5
Bovendien kan ten aanzien van de opstallen voor den tuinbouw
rekening worden gehouden met de volgende aftrekposten
per m2 kas (serre) 0.75
per m2 warenhuis 0.90
per raam 1.40
bij betonnen materiaal per raam 1.10
voor glas met rietmatten per raam 1.90
Zie overigens Mededelingenblad van de Stichting voor den Land
bouw le jaargang nummer 13 (October/November 1946).
3. Kinderen in het bedrijf werkzaam.
Voor kinderen tusschen 18 en 30 jaar 2), die gedurende het tusschen
de peildata gelegen tijdvak tot het gezin van den aangever hebben
behoord en in het bedrijf werkzaam zijn geweest zonder daarvoor loon
in geld te hebben ontyangen, mag overeenkomstig den leidraad, als
aftrekpost worden opgenomen per kind maximum'het gebruikelijke
loon doch ten hoogste een bedrag van 500.per jaar. Met het feit,
dat aan de kinderen een bescheiden zakgeld is uitgekeerd, wordt bij
de toelating van dezen aftrekpost geen rekening gehouden. Indien men
deze aftrekposten opneemt, behoort mede aangifte te worden gedaan
ten aanzien van de kinderen, die in het bedrijf werkzaam zijn geweest.
Om onnoodige aangiften te voorkomen adviseert de Stichting reeds
terstond op het aangiftebiljet vantïe ouders mededeeling te doen van
het. begin- en eindvermogen van hun vorenbedoelde kinderen.
4a. Waarde niet-geoogste vruchten.
Voor zoover de waarde van niet-geoogste vruchten, die tenminste
eenmaal in de drie jaren worden ingeoogst, tusschen de twee peildata
der liquidatie van het landbouwbedrijf gerealiseerd is, adviseert de
Stichting eveneens een aftrekpost op te nemen.
4b. Reserves voor schijnwinsten.
Hetzelfde adviseert de Stichting ten aanzien van de reserves voor
schijnwinsten, welke voor de regeling van de Inkomstenbelasting,
krachtens de bekende Ministeriëele missives buiten aanmerking wor
den gelaten.
III. BESPARINGEN.
Ten aanzien van de besparingen van boeren en tuinders, die tenge
volge van de slechte conjunctuur voor den voorlog niet hebben ge
spaard, kan, aldus de leidraad, worden aangenomen, dat ook zonder
oorlog de conjunctuur ten aanzien van het landbouwbedrijf zou zijn
verbeterd. Ten hunnen aanzien kan, naar het de Stichting voorkomt,
de vermelding van de jaarlijksche besparingen in de jaren 1938 en 1^39
achterwege blijven. Bovenbedoelde besparingen, voor zoover verkregen
uit bedrijfswinst, welke den algemeenen aftrekpost van 5.000.te
boven gaan, kunnen derhalve worden afgetrokken tot een maximum
van 10.000.
IV. ZWARTE BEDRIJVIGHEID.
Omtrent dit onderwerp behelst de leiuraad het navolgende
Met betrekking tot de zwarte bedrijvigheid moet worden nagegaan
of de belastingplichtige, gebruikmakende van de schaarschte aan goe
deren en arbeidskrachten, een aanzienlijk hoogeren prijs heeft be
dongen, dan, met inachtneming van de goede trouw, op het tijdstip
van het sluiten der overeenkomst gebruikelijk was. Bij het beoordeelen
van de door een belastingplichtige in rekening gebrachte prijzen wordt
onderscheiden wettelijke prijzen, gebruikelijke priizen, hoogere prijzen
dan de gebruikelijke en aanzienlijk hoogete prijzen dan de gebrui
kelijke, Wettelijke prijzen zijn die, welke zijn vastgesteld met inacht
neming van de prijsvoorschriften. Een vermogensaanwas, welke is
ontstaan doordat uitsluitend wettelijke priizen zijn bere~kend, kan
uiteraard niet worden beschouwd als op onoirbare dan wel op onge
rechtvaardigde wijze te zijn verkregen. De feiten liggen nu echter
eenmaal aldus, dat tijdens de bezetting, ^ok in het verkeer dat als
„te goeder trouW zijnde werd aanvaard, niet steeds aan de wettelijke
prijzen werd vastgehouden. De gebruikelijke prijzen waren in het al
gemeen hooger dan de wettelijke prijzen en nochtans werden zij. in
aanmerking nemende de omstandigheden, door het rechtsbewustzijn
verantwoord geacht. Ondernemers, die de gebruikelijke, prijzen „te
goeder trouw" rekenden, werden door het publiek in alle opzichten
als-fair aangemerkt. De door die ondernemers verkregen vermogens-
aanwas behoort dan ook niet door het hoogste tarief te worden ge
troffen. Niet zelden werden nog hoogere prijzen bedongen dan de hier
voor bedoelde „te goeder trouw" gebruikelijke prijzen. Niet elke
afwijking naar boven doet echter het hoogere tarief toepasselijk-wor-
Noot van de Redactie
2) Sedert is gebleken, dat vooral in de zandstreken veelvuldig
voorkomt, dat ook kinderen die ouder zijn dan 30 jaar op het bedrijf
werkzaam blijven, zonder daarvoor een in geld vastgesteld loon te
ontvangen. De beperking tot 30 jaar is derhalve minder juist. Er
worden pogingen in het werk gesteld ook deze beperking opgeheven
te krijgen. Im voorkomende gevallen brenge men dus ook voor kinde
ren, die ouder en in het eigen bedrijf werkzaam zijn, de aftrekpost
in mindering.
den, aangezien noodig is dat „aanzienlijk hoogere prijzen" zijn be
dongen. De begrippen „hoogere" prijs en „aanzienlijk hoogere" prijs
zijn uiteraard niet nauwkeurig te omschrijven. Het is dan ook niet
mogelijk voor alle gevallen vast te stellen hoe groot het verschil mag
zijn tusschen den te goeder trouw gebruikelijken prijs en den hoogeren
prijs en waar de grens tusschen den hoogeren prijs en den aanzienlijk
hoogeren prijs is overschreden.
Bij de vraag of de bedongen prijzen te goeder trouw gebruikelijk zijn,
dan wel hooger of aanzienlijk hooger, zullen de omstandigheden op het
tijdstip van het sluiten der overeenkomst ter zake moeten beslissen.
Die omstandigheden zijn echter niet overal dezelfde geweest. In de
eene streek van het land moet een zekere prijs van een bepaald artikel
als „aanzienlijk hooger" worden beschouwd, terwijl in een andere
streek dezelfde prijs, ofschoon wellicht hooger dan de -wettelijke of de
aldaar gebruikelijke prijs, onder de destijds in die streek geldende bij
zondere omstandigheden niet zoo hoog is te achten, dat weidenkenden
er aanstoot aan nemen. Steeds zal per streek gelet moeten worden op
den aard van het geleverde goed en den bewezen dienst, op de be-
teekenis welke goed of dienst hadden voor het volksbestaan, op de
mate van schaarschte aan soortgelijke goederen en diensten op het
tijdstip van h,et sluiten der overeenkomst en op het aldaar in de bij
zondere omstandigheden onder fatsoenlijke menschen algemeen aan
vaarde rechtsbewustzijn.
V. AANVOER TER VEILING.
Hieromtrent zegt de Ieddt*aad r
Ten aanzien van boeren en tuinders, die, geheel in overeenstem
ming met de daartoe geldende voorschriften en ook volkomen te goeder
trouw, hun producten ter veiling hebben aangevoerd, waar die pro
ducten voor een deel door vijandelijke instanties in beslag werden
genomen, doch voor een deel ook aan de bevolking ten goede zijn
gekomen, behoort de vermogensaanwas, verkregen uit hoofde van leve
ringen aan die instanties, niet onder het hoogere tarief te worden
begrepen, want van hen behoeft niet te worden gezegd, dat zij die
producten hebben geleverd in strijd met de zorgvuldigheid ten aanzien
van de nationale zaak, welke redelijkerwijze betaamde. Welke gevallen
onder artikel 27 vallen en welke niet zal t.z.t. in hoogste instantie door
het scheidsgerecht moeten worden beslist.
VL^ BEWIJS ONOIRBARE AANWAS.
%De leidraad gaat ten aanzien van dit punt aldus verder
Een belangrijk punt in artikel 27 is de regeling van den bewijslast.
Deze last drukt in beginsel op den belastingplichtige en niet op den
inspecteur. Volgens artikel 27, tweede lid, wordt namelijk een vermo
gensaanwas, waarvan de belastingplichtige de herkomst niet overtui
gend aantoont, belast als op onoirbare- dan wel op ongerechtvaardigde
wijze verkregen vermogensaanwas. Dit is noodig o.m. in verband met
aanzienlijke verrijkingen, welke, ook buiten de uitoefening van bedrijf
of beroep, veelal door ongure elementen voor toegezegde hulp of
voorspraak, of soms zelfs door roof zijn verkregen.
Bij het opleggen van aanslagen naar het verhoogde tarief dienen de
inspecteurs met groote omzichtigheid te werk te gaan. Zij mogen dat
tarief eerst toepassen indien er een begin van bewijs is. Zulk een be
wijs kan geacht worden te zijn geleverd indien (uit beschikbare ren-
seignementen b.v.) blijkt, dat abnormale winsten zijn behaald, dat be
paalde omzetten en winsten administratief niet zijn veranwoord of dat
een belastingplichtige in gebreke blijft den aanwas van zijn vermogen
te verklaren. De inspecteurs behoeven wat betreft het overtuigend
aantoonen door den belastingschuldige niet het volle bewiis te eischen.
Een gemoedelijke overtuiging bij den inspecteur, dat de belasting
plichtige niet valt onder de voorwaarden, welke in artikel 27 met be
trekking, tot de toepassing van het verhoogde tarief zijn gesteld, zal
veelal voldoende zijn. Dit geldt temeer, indien de bewijsstukken, welke
de herkomst van den vermogensaanwas kunnen verklareh, zonder op
zettelijke vernietiging door den belastingplichtige," zijn verloren ge
gaan, b.v. door oorlogshandelingen. In die gevallen wordt genoegen
genomen met het aannemelijk maken van de herkomst van den ver
mogensaanwas.
VII. BELASTING ONOIRBARE AANWAS.
Hieromtrent vervolgt de leidraad tenslotte
Indien de inspecteurs bij 'het regelen van de voorloopige aanslagen
op grond van de hun ten dienste staande gegevens tot de overtuiging
zijn gekomen, dat een belastingplichtige een vermogensaanwas heeft,
welke tenminste gedeeltelijk op onoirbare- dan wel op ongerechtvaar
digde wijze is verkregen, behoort de geheele aanwas volgens het ver
hoogde tarief te worden belast, met dien verstande, dat het gedeelte
van den aanwas, dat kennelijk is voortgekomen uit waardestijging van
op den eersten peildatum reeds aanwezig bezit (zie het slot van arti
kel 27 eerste lid) of dat verklaard kan worden uit (eventueel krachtens
het buitengewoon navorderingsbesluit) aangegeven inkomens en winsten
van oirbaren oorsprong, volgens het normale tarief behoort.te worden
belast. Dit is slechts anders indien naar het oordeel van den inspecteur
het innemen van dit standpunt tot onredelijke resultaten voert,