2
Over de verkiesbaarheid tot bestuurslid en de verkiezingen zelve,
alsmede over de samenstelling van het bestuur, aftreding, schorsing
en ontslag, alsmede over de wijze, waarop-de bestuursvergaderingen
worden gehouden, de besluiten worden genomen en genotuleerd,
spreken wij in dit verband verder niet, aangezien wij ons uitsluitend
beperken tot de taak van de organen der boerenleenbanken. Over de
zo juist genoemde onderwerpen handelen de artt. 20 tot en met 24
der statuten en de artt. 11, 13 en 14 van het huishoudelijk reglement
der boerenleenbanken.
Na deze algemene opmerkingen gaan wij over tot een bespreking
vani -de taak van het bestuur, waarbij wij de verschillende punten
zoveel mogelijk in de volgorde der statuten zullen behandelen.
1. Vertegenwoordiging der bank.
Art. 25 vangt als volgt aan ,,Het bestuur vertegenwoordigt de
bank in en buiten rechte".
,,In rechte" betekent ,,in procedures", dus „voor de rechter". Dat
het bestuur de bank in rechte vertegenwoordigt, wil niet zeggen, dat
het zeil in rechte moet verschijnen. Bij kantongerechtsprocedures
kan het bestuur een gemachtigde aanwijzen; in andere procedures
moet een procureur namens het bestuur optreden. Gelijk bekend
wordt alles, wat bij procedures te pas komt, door het Juridisch Bureau
der Centrale Bank in orde gemaakt, zij het ook in voortdurend over
leg met het bestuur der betrokken bank.
Vertegenwoordiging „buiten rechte" betekent het optreden voor en
namens de bank in het gewone rechtsverkeer. Het bestuur is orgaan,
door middel waarvan de bank aan het rechtsverkeer deelneemt
door middel waarvan de bank, met andere woorden, rechtshande
lingen verricht, zoals het uitlenen van gelden, het aankopen van een
gebouw, enz. Dit brengt echter niet mede, dat het bestuur al die
handelingen zelf moet doen. Het kan een groot deel ervan laten ver
richten door de kassier, gelijk wij nog zullen zien.
2. Tekenen namens de bank*
Op grond van het beginsel, dat het bestuur de bank vertegenwoor
digt, moeten stukken, die van de bank uitgaan, worden getekend
door het bestuur. „Het bestuur" is natuurlijk „het gehele bestuur".
Daar het echter lastig zou zijn om altijd de handtekeningen van alle
bestuursleden te moeten hebben, bepaalt art.' 25 lid 2 der statuten,
dat, om de bank te verbinden, de handtekening van twee bestuurs
leden voldoende is.
Uitgaande stukken kunnen dus worden getekend door twee be
stuurders, voorzover zij niet door de kassier kunnen worden getekend.
3. Volmacht en instructie kassier.
Het behoeft geen betoog, dat het belemmerend zou werken op de
dagelijkse gang van zaken, wanneer alle uitgaande stukken (kwitan
ties, giro-opdrachten, enz.) zouden moeten worden getekend door
twee der bestuursleden. Jdd 3 van art. 25 opent daarom de mogelijk
heid om aan de kassier (eventueel aan de plaatsvervangend kassier)
een schriftelijke volmacht te verlenen. In deze volmacht, die door
het gehele bestuur moet worden getekend, is nauwkeurig omschreven
in hoeverre de kassier jegens leden der bank en jegens derden
namens de bank mag tekenen en handelen. t)e inhoud dezer volmacht
moet door de Centrale Bank worden goedgekeurd.
In den regel zal deze volmacht zich niet verder uitstrekken dan tot
die handelingen, welke dagelijks of althans veelvuldig voorkomen en
vlot moeten verlopen.
Uit den aard der zaak is het gewenst, dat het bestuur van de moge
lijkheid, geopend in lid 3 van art. 25 gebruik maakt en de kassier
een schriftelijke volmacht geeft. Een model-volmach-t is bij de af
deling Inspectie der Centrale Bank verkrijgbaar.
Van het geven van volmacht aan de kassier moet opgave worden
gedaan aan het Handelsregister.
Wat hierboven gezegd is omtrent het geven van volmacht aan de
kassier, geldt eveneens voor de plaatsvervangende kassier*
In dit verband moge ook gewezen worden op de wenselijkheid
van het opstellen van een instructie voor de kassier (eventueel ook
voor de plaatsvervangende kassier), in welke instructie de te ver
richten werkzaamheden nauwkeurig worden omschreven. Besturen,
die tot het vaststellen van een instructie willen overgaan, kunnen
hiertoe overleg plegen met de afdeling Inspectie der Centrale Bank,
die gaarne een model-instructie ter beschikking zal stellen.
4. Waarneming van de kassiersfunctie
Het vierde of laatste lid van art. 25 geeft aan het bestuur de
bevoegdheid zelf de kassiersfunctie waar te nemen of door de
plaatsvervangend kassier te doen waarnemen.
Wanneer er geen plaatsvervangend kassier is en het bestuur zelf
de kassiersfunctie tijdelijk waarneemt, zijn voor de finantiële han
delingen (tekenen van kwitanties e.d.) de handtekeningen van twee
bestuursleden vereist.
Daar dit in de praktijk tamelijk lastig is (immers zouden b.v. alle
zittingen door twee bestuursleden moeten worden bijgewoond}, geeft
lid 4 van art. 25 de mogelijkheid aan om één der bestuursleden
schriftelijk volmacht te verlenen (deze volmacht te tekenen door
alle bestuursleden om voor bepaalde handelingen namens het be
stuur te tekenen en op te treden. Het is in dit geval echter nood
zakelijk, dat dit gevolmachtigde bestuurslid zekerheid stelt voor zijn
beheer.
