2
GRONDSTOF VOOR HET
JAARVERSLAG OVER 1946
VAN EEN BOERENLEENBANK
er door opgeschrikt en is bevreesd, dat ook hem dit zal overkomen.
Naast bovengenoemde bezwaren verneemt men andere. Nog steeds
bestaat de vrees voor een waardevermindering van den gulden; men
wijst op de hooge overheidsuitgaven, het zeer groote ambtenaren
corps en de uitzetting van de bankbiljettenci'rculatie en is van mee
ning, dat het Rijk zelf het voorbeeld moet geven van spaarzaamheid.
Zoolang men geeji resultaten ziet van de ernstige pogingen van de
regeering in die dichting, vreest men, dat de met zorg bespaarde
gelden zullen verdwijnen in ,,de bodemlooze schatkist" of althans in
de toekomst minder koopkracht zullen vertegenwoordigen. Men be
waart het geld liever in „de oude kous" om den hoogen belastingdruk
te voorkomen of men koopt er gebruiksgoederen voor. Dikwijls wijst
men ons er op, dat bij de .uitvoering van sociale maatregelen degenen,
düle gespaard hebben, aan het kortste eind trekken. Men meent te
moeten conoludeeren, dat de overheid aan het sparen geen waarde
hecht omdat de spaarders, die hun opgave eerlijk doen, gestraft
worden met een lagere uitkeering of met het onthouden van een uit-
keering.
Van de zijde der instituten, die met de uitvoering der sociale maat-
regellen' zijn belast, eischt men veel overlegging Vaaii het spaarbank
boekje of tracht men van de spaarbanken opgave te krijgen,van het
tegoed. Vooral deze laatste maatregel werkt zeer funest, evenals de
opgave voor de fiscale recherche en de opheffing van het bankgeheim
hebben gedaan. Deze maatregelen hebben den tegenzin doen ontstaan
om de bespaarde gelden naar de banken te brengen.
De politiek van goedkoop geld heeft tengevolge gehad, dat de
spaarbanken hun. rente hebben moeten verlagen. Men wil een be
hoorlijke rente voor de spaargelden en de politiek van lage rente is
daarmede in strijd.
Afgezien van bovengenoemde weerstanden zal hej vermogen er
moeten zijn, om te sparen. De mogelijkheid om uit de loopende in
komsten aan loonen en 'salarissen besparingen te doen zal er niet
zijn, als niet de spanning tusschen loonen en prijzen is opgeheven.
De hoogere inkomens, die nog ruimte zouden laten voor sparen, zoe
ken een anderen weg bij een sterke progressie der belastingen.
HOE KAN DE SPAARZIN WORDEN BEVORDERD
In de eerste plaats zal het geschokte vertrouwen moeten worden
hersteld. Het sparend1 publiek moet de garantie hebben dat een
tweede geldsaneeringsactie niet meer zal plaats hebben en de maat
regelen, uit de bestaande voortvloeiende, zoo spoedig mogelijk worden
opgeheven dat de fiscale recherche en de belasting-ambtenaren de
overdreven activiteit nalaten of beperken dat het spaarbezit ouaan-
tasbaar is, zoodat men over het nieuw bespaarde geld bij de banken
te allen tijde de vrije beschikking zal behouden en dat dé fiscus
niet opnieuw overgaat tot herblokkeering van gelden.
Voorts moet aannemelijk gemaakt kunnen worden, dat geen waar
devermindering van den gulden is te verwachten, waarbij voor het
publiek beoordeelingsmaatstaven zullen zijn een aanzienlijke vermin
dering van overheidsuitgaven, een drastische inperking van het ambte
narencorps, een zooveel mogelijk sluitend budget en een inperking der
bankbiljettencirculatie.
Ten aanzien van sociale voorzieningen moet er naar gestreefd
worden zoodanige maatregelen te nemen, waarbij het sparen niet als
een „kwaad" wordt aangerekend. De spanning tusschen loonen en
prijzen zal moeten worden verminderd, wil uit de inkomsten aan loo
nen en salarissen kunnen worden gespaard. Zoolang deze spanning
niet is opgeheven, zal de spaarcampagne zich moeten beperken tot
propaganda tot het „ontpotten" van in contanten achtergehouden
gelden.
Tenslotte zal het scheppen van de mogelijkheid voor de spaar
banken om een hoogere rente uit te keeren, zeer zeker gewicht in de
schaal leggen.
Wij vertrouwen dat de Minister ten volle rekening zal houden met
het feit dat er voldoende spaargelegenhedeii in ons land zijn en dat
het sparen derhalve zal worden geleid langs de normale toevoer-
kanailien als de Rijkspostspaarbank, de bijzondere spaarbanken, de
spaarbanken der boerenleenbanken en de spaarkassen.
