h 3 DE VERMOGENS AANWASBELASTING intusschen de balanswerkzaamheden ook meer aandacht vroegen dan andere jaren. Het geheele jaar door trouwens bleef de drukte abnormaal. De op gave der saldi tegoed boven 900.aan de fiscale, recherche de opgaven der maandelijksche cijfers betreffende de ontwikkeling der creditgelden, de regelmatige opgaven van debetsaldi van debiteuren, vroegen regelmatig de aandacht. De bijzondere regelingen betreffende het verleenen van credieten en hypotheken eischten bijzondere accura tesse en gaven aanleiding tot verscheidene moeilijkheden. De maatregelen betreffende het effecten-verkeer waren zeer inge wikkeld en hadden vooral bij de Centrale Bank een omvangrijke arbeid tengevolge. Bij al deze moeilijkheden kwamen nog voor vele boerenleenbanken de problemen van de brandstoffen- en lichtvoorziening aan de orde. Bij de uitvoering van overheidsmaatregelen bleef het echter niet. Ook van andere instanties kwamen verzoeken binnen om mede werking van Centrale Bank en boerenleenbanken, waardoor weer extra werk op de schouders van de kassiers werd gelegd. De Rijksdienst voor Landbouwherstel vroeg medewerking voor de betaling van voorschotten op schade-uitkeerirtgen en voor de uitvoering van een regeling ten aanzien van te verstrekken credieten voor aan koop van glas voor tuinders in getroffen gebieden. Door het Ministerie van Landbouw en Visscherij werd de bemidde ling ingeroepen voor uitbetaling van toeslag bedrijven op lichte gronden. De Stichting voor den Landbouw deed een beroep op de banken voor de uitbetaling van de z.g. vacantiebonnen voor de landarbeiders. Enkele andere regelingen van de zijde van de Overheid, namelijk die betreffende het verstrekken van oogstcredieten aan de landbouwers in de getroffen gebieden en voor het verstrekken van consumenten- credieten kwamen in 1946 nog niet tot uitvoering. Evenmin de regeling betreffende den wederopbouw boerderijen, waarbij ook het landbouw- credietwezen zal, worden ingeschakeld. Deze zullen in 1947 aan de orde zijn. Het jaar 1946 wordt voorts gekenmerkt door de verschijning van drie belangrijke wetgevings-producten op "belastinggebied en wel de vol gende 1. Wetsontwerp Vermogensaanwasbêlasting, ingediend 23 Febr. 1946, 2. Wetsontwerp Belastingherziening, ingediend 7 Juni 1946; 3. Wetsontwerp Vermogensheffing ineens, ingediend 26 Oct. 1946. Voor de Vermogensaanwasbelasting, waardoor onze organisatie een aderlating van ruim 8 millioen gulden zal moeten ondergaan, worden thans de voorloopige aangiften door de Centrale Bank behandeld. Het Wetsontwerp Belastingherziening, dat de Kamers nog niet ge passeerd is, kan voor de boerenleenbanken verlichting van belasting druk beteekenen door de mogelijkheid een deel der winst (wellicht 15 belastingvrij te reserveeren. Het is zeer waanrschijnlijk, dat deze mogelijkheid reeds voor het boekjaar 1946 zal gelden. De Vermogensheffing ineens is ook nog in behandeling in de Staten- Generaal. Deze belasting strekt zich niet uit tot binnenlandsche lichamen, zoodat de boerenleenbanken er niet onder vallen. Op organisatorisch gebied kwam .er, na de benauwende en energie- sloopende oorlogsjaren, weer leven in de brouwerij. In de Algemeene Vergadering der Centrale Bank wercT een voorstel aangenomen van het bestuur der Centrale Bank om te komen tot aan vulling van het Onderling Waarborgfonds met een afdeeling C, dat ten doel heeft de Boerenleenbanken en de Centrale Bank tegemoet te komen in de schade die zij mochten lijden wegens oninbaarheid van door die banken verstrekte voorschotten of credieten, waarvoor geen voldoende zekerheid kon worden gesteld, doch waarvan de verstrek king uit een oogpunt van algemeen of sociaal belang noodzakelijk werd geacht. In het bijzonder werd hierbij gedacht aan de credietverleening in de getroffen gebieden en aan de pioniers in den N.O.-Polder. De Raiffeisen-Bode, het officiëele orgaan der Centrale Bank, waarin voorlichting aan bestuurders en kassiers der banken wordt verstrekt, verscheen weer in 6500 exemplaren en wordt ook weer rechtstreeks aan de bestuurders toegezonden.. Door de Centrale Bank werden adviezen verstrekt omtrent vergoe dingen uit te keeren aan de kassiers en de personeelsleden der banken, wegens de bijzonder zware werkzaamheden in verband met de geld- saneeringsmaatregelen De goedkoopgeldpoltiek van de Regeering drukte de rente van *3e geldmarkt De daling van de rente en het gebrek aan geschikte be leggingsobjecten en credietmogelijkheden dreigde tot gevolg te hebben, dat aan de spaarders geen behoorlijke rente kon worden uitgekeerd. Daar hierdoor de spaarzin en de inbreng van nieuwe gelden zou worden geremd, werd met den Minister van Financiën overleg gepleegd en tenslotte overeengekomen, dat onder bepaalde voorwaarden een bedrag gelijk aan de vrije spaargelden per 1 Juni j.1. tegen een rente van 2/^ °/o, met een opzeggingstermijn van 3 maanden, kon worden gestort in 's Rijks Schatkist. Voor de geblokkeerde gelden kende de Minister geen pardon, zeer waarschijnlijk omdat de houders er van hadden kunnen inschrijven op het Grootboek 1946. De consequentie van die houding was, dat ook de boerenleenbanken in het algemeen een onder scheid moesten maken in de rentevergoeding voor vrije en die voor (geblokkeerde gelden. Bij de beschouwing der balanscijfers 1946 van de boerenleenbanken in vergelijking met die van het jaar 1945, treft in de eerste plaats de vermindering van het saldo-tegoed der spaarders en crediteuren. Was I? het totaal dier saldi-tego'ecV op 31 December 1945 1419 millioen, op 1 31 December 1946 bedroeg dit nog löStTmillioen. "Deze vermindering f was te verwachten na de enorme stijging, welke tengevolge van de geldsaneeringsmaatregelen in 1945, had plaats 'gehad. De drang naar contant geld in de eerste dagen van het jaar, na het vrijgeven van de girale rekening was een der oorzaken. Voorts werden gelden ont trokken in verband met de voortgaande hoewel beperkte deblokkee- ringsmogelijkheden, ofschoon te dien aanzien vele klachten ontvangen werden. Door de inschrijvingen op Spaarcertificaten en vooral op het Groot boek 1946, wérden belangrijke bedragen 295 millioen) onttrokken en eveneens voor de betaling van zekerheidsstelling en achterstallige belastingen. Ook de hooge prijzen van vee, meststoffen, voederartikelen, land bouwwerktuigen en alle andere bedrijfsbenoodigheden, waren oorzaak van een krachtig beroep op de gedeponeerde gelden. Tenslotte deed de reactie op de ontzeggingen gedurende den oorlog en de dringende noodzaak om in uitgestelde behoeften te voorzien, vele gelden wegvloeien. Wij hebben echter den indruk, dat de teruggang der middelen niet in die mate zou hebben plaats gevonden als er tengevolge van helaas noodzakelijke, maar ingewikkelde en onbegrepen saneerings- en fiscale maatregelen niet te veel weerstanden waren ontstaan, waar door de geneigdheid om zijn gelden naar de banken te brengen, afnam. Door het toenemen d^er bedrijvigheid en door het nakomen der fiscale verplichtingen blijkt ook de functie der boerenleenbank als crediet- instelling weer hersteld te worden. Voor betaling van Vermogensaanwasbelasting en de voorgeste'de Vermogensheffing ineens, zullen zeer waarschijnlijk vele aanvragen om voorschotten, hypotheken en credieten ingediend worden, welker be- oordeeling de besturen de noodige zorgen zal baren. De Belastingdienst heeft thans de aangiftebiljetten voor de ver mogensaanwasbelasting verzonden, welke biljetten op korten termijn, naar behooren ingevuld, moeten worden ingediend. Wij vinden hierin aanleiding om eenige punten, voor onze boerenbevolking van belang, "Niog even Toe te lichten. Waardeering van landbouwgronden. De landbouwgronden, voor zoover deze door den eigenaar in eigen bedrijf worden gebruikt, dus niet worden verpacht, moeten op den tweeden peildatum worden gewaardeerd op de verkoopwaarde, doch op niet meer dan 110 °/o der waarde, waarvoor zij begrepen zijn in het beginvermogen. Worden de landbouwgronden niet door den eigenaar gebruikt, dan is de waardeering op den tweeden peildatum eveneens de verkoopwaarde, doch niet meer dan 120 der waarde, waarvoor deze gronden in het beginvermogen zijn begrepen. Het bovenstaande beteekent geenszins, dat men nu verplicht is de landbouwgronden in ieder geval voor 11Ö °/o resp. 120 °/o v^n de waarde per 1 Mei 1940 op te geven. Deze maximum waardeering geldt uit sluitend dan wanneer de werkelijke verkoopwaarde per den tweeden peildatum 110 resp. 120 °/o of meer van de waarde op den eersten peildatum is. Is de verkoopwaarde op den tweeden peildatum minder dan 110 °/o resp. 120 °/o der waarde op den eersten peildatum, dan wordt die mindere verkoopwaarde aangegeven. De verkoopwaarde op den tweeden peildatum kan inderdaad minder zijn dan de waarde op den eersten peildatum. Bij het schatten der verkoopwaarde mag en moet men rekening houden met de ten aanzien van landbouwgronden geldende prijsvoorschriften, met den volgens die voorschriften hoogst toelaatbaren prijs. De hpogst toelaatbare prijs is die welke voor gelijksoortige gronden per 9 Mei 1940 golden. Houdt men nu in het oog dat per 9 Mei 1940 dë grond in het algemeen be hoorlijk onderhouden was en tengevolge van regelmatige bemesting van goede structuur was, dan ligt het min of meerder voor de hand, dat nu het onderhoud van den grond door gebrek aan arbeidskrachten onvoldoende is geweest, niet behoorlijk gemest is kunnen worden en er jaren achtereen roofbouw is gepleegd en de bodemstructuur aan zienlijk slechter is geworden, de hoogst toelaatbare prijs niet meer kan bedragen dan in 1940, zelfs in vele gevallen lager zal kunnen worden gesteld, dus dat ook de verkoopwaarde op den tweeden peil datum lager en iji sommige gevallen, vooral op de lichtere gronden, aanzienlijk lager kan zijn dan op den eersten peildatum, 1 Wat de landbouwgronden betreft, wijzen wij voorts nog op het be paalde in art. 17 lid 4 der wet op de Vermogensaanwasbelasting. Dit artikelgedeelte luidt .tWij geven bij Algemeene Maatregel van Bestuur Regelen strekkende om de waardedaling tengevolge van oorlogsomstandigheden van gronden, waarop de belastingplichtige bij het einde van het belasting tijdvak een landbouwbedrijf in den zin van art7 18 van het besluit op de Inkomstenbelasting 1941 uitoefende met inbegrip van de daarbij behoorende opstallen als aftrekpost in aanmerking te nemen, voor

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1947 | | pagina 3