelde wijzi
ging van de statuten der Grondkapitaalbank.
Ter toelichting op dit voorstel wordt er door de heer Dr. S. E. B.
Bierema op gewezen, dat thans bij de opbouw vele verenigingen en
lichamen, werkzaam op landbouwgebied, grondkapitaal nodig hebben.
Deze kunnen echter alleen door de Grondkapitaalbank worden ge
holpen, als door statutenwijziging verruiming van de werkzaamheden
mogelijk wordt gemaakt.
Het betreft hier zowel verenigingen op coöperatieve grondslag wer
kende als publiekrechtelijke lichamen als waterschappen en semi-
officiële lichamen als electriciteitsmaatschappijen.
Helaas zijn niet voldoende afgevaardigden aanwezig om een besluit
te kunnen nemen ten aanzien van deze statutenwijziging, zodat hier
voor een tweede algemene vergadering zal dienen te worden belegd.
Deze laatste vergadering is in ieder geval bevoegd tot het nemen
van besluiten.
Nadat enkele door de afgevaardigden gestelde vragen zijn beant
woord, wordt de vergadering door de voorzitter, Prof. Dr. G. Minder
houd, onder dankzegging voor de belangstelling gesloten.
Op 1 Juni 1947 was het vijf en twintig jaar geleden, dat de heer
Jhr. Mr. W. C. Hooft Graafland door het bestuur der Centrale Bank
werd aangesteld tot directeur.
Hoewel de jubilaris eerst het voornemen had zich op genoemde dag
aan alle huldebetoon te onttrekken, is hij ten slotte toch gezwicht
voor de uitgeoefende aandrang om zich (om het met de woorden van
één der sprekers te zeggen) als middelpunt en mikpunt der huldiging
beschikbaar te stellen. Dientengevolge werd door het voltallige per
soneel der Centrale Bank op Maandag 2 Juni j.1. het 25-jarig jubileum
van de heer Hooft Graafland herdacht.
Deze herdenking vond plaats in een der zalen van de Stadsschouw
burg, welke zaal zeer smaakvol met palmen en bloemstukken was
gedecoreerd.
Ontvangen en begeleid door een commissie van ontvangst werd de
jubilaris met zijn familie aan de ingang der zaal door de heer Visser
verwelkomd.
Nadat de familie Hooft Graafland de voor haar bestemde zetels
had ingenomen en enkele foto's waren gemaakt, werd het woord ge
nomen door de heer Visser, mede-directeur der Centrale Bank, voor
het uitspreken van een herdenkingsrede.
De heer Visser schetste in de eerste plaats de feiten en omstandig
heden, welke indertijd geleid hebben tot de aanstelling van een
directeur, speciaal belast met de banktechnische leiding.
Reeds kort na het uitbreken van de oorlog 19141918 was er zeer
grote vraag gekomen naar producten voor de oorlogvoerende landen
met als gevolg stijging der prijzen van grondstoffen en voedings
middelen.
In deze oorlogsperiode steeg het aantal boerenleenbanken met 123
tot 630. Er was een krachtige stijging zowel van spaargelden als van
voorschotten waar te nemen, terwijl ook in het coöperatieve land-
bouwverenigingsleven grote uitbreiding viel te constateren.
Direct na de oorlog zien we nog een sterkere opleving in alle
sectoren van het economische leven. De geldovervloed bij de Centrale
Bank tijdens de jaren van mobilisatie slonk zienderogen weg. De
grote landbouwcoöperaties, die omvangrijke zaken deden met het
buitenland, stelden hoge banktechnische eisen, waarop de outillage
van de Centrale Bank (tot dusverre vrijwel uitsluitend ,,gelduitwisse-
lingsinstituut") niet berekend was.
Een reorganisatie der Centrale Bank kwam tot stand, waardoor ze
volledig aan alle eisen, die de moderne land- en tuinbouw en ook de
grote landbouwcoöperaties aan haar financiering moeten stellen, zou
kunnen voldoen.
Deze reorganisatie bracht ook mede, dat naast de mannen van groot
formaat op hun gebied, die de dagelijkse leiding van de Centrale Bank
hadden de spreker noemde hier met eerbied de namen van de
heren van den Hurk en Gezelle Meerburg ook kwam een expert
op het gebied van het bankwezen. Als zodanig werd toen door het
bestuur de heer Hooft Graafland benoemd.
Deze pakte de zaken terstond energiek aan. Hij zocht en vond
nieuwe beleggingsmogelijkheden, hij voerde een meer actieve beleg-
gingspolitiek. Hij paste, ondanks de moeilijkheden in het begin van
in dit opzicht nog ongeschoold personeel, de outillage van de Centrale
Bank aan aan de eisen, welke aan haar werden gesteld. Hij trachtte
het cheque- en giroverkeer meer ingang te doen vinden, zocht relaties
met buitenlandse banken, zocht contact met de grote landbouw
coöperaties en landbouwindustrieën, waardoor de finantiële relaties
ook onder deze categorie werden uitgebreid.
Al spoedig treden spanningen in het finantiële leven op er breekt
een tijd aan van verwarring, als gevolg van de ontreddering in het
bedrijfsleven na de overspanning vooral in de directe na-oorlogsjaren.
Het vertrouwen in de boerenleenbanken en in de Centrale blijft
echter ongeschokt. Ter dekking van mogelijke verliezen in de organi
satie komt het Onderling Waarborgfonds tot stand, gevormd en jaar
lijks verder aangevuld door boerenleenbanken en Centrale Bank
tezamen, als monument van het saamhoiigheidsgevoel.
Veel moeiten en zorgen worden veroorzaakt door in de oorlogsjaren
tot ontwikkeling gekomen bedrijven.
Gememoreerd worden vervolgens de persoonlijke verliezen, welke
de organisatie in deze 25 jaar heeft geleden.
Tussen deze gebeurtenissen door spelen zich andere af en doemen
allerlei problemen op, direct of indirect van het hoogste belang voor
de organisatie, veel studie vereisend en tact en doorzicht om ze tot
oplossing te brengen.
Achtereenvolgens werden door de heer Visser als zodanig genoemd:
de verhouding tot de Nederlandsche Bank, de grote credietbehoefte
bij de landbouwcoöperaties, inzonderheid voor de stichting en uit
breiding van gebouwen (hetgeen oorzaak was van de oprichting van
de Grondkapitaalbank), de financiering van de glascultuur, de wereld
omvattende crisis en grote depressie, aanvangend in 1929 en zich
voortzettend in de volgende jaren, de grote prijsdaling der akker
bouwproducten. Laatstbedoelde depressieperiode noemde spreker een
van de moeilijkste en zorgelijkste tijden in de geschiedenis van het
landbouwcredietwezen, waarin veel tact en stuurmanskunst van de
leiding werd gevraagd.