Tegenover de rijksspaarbrieven staan wij eenigszins sceptisch, ook
al zouden deze door de boerenleenbanken worden uitgegeven. Indien
de voorwaarden voordeeliger zijn dan de boerenleenbanken kunnen
aanbieden, dan zou slechts van overheveling van gelden van de boe
renleenbanken naar den Staat sprake zijn en zouden aan de boeren
leenbanken gelden onttrokkenworden, die zij in de toekomst hard
noodig zullen hebben voor credietverleening.
Als de Minister er op staat dat er speciaal ten behoeve van de
overheidsmaatregelen met betrekking tot dén wederopbouw gespaard
moet worden, dan gevoelen wij er meer voor dat bijv. bijzondere
spaarrekeningen worden geopend bij bestaande spaarinstituten. Uit
deze middelen zouden de boerenleenbanken bij de financiering van
den wederopbouw der boerderijen of den woningbouw ten plattelande
dan kunnen putten.
Ondanks de optimistische beschouwingen van den Minister meenen
wij te moeten constateeren, dat de werkelijke lust tot sparen nog
ontbreekt. Sparen eischt vertrouwen en dit vertrouwen is er helaas
niet en zal ook niet door een grootscheepsche spaarcampagne alleen
kunnen worden hersteld.
Wij zijn het dan ook, zooals uit het bovenstaande blijkt, geheel
eens met het slot van een artikel, voorkomende in het weekblad „De
Zakenwereld van 22 Maart jldat ons na het schrijven van deze
verhandeling onder de oogen kwam. Bedoeld artikel' geeft den uit
slag weer van een door dit weekblad ingestelde enquête en eindigt
als volgt
„Een spaarcampagne kan slechts resultaten opleveren, wanneer
zij gepaard gaat met een duidelijke en overzichtelijke uiteenzet
ting der regeering (zonder er doekjes om te winden) betreffende
den economisch-financieelen toestand van ons land wanneer zij
gepaard gaat met de nadrukkelijk uitgesproken garantie, dat over
het gespaarde de volledige beschikkingsmacht zal worden ge
handhaafd wanneer zij gepaard gaat met de verzekering, dat van
eenige verdere diep ingrijpende saneering zal worden afgezien en
dat alles op alles zal worden gezet om den belastingdruk te ver
minderen wanneer zij gepaard .gaat met de uitdrukkelijke toe
zegging dat niets zal worden nagelaten om de koopkracht van
den gulden te vergrooten en het prijsniveau omlaag te brengen
wanneer zij gepaard gaaf met positieve „aantrekkelijkheden",
waaronder ongetwijfeld ook een hooger rentepeil en belasting
faciliteiten ten behoeve van het gespaarde wanneer zij ge
paard gaat met een drastische versobering van het regeerings-
apparaat. Slechts door het vervullen van deze voorwaarden,
deels van reëelen, deels van psychologischen aard zal men de
spaarmachine op gang kunnen brengen en dan dan zijn
vermoedelijk een spaarcampagne en een Spaarraad in het geheel
niet meer .nóodig.
Het geheele jaar 1946 stond voornamelijk in het teeken der geld-
saneering en de daaraan verbonden uitvoeringsmaatregelen brachten
bijzondere moeilijkheden mede.
Met inigang van 1 Januari 1946 werd een belangrijke maatregel
getroffen. De z.g. girale rekening die slechts overschrijvingen en
geen contante opnamen toeliet wed omgezet in een vrije rèkening.
Het was meer dan tijd. Iedereen immers, die een bedrag hoe gering
ook te betalen had, kon daarvoor geen contanten krijgen, maar
moest dit bedrag door de bank laten afschrijven van zijn girale
rekening. Het gevolg was'een dergelijke enorme uitbreiding van het
giroverkeer, dat geen enkele bank en vooral geen Centraal Kantoor
de opdrachten op tijd kon uitvoeren. Nu de girale rekeningen vrij
werden, kondien tenminste uit dit vrije tegoed voor de gewone huis
houdelijke betalingen en voor betalingen van kleine rekeningen in
het dorp weder contanten worden opgenomen. Bovendien betee-
kende het een vereenvoudiging van de administratie, daar het aan
tal rekeningen van een cliënt teruggebracht werd van drie to.. twee,
n.l. een vrije en een geblokkeerde rekening.
■■j"etjd'reCte ®evolê van het vri)geven was een groote drang van de
zijde der spaarders en credietnemers om op dat vrije tegoed een aan
slag te plegen, noodig of niet' noodig. Een reactie, psychologisch goed
te verklaren, juist omdat het beschikken over contanten een tijdlang
was tegengegaan.
Hoewel door den maatregel eenigszins ontlast, bleef toch het giraal
verkeer waarvan men de voordeelen had ondervonden zeer
omvangrijk. De Centrale Bank die als Centraal Girokantoor fun
geerde voor de 730 aangesloten banken waar de stroom van giro-
opdrachten van de tienduizenden cliënten dier banken tenslotte
uitmondden, had geen voldoende „bemalings"capaciteit. Zij moest
ingrijpende maatregelen nemen om daartoe te komen. Voorloopig werd
overgegaan tot decentralisatie, zoodat niet meer alle opdrachten over
de Centrale Bