3
DE KOMENDE SPAARCAMPAGNE
Bij de behandeling van de artikelen 27 en 28 zal nog worden aan
gegeven voor welke posten het bestuur steeds de goedkeuring van
de raad van toezicht en van de Centrale Bank nodig heeft.
Het gehele onderwerp Verlenen van voorschotten en credieten"
is van dermate groot belang, dat wij hieraan nog een afzonderlijke
bespreking hopen te kunnen wijden.
9. Benoeming van de kassier en eventueel verder personeel.
Tot de bevoegdheid van het bestuur behoort de benoeming, de
schorsing en het ontslag van de kassier, een plaatsvervangende
kassier en het eventuele verdere personeel.
Verder beslist het bestuur over de salariëring, de zekerheidsstelling
en de eventuële pensionnering der genoemde functionarissen,
Een en ander behoort niet tot de uitsluitende bevoegdheid van het
bestuur, daar ook de goedkeuring van de iraad van toezicht vereist is.
Bij de bespreking van de artikelen 35 en 36 der statuten, hande
lende over de kassier en het eventuële verdere personeel komen wij
op deze aangelegenheid nog nader terug.
Art. 26 letter f draagt aan het bestuur op toezicht en controle te
houden of te doen houden op de verrichtingen en de boekhouding van
de kassier (en eventuëel van diens plaatsvervanger en het verdere
personeel), een en ander overeenkomstig de voorschriften der Centrale
Bank. Dit punt behandelen wij verder bij de bespreking van de
contróle.
10. De invordering van gelden.
Het bestuur is belast met de invordering van aan de bank verschul
digde gelden. Ook voor dit punt menen wij te mogen verwijzen maar
het afzonderlijk te bespreken onderwerp „Verlenen van voorschotten
en credieten".
11. Rekening en balans.
Het bestuur is verplicht jaarlijks, vóór 1 Mei, onder overlegging van
de nodige bescheiden, aan de raad van toezicht de rekening en balans
ter contróle over te leggen en binnen een maand na goedkeuring door
de algemene vergadering een afschrift van rekening en balans te zen
den aan de Centrale Bank.
Verder dient nog een exemplaar der goedgekeurde rekening en
balans te Xvorden opgezonden aan het Handelsregister, aan de Bedrijfs
groep Landbouwcredietbanken en aan de inspecteur der belastingen.
Het opmaken van rekening en balans is niet aan het bestuur opge
dragen. Dit is het werk van de kassier. Het bestuur zal ©r natuurlijk
wèl voor moeten zorgen, dat de kassier het tijdig (vóór 1 April) doet
en zal de rekening en balans in een bestuursvergadering moeten
behandelen.
12. Voldoen aan wetten fcen verordeningen.
Ten slotte draagt art. 26 aan het bestuur op te voldoen aan de ver
plichtingen, door of krachtens wetten of verordeningen opgelegd.
13. Recht op inzage van boeken, enz.
Het tweede lid van art. 26 geeft aan elk lid van het bestuur, door
dit college daartoe aangewezen, het recht te allen tijde de boeken en
bescheiden der bank te onderzoeken en haar bezittingen op te nemen.
(Wordt vervolgd).
Onder bovenstaande titel namen wij in de Raiffeisen-Bode van
1 April 1947 een artikel op, zulks naar aanleiding van het ingediende
wetsontwerp tot de instelling van een Nationale Spaarraad en het
uitgeven van rijksspaarbrieven. Verder gaven wij aan de hand van de
door de Minister bijgevoegde Memorie van Antwoord een opsomming
van de motieven, welke de regering tot dit ontwerp hebben geleid.
Na deze uiteenzetting gaven wij onze mening weer over dit voor
nemen der regering en somden wij de voorwaarden op, waaraan o.i.
dient te worden voldaan, wil de te voerpn spaarcampagne ook inder
daad kans van slagen hebben. Het onderhavige wetsontwerp is thans
door de Tweede Kamer in de afdelingen behandeld. Aan het naar
aanleiding van deze behandeling opgestelde voorlopige verslag ont
lenen wij thans het navolgende
Hoewel overtuigd van de noodzakelijkheid van het sparen, is het
ontwerp toch door zeer vele leden der Kamer met weinig geestdrift
begroet. Zij menen namelijk sterk te moeten betwijfelen of de in het
ontwerp genoemde middelen tot enig resultaat zullen leiden en zo
dit al het geval zal zijn, of die middelen wel noodzakelijk, althans
gewenst moeten worden geacht. Immers staat het volgens deze leden
te bezien of een spaarcampagne tot een werkelijk succes kan voeren,
zolang het de overheid niet gelukt het wantrouwen van hen, die
zouden kunnen sparen, te overwinnen. De hoog opgevoerde inkom
stenbelasting ontneemt aan de spaarders een groot deel van de voor
delen van het sparen, de vermogensheffingen tasten de besparingen
zelf aan, terwijl de met een groot tekort sluitende begrotingen nog
steeds een bedreiging van de waarde van de gulden vormen. Voorts
bestaat er nog steeds onzekerheid omtrent de mogelijkheid, dat de
fiscus straks op een groter of kleiner deel van de bespaarde gelden
beslag zal leggen. De blokkering van de saldi bij de Rijkspostspaar
bank heeft te dezen aanzien veel kwaad gedaan.
Bovendien bestaan er aldus deze leden thans reeds vele zeer
verdienstelijke instellingen als particuliere spaarbanken, boerenleen
banken, Rijkspostspaarbank, levensverzekeringsmaatschappijen, welke
het sparen op verschillende wijze mogelijk maken en dit ook bevor
deren. Aan deze instellingen, welke voor het aangegeven doel in het
leven zijn geroepen, kan de propaganda voor intensivering van het
sparen gevoegelijk worden overgelaten. De opbouw van een speciaal
overheidsapparaat hiertoe achten deze leden geheel overbodig, terwijl
zij vrézen, dat het van staatswege bevorderen van het sparen op een
mislukking zal uitlopen.
Andere leden daarentegen waren van oordeel, dat het spoedig
inzetten van een spaarcampagne in verband met de economische toe
stand van ons land noodzakelijk is. Zij merkten op, dat bij de begro
tingsdebatten om een wetsvoorstel als h'et onderhavige is gevraagd.
Wil men de spaarzin wekken zo betogen andere leden dan
moet de overheid voorgaan in het betrachten van soberheid; te gemak
kelijk nog wordt door haar met geld omgesprongen. De lage renten,
die met de gespaarde gelden kunnen worden gekweekt en de on
zekerheid inzake de toekomst der staatsfinanciën zullen de spaarzin
niet bevorderen. De regering zal eerst bij haar eigen optreden radicaal
de steven moeten wenden.
Vele leden der Kamer zouden met belangstelling het antwoord van
de Mfnister tegemoet zien op de vraag tot welke groep of groepen
de zeer velen behoren, tot wie de spaaractie zich zou moeten richten.
Een groot gedeelte van het Nederlandse volk kan niet sparen, een
ander gedeelte wil niet sparen. Deze laatste categorie bestaat voor een
deel uit zwarte handelaren, voor een ander deel uit hen, die geen
voldoende vertrouwen hebben in de stabiliteit van onze munteenheid
of in de mogelijkheid later ten volle vrij over de gespaarde gelden te
zullen kunnen beschikken.
Andere leden wezen er op, dat er vooral gespaard zaJ moeten
worden voor investering op lange termijn, aangezien het verkrijgen
van kapitaal voor industriefinanciering een groot probleem vormt.
