AIFFEISEN-BODE OFFICIEEL ORGAAN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT WEDEROPBOUW DOOR OF TENGEVOLGE VAN OORLOGS GEWELD VERWOESTE BOERDERIJEN REDACTIE EN ADMINISTRATIE KR NIEUWE GRACHT 29 U T R ECHT TELEF. 15867 NEGEN EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 11 1 MEI 1947 Wij zullen bekend mogen veronderstellen, dat in afwachting van de definitieve financierdngsregeling voor de wederopbouw van door oorlogsgeweld vernielde boerderijen een voorloopige regeling is ge troffen. Deze voorloopige regeling houdt dn, dat nadat de plannen van herbouw door het Bureau Wederopbouw zijn goedgekeurd en de kos ten van wederopbouw zijn begroot, met de wederopbouw niet wordt begonnen alvorens de eigenaar der boerderij 25 °/o der begroote kos ten bij het Bureau Wederopbouw Boerderijen heeft voldaan. De ove rige 75 °/o der kosten worden in afwachting der definitieve regeling voorloopig renteloos door den Staat voorgeschoten. Tengevolge van de zeer gestegen bouwkosten deze bedragen 2i^ a 3 maal de kosten van Mei 1940 is de herbouw zeer duur en dit beteekent natuurlijk, dat de door den eigenaar te storten 25 °/o een aanzienlijk bedrag wordt. In de meeste gevallen zullen de eigenaars dit bedrag dan ook niet uit eigen middelen kunnen verschaffen, doch zullen moeten trachten de daarvoor benoodigde middelen te kenen. Het Bureau Wederopbouw Boerderijen deelt daarom in de kennis geving van de begroote kosten der wederopbouw en het als voorschot te storten bedrag mede, dat indien men niet de noodige middelen heeft om het voorschot te betalen, men zich tot de plaatselijke boeren leenbanken kan wenden, die zich bereid hebben verklaard hiervoor hare medewerking te verleenen. Indien evenwel de boerderij tegen molest verzekerd is geweest en de eigenaar niet beschikt Over de noodzakelijke middelen om de ver- eischte storting van 25 pet. te voldoen, dan kan de eigenaar trachten om via het Bureau Wederopbouw Boerderijen bij de Herstelbank een voorschot tot het vereischte bedrag te vragen op de uitkeering uit de molestverzekering. Het spreekt vanzelf dat bij een gunstige beslissing van de Herstelbank het op de molestuitkeering vrijgegeven geld uit sluitend gebruikt mag worden ter voldoening van de voor den herbouw van de boerderij benoodigde bijdrage. De in meerdere landbouwbladen voorkomende mededeeling dat de boerenleenbanken zich ook bereid hebben verklaard eventueel het rentelooze voorschot te verstrekken, is minder juist. O.i. rust op onze boerenleenbanken zeer zeker de plicht om daar waar dit maar eenigszins mogelijk is haar medewerking te geven, dat de verwoeste boerderijen zoo spoedig mogelijk herbouwd kunnen worden, doch dit beteekent geenszins, dat voor dit doel zonder dat behoorlijke zekerheid is gegeven, voorschot kan en mag worden ver leend. Dit zou geheel in strijd zijn met de eischen aan een goed en solied bankbeheer en door de statuten gesteld. lm verband met de lange duur waarvoor het voorschot gegeven moet worden en mede in verband met de geldsaneeringsvoorschriften zal in het algemeen de eisch gesteld; moeten worden, dat dit voorschot door hypothecaire zekerheid wordt gedekt. In vele gevallen echter zal de waarde van het aan te bieden onder pand niet voldoende overwaarde hebben, en ook vaak al met eer dere hypotheek zijn belast. Er moet dan aanvullende zekerheid ge steld worden en dat zal juist de haast niet te overbruggen moeilijk heid zijn. Wordt niet voldoende zekerheid aangeboden, dan komt de ver strekking van een voorschot in strijd met de door de statuten en door een goed bankbeleid gestelde eischen, terwijl toch anderzijds het ge voel bestaat, dat helpen in deze gevallen plicht is. Er moet dus een oplossing gezocht worden, waarbij toch de eener- zijds gevraagde hulp kan worden verleend en anderzijds aan de eischen van de statuten en van een goed bankbeheer is voldaan. Deze oplos sing kan dan woiden gevonden, dat in die gevallen, dat de aanvragers niet zelf voldoende zekerheid kunnen stellen, het Onderling Waarborg fonds afd. C deze posten al dan niet tijdelijk verwaarborgd. Indien derhalve de aanvrager geheel te goeder naam en faam bekend staat, ini het verleden steeds zijn financiëele verplichtingen behoorlijk is nagekomen, als landbouwer een goed vakman is en derhalve het ver trouwen gewettigd is, dat hij onvoorziene omstandigheden voorbe houden ook in de toekomst zijn verplichtingen behoorlijk zal na komen ,dan kan een beroep