De meest practische wijze om-deze moeilijkheden bij eventuële
ontstentenis van de kassier te ontgaan is, dat bij iedere boerenleen
bank naast de kassier een plaatsvervangend kassier wo'rdt be
noemd. Als zodanig kan benoemd worden b.v. een lid van het be
stuur of van de raad van toezicht of een plaatsvervangend lid dezer
colleges.
Bij grotere boerenleenbanken (met meerder personeel) kan ook
een lid van dit personeel tot plaatsvervangend kassier worden be
noemd.
De artikelen 26, 27 en 28 der statuten geven een gedetailleerde
omschrijving van allerlei handelingen, die tot de taak van het be
stuur behoren. Deze handelingen zijn daarbij ingedeeld in drie groe
pen, welke als volgt kunnen worden omschreven
a. handelingen, welke door het bestuur zonder nadere goedkeuring
van andere instanties kunnen worden verricht (art. 26)
b. handelingen, voor welke het bestuur de goedkeuring van de
raad van toezicht nodig heeft (art. 27)
c. handelingen, waarvoor het bestuur de goedkeuring der Centrale
Bank nodig heeft (art. 28).
De handelingen, welke tot elk der drie bovengenoemde groepen
behoren, willen wij hieronder zeer in het kort noemen.
HANDELINGEN ZONDER NADERE GOEDKEURING
VAN ANDERE INSTANTIES.
5. Ledenregister, boeken en bescheiden.
Het bestuur is verplicht ervoor te zorgen, dat wet en statuten
worden nageleefd, het ledenregister der bank geregeld wordt bijge
houden, de wettig genomen .besluiten worden uitgevoerd en het
ledenregister en de overige boeken en bescheiden gedurende 30
jaren worden bewaard.
Bij dit laatste moge worden aangetekend, dat tijdens de bezet-
tings-jaren een andere bewaringstermijn gold. Deze is sedert de be
vrijding tegelijk met vele andere maatregelen van de bezetter nietig
verklaard, al is het wel de bedoeling om de termijn van 30 jaar, al
thans voor de bescheiden, korter te maken. Oficiëel is deze nieuwe
verjaringstermijn nog niet in de wet opgenomen. Naar onze mening
bestaat er erchter geen bezwaar tegen om b.v. kwitanties en stortings
bewijzen niet langer dan 10 jaar te bewaren.
De in de wet genoemde en eventueel nog te noemen bewarings
termijnen van boeken en bescheiden moeten gerekend worden vanaf
de datum der laatste boeking of inschrijving.
Afgezien van in wet of statuten genoemde bewaringstermijnen
is het noodzakelijkheid de ledenregisters altijd, dus tijdens het gehele
bestaan der bank, te bewaren.
6. Toelating en ontzetting van leden.
Het bestuur beslist over de toelating en ontzetting van leden.
Een afwijzende beslissing omtrent de toelating is onderworpen aan
beroep van de afgewezene op de raad van toezicht.
Het bestuur is verder verplicht om na te gaan of er leden zijn,
die ervoor in aanmerking klomen, dat hun lidmaatschap wordt op
gezegd overeenkomstig art. 14 der statuten. Is dit het geval, dan
moet het bestuur aan de algemene vergadering voedstellen om tot
zodanige opzegging te besluiten.
Op dit punt, alsmede op het opgeven aan het Handelsregister van
mutaties in de ledenlijst, komen wij nog nader terug.
7. Vaststelling rente, provisie enz.
Een belangrijk deel van de bestuurstaak is ook de vaststelling
van de rentevoet, de provisie en de verdere voorwaarden voor de te
verstrekken voorschotten, credieten, garanties, borgtochen, spaar
gelden en deposito's.
Voor deze vaststelling behoeft het bestuur de goedkeuring van
de raad van toezicht.
Gezien de belangrijkheid van dit onderwerp stellen wij ons voor
hierop nog nader terug te komen bij de bespreking van de rente-
politiek.
8. Het opnemen van gelden en het verlenen
van voorschotten, credieten enz.
Hiermede raken wij wel het meest gewichtige en verantwoordelijke
deel van de taak van het bestuur, inzonderheid wat betreft de ver
lening van voorschotten, credieten, enz.
Over het opnemen van gelden, hetzij spaargelden of deposito's in
lopende rekening, hetzij als crediet bij de Centrale Bank, kan het
bestuur beslissen, daarbij rekening houdend met de grenzen, hier
voor in het huishoudelijk reglement der bank bepaald (zie art. 5 van
dit reglement). Ook bij het verlenen van voorschotten, credieten,
garanties enz. moet het bestuur blijven binnen de bij huishoudelijk
reglement bepaalde grenzen. Art. 6 van dit reglement geeft aan tot
welk bedrag het bestuur aan één lid een voorschot of crediet in
lopende rekening mag verstrekken zonder toestemming van de raad
van toezicht en tot welk bedrag mét toestemming van die raad.
Overschrijding van de gestelde grenzen is slechts mogelijk nadat
het bestuur hiervoor, behalve de goedkeuring van de raad van toe
zicht, ook die van de Centrale Bank heeft verkregen.
Het bestuur houde bij de verlening van voorschotten en credieten
vooral rekening met de soliditeit van de posten, met hun liquiditeit
en met de liquiditeit van de bank. Ste ds moet voldoende zekerheid
gesteld worden. Alle te verstrekken posten moeten van de zijde der
bank met een termijn van ten hoogste drie maanden opzegbaar zijn.