ADVERTENTIES 8 COÖPERATIE. In het Overijssels Landbouwblad wordt er op gewezen, dat de Coöp. Geldersch-Overijsselsche Slachtveeverkoopvereeniging te Zutphen dit boekjaar met thans 110.000 stuks vee tegen in het vorig boekjaar 40.000 de 100.000 al gepasseerd is. Daarmede is een omzet van ruim elf millioen gulden bereikt. De tijd is voorbij, dat met de boeren geen rekening behoefde te worden gehouden op de vee- en vleesmarkt (Nwe. Veldbode 25.4.47). CREDIETVERLENING DOOR DE HERSTELBANK. Uit het verslag betreffende de werkzaamheden van de Herstelbank over het jaar 1946 blijkt, dat aan gecontracteerde credieten en voor schotten op rijksbijdragen een totaalbedrag van 134.995.000.is verleend. Op deze posten werd tot 31 December 1946 nog slechts tot een bedrag van 81.162.000.gedisponeerd. Het tempo in de disposities is gedurende de eerste maanden van het nieuwe boekjaar aanmerkelijk vertraagd. Dit tempo van dispo sities vormt wel een sprekend bewijs, dat. het herstel door gemis aan grondstoffen en productiemiddelen in grote mate wordt geremd. Van de verleende voorschotten op rijksbijdragen is een bedrag groot 69.200.000.bestemd voor herstel van bedrijfsuitrusting en handelsvoorraden en slechts 15.300.000.voor herstel aan onroe rende goederen. Gezien de resultaten van het afgelopen jaar ziet de directie echter de toekomst niet alleen van de maatschappij doch ook voor het econo misch leven en de welvaart van ons land met enig vertrouwen tegemoet. (Fin. Dagblad 15.4.47). WELVAARTSPLAN CURAQAO. In een rapport over de ontwikkelingsmogelijkheden van Cura^ao van de professoren Goudriaan en Dresden wordt er op gewezen, dat het dringend gewenst is, dat de agrarische producenten zich streeks gewijze en eventuëel ook bedrijfsgewijze aaneensluiten tot coöpe raties, welke de verkoop hunner producten in de hand houden tot aan de plaats waar de góederen worden verbruikt. (Ec. Voorlichting 12.4.47). COÖPERATIE IN SURINAME. Volgens de gouverneur van Suriname voltrekt zich in de landbouw aldaar het proces der mechanisatie. De boeren zijn zeer geporteerd voor het gebruik van machines en werktuigen, die coöperatief worden geëxploiteerd. (Alg. Handelsblad 24.4.47). DE VLUCHT UIT DE LANDBOUW. Met betrekking tot de vlucht uit de landbouw is door het L.E.I. (het Landbouw-Economisch Instituut) in een 37-tal plattelands gemeenten een onderzoek ingesteld. Bij dat onderzoek is gebleken, dat in 1946, vergeleken met 1939, het aantal vaste arbeiders is ver minderd met 11 procent, de losse landarbeiders met 24.4 procent en de vaste inwonende knechts zelfs met ruim 60 procent. Het totaal aantal arbeiders verminderde in die gemeenten met 3453, dat is op een totaal aantal van 15061 23 procent. Daarbij komt nog, dat waarschijnlijk de volkstelling in 1947 zal ons daarover zeker meer licht verschaffen de vermindering hoofd zakelijk heeft plaats gevonden dn de jongere leeftijden, waardoor de productie nu en in de toekomst in nog erger mate ernstig wordt geschaad. De cijfers van het L.E.I. doen verder nog zien, dat de achteruitgang van de agrarische beroepspersonen hoofdzakelijk heeft plaats ge.vonden in de weidegemeenten en de zandgemeenten rondom de industriecentra. (Geld. Landbouwblad 18.4.47). WERELDLANDBOUWTELLING IN 1950. De Nederlandse boeren en tuinders zijn er in de loop der jaren wel aan gewend geraakt, geregeld allerlei gegevens over hun bedrijf te verstrekken, b.v. ter gelegenheid van de jaarlijkse inventarisatie van land- en tuinbouw. Immers, sinds 1934 worden jaarlijks in Mei alle boeren- en tuindersbedrijven bezocht door tellers, die de oppervlak ten met verschillende gewassen beteeld en het aantal stuks vee van de verschillende soorten vee opnemen. Deze gegevens dienden later als basis voor de voedselvoorzieningsmaatregelen. Het spreekt vanzelf, dat het een hele toer is, met de zo sterk uit eenlopende bedrijfsvormen, die op het gebied van land- en tuinbouw voorkomen, gegevens te verkrijgen, die met elkander vergelijk- baar zijn. Nog veel groter worden deze moeilijkheden, wanneer men er toe overgaat een dergelijke telling over de gehele wereld te houden. Toch wordt een dergelijke telling noodzakelijk geacht en in 1950 zal deze dan ook worden ondernomen. Immers wil de wereldvoedsel- en landbouworganisatie der Verenigde Naties haar taak het organi seren van de wereldvoedselvoorziening naar behoren kunnen ver vullen, dan moet zij over verschillende noodzakelijke gegevens beschikken. Deze gegevens hoopt men nu te verkrijgen door het houden van een wereldlandbouwtelling, die onder leiding van de F.A.O. (de bovenbedoelde wereld- en landbouworganisatie) in 1950 zal worden ter hand genomen. (Commentaar, 21.4.47). DE WERELDVETPOSITIE. De totale vooroorlogse productie van plantaardige en dierlijke oliën en vetten kan worden gesteld op ca. 19,3 millioen ton; de plantaardige oliën en vetten namen hiervan ca. 60 pet. voor hun rekening. Azië was de belangrijkste producent van oliehoudende zaden. Het wereld- verbruik per hoofd bedroeg in 1938 ongeveer 9,1 kg, het correspon derende cijfer voor Europa was ongeveer 17,8 kg. Europa was voor rond 43 pet. op invoer aangewezen, de Verenigde Staten voor slechts 25 pet. In 1946 bedroeg de wereldproductie ca. 16,3 millioen ton. Gezien de bevolkingstoeneming sinds 1938 bedroeg het tekort in 1946 ca. 4 millioen ton. De werelduitvoer zal in 1947 ca. 3 millioen !ton be dragen, de helft van het vooroorlogse cijfer. Te verwachten valt, dat het zeker nog 3 a 4 jaar zal duren, voordat de productie van oliën en vetten weer op vooroorlogs peil zal zijn gekomen. (Ec. Stat. Berichten 2.4.47). LAND- EN TUINBOUWINVENTARISATIE 1946. De uitkomsten van bovengenoemde inventarisatie geven aan, dat de landbouw na zijn dieptepunt in de laatste oorlogsjaren weer een krachtig herstel toont. Grote oppervlakten land werden nieuw inge zaaid met gras. De 46.000 ha bouwland in 1945 nam in 1946 met 134.000 ha toe, waardoor deze oppervlakte bijna 20 pet. boven die van 1939 lag. Ook de oppervlakte blijvend grasland is zeer toege nomen. De oppervlakte tuingrond vertoonde ten opzichte van 1945 eveneens een stijging, vooral de oppervlakte der sierteeltgewassen. De rundveestapel breidde zich geleidelijk uit en begon het peil van 1941 te naderen. Het aantal melk- en kalfskoëien nam weliswaar toe met 91.000 stuks ten opzichte van, 1945, doch bleef nog 18 pet. be neden het aantal in 1939. Tengevolge van de aanwas van jongvee was het totale aantal stuks rundvee in 1946 reeds gestegen tot 85 oct. van dat in 1939. De varkensstapel vertoonde tegenover 1945 een sterke vooruitgang, hetgeen ook van het totale aantal paarden kan worden gezegd, even als van de schapenstapel. Wat de pluimveestapel betreft, het aantal kippenkuikens bedroeg 7,5 millioen stuks. Bij de eenden werden slechts ruim 100.000 jonge dieren geteld, terwijl de hoenders,tapel een omvang ongeveer van een derde gedeelte van vóór de oorlog be reikte. (Maandschr. C. B. v. d. Stat. Nov./Dec. 1946). Op 29 April 1947 overleed onze geachte Voorzitter van de Raad van Toezicht, de EdelAchtbare Heer D- STAM. Gedurende 34 jaren heeft hij de belangen van onze Bank gediend. Dat hij ruste in vrede. Namens de Coöp. Boerenleenbank Oudendijk" te Oudendijk: de Raad van Toezicht, het Bestuur, de Kassier. Bestuur en Raad van Toezicht der Coöp. Boerenleenbank Holten", te Holten, ge/en met groot leedwezen kennis van het overlijden van hun geachte Kassier, de Heer H. HOLTERMAN, in de ouderdom van 64 jaar. Gedurende ruim 28 jaar heeft hij met toewijding en met de grootste nauwgezetheid zijn functie vervuld. Zijn nagedachtenis zal bij ons in dankbare herinnering blijven voortleven. Holten, 5 Mei 1947. Heden overleed onverwacht onze hooggeachte Secretaris van het Bestuur, de heer Z. G. HOFS, in de ouderdom van 67 jaar. Gedurende 25 jaar heeft hij onze bank met groote toewijding gediend. Zijn nagedachtenis zal bij ons steeds in ere blijven. Gaanderen, 10 Maart 1947. Bestuur, Raad van Toezicht en Kassier der Coöp. Boerenleenbank .Gaanderen", te Gaanderen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1947 | | pagina 8