worden gedaan op het Onderling Waar borgfonds afd. C. Weliswaar kan niet toegezegd worden, dat het bestuur van het fonids op elke aanvraag gunstig zal beschikken, doch wel dat elke aanvraag in overweging zal worden genomen en zoo mogelijk zal worden toegestaan, zuliks voorloopig totdat de wederopbouw der boerderij is voltooid. Is dan de verkoopwaarde van de boerderij zoo danig geworden, dat het voorschot geacht moet worden behoorlijk ge dekt te zijn, dan vervalt de verwaarborging door het Waarborgfonds afd. C. Is nog steeds geen voldoende overwaarde aanwezig, dan blijft deze verwaarborging gehandhaafd totdat deze tengevolge vam de jaar- lijksche aflossing wel aanwezig is gekomen. Uitdrukkelijk willen wij er op wijzen, dat het bovenstaande geen vrijbrief inhoudt om voqr alle gevallen van wederopbouw een beroep op het Waarborgfonds te doen, doch slechts in die gevallen, dat de eigenaar niet in staat is te achten naar de eerlijke overtuiging van het bestuur zelf voldoende zekerheid te stellen. Een eenvoudige opgaaf is dit niet, daar bij de beoordeeling hiervan' toch ook nog acht zal moeten worden geslagen op de eventueele andere crediet-behoefteh van den aanvrager en bovendien, wanneer dit maar eenigszins mogelijk is, de helpende hand moet worden geboden. De besturen der banken in de getroffen streken kunnen zich derhalve in die gevallen, waarin naar hun inzicht en eerlijke overtuiging hulpverleening met het oog op den persoon van den aanvrager en diens omstandigheden gemotiveerd en noodzakelijkheid is, tot ons en het Waarborgfonds afd. C wenden, zelfs al is de door den aanvrager geboden hypothecaire zekerheid niet voldoende, mits de aanvrager van zijn kant medewerkt om zoover dat in zijn vermogen ligt die zekerheid aan te vullen, b.v. door zeker- heidsoverdracht van levenden en dooden boerderij-inventaris. Uit den aard der zaak wordt geval voor geval door het beatuur van het Fonds beoordeeld. Bij het bovenstaande is er van uitgegaan, dat het aan het Bureau Wederopbouw Boerderijen te betalen voorschot altijd 25 °/o der be groote herbouwkosten zal bedragen. Dit is echter niet geheel juist. Indien het waarschijnlijk is met het oog op de te verwachten defini tieve regeling, dat het bedrag dat althans voorloopig definitief door den eigenaar buiten en behalve de rijksbijdrage moet worden betaald uit eigen middelen minder zal zijn dan 25 °/o, dan wordt het aan het Bureau Wederopbouw Boerderijen te betalen voorschot gesteld op het waarschijnlijk uit eigen middelen te betalen bedrag. Dit zal zich vooral voordoen bij de herbouw van kleine boerderijen op de zand gronden. Ten slotte willen wij dit artikel niet beëindigen zonder nog iets te hebben gezegd o.ver de wijze waarop de herbouw volgens de bestaande plannen definitief zal worden gefinancierd. Wij weten allen dat de rijksbijdrage op lange na niet voldoende is om daaruit de kosten voor herbouw te voldoen. Daarnaast komt nog een zeer aanzienlijk bedrag. Het ligt nu in de bedoeling, dat door den eigenaar in ieder geval betaald worden de kosten voor verbetering van nieuw voor oud en de meerdere waarde van de nieuwe boerderij tengevolge van betere vruchtbaarheid. Hierna blijft echter nog een aanzienlijk bedrag over. Er wordt nu nagegaan welk bedrag hiervan gezien de rentabiliteit (de opbrengstmogelijkheid van het bedrijf) nog door den eigenaar kan worden gedragen. Dit bedrag jword't dan den eigenaar door den Staat c.q. door derden als rentedragende geldlee- ning verstrekt, indien en voorzooveel de eigenaar dit niet zelf uit eigen middelen kan voldoen. Het daarna nog resteerende gedeelte der bouwkosten wordt door den Staat als renteloos voorschot verstrekt. Na een bepaalden termijn, waarschijnlijk na 10 jaar, wordt dan nage gaan, gelet op de dan geldende omstandigheden, b.v. gestegen ver koopsprijzen, gestegen rentabiliteit van het bedrijf, of en in hoeverre het rentelooze voorschot geheel of ten deele rentedragend kan wor den gemaakt. Het rentelooze voorschot, dat niet in een rentedragend voorschot kan worden omgezet, zal alsdan worden kwijtgescholden. Uiteindelijk komt het er dus op neer, dat nadat de bouw is be ëindigd, de rijksbijdrage met de 75 die de Staat heeft voorgeschoten wordt verrekend en voor het daarna resteerende bedrag een leening wordt ontvangen die of geheel renteloos is, dan wel ten deele rente dragend en ten deele renteloos is.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1947 | | pagina 1