Hierin belegde gelden kunnen echter niet op korte termijn worden
terugbetaald. Niettemin blijkt de Minister zich te willen richten tot
de kleinere spaarders, die thans hun consumptie moeten uitstellen,
totdat zij op een later tijdstip beter en goedkoper aan hun behoeften
kunnen voldoen. Zodra dit tijdstip is aangebroken, zullen dus de door
deze groep gespaarde gelden wederom worden opgevraagd, hetgeen tot
betalingsmoeilijkheden zal leiden, daar het in de huidige omstandig
heden onwaarschijnlijk is, dat nieuwe spaargelden de p'laats van de
oude zullen innemen. Veeleer komen voor investeringsdoeleinden dan
ook de grotere spaarders in aanmerking. Doch deze zijn afgeschrikt
door de monetaire en fiscale politiek der regering.
Van verschillende zijden werd gevraagd naar de middelen, waarmede
de Minister het sparen denkt te bevorderen. Men wees er op, dat
spaarbrieven, als in het wetsontwerp beoogd, aanllokkelijk zullen
moeten worden gemaakt, willen zij aftrek vinden. Een inderdaad aan
trekkelijke rente zou echter betekenen een doorkruising van de hui
dige algemene rentepolitiek, terwijl in het algemeen spaarbrieven, die
een voordelige belegging bieden, de bestaande spaarinstellingen con
currentie zouden aandoen, waaronder ook de van rijkswege reeds
bestaande mogelijkheden tot het nemen van een staatsschuldboekje of
het openen van een inschrijving qjp het grootboek. Het resultaat van
een dergelijke uitgifte van spaarbrieven zou dus niet in de eerste
plaats een vermeerdering, maar wel een verplaatsing van spaarbrieven
betekenen.
Enige dezer leden noemden een drietal middeilen, die het even-
vermelde bezwaar zouden kunnen ondervangen.
Ten eerste zou bij de bestaande spaarbanken kunnen worden over
gegaan tot het openen van bijzondere rekeningen voor nieuwe bespa
ringen. Op deze wijze zou overgang van de ene spaarrekening op de
andere kunnen worden tegengegaan en zouden ook de bestaande in
stellingen worden ingeschakeld.
Men kan zich hierbij afvragen noe voorkomen zou kunnen worden,
dat oude spaargelden bij de ene spaarbank worden opgevraagd om
bij een andere op nieuwe rekening te worden ingelegd.
Als tweede middel werd aangeraden het uitgeven van z.g. saving-
bonds, waardoor uitstel van rentebetaling wordt verkregen. Door b.v.
bij opvraging binnen een bepaalde tijd geen rente te vergoeden, gaat
men consumptie tegen. Hiertegen kan worden aangevoerd dat voor
een dergelijke belegging weinig animo zal bestaan, tenzij de rente be
trekkelijk hoog wordt gesteld.
Als derde middel wezen deze leden op de mogelijkheid om in onder
nemingen te sparen. Wellicht iouden ondernemingen het sparen kun
nen aanmoedigen door het geven van een toeslag.
Vele leden zouden gaarne vernemen tegen welke voorwaarden
de Minister de rijksspaarbrieven eventuëel denkt uit te geven of zij
verhandelbaar zullen zijn, of zij op naam zullen luiden, of het obliga
ties zullen zijn met coupons, of zij te allen tijde realiseerbaar zullen
zijn en in welke coupures zij zullen worden uitgegeven.
Bij dit laatste punt werd er door enkele leden op aangedrongen om
kleine coupures uit te geven, teneinde kleine spaarders aan te
moedigen.
Hoewel enkele leden veel gevoelden voor het door de regering
overgaan tot gedwongen sparen, indien de spaarcampagne niet gelukt,
waren vele andere leden toch sterk hiertegen gekant, aangezien dit
gelijk zou staan met een gedwongen lening.
Verschillende leden wezen er op, dat een spaarcampagne groot zal
moeten worden opgezet en hoewel de Memorie van Antwoord aan
geeft, dat de kosten van het bureau en van de spaarraad niet hoog
zullen zijn, wordt toch gevreesd, dat het voeren van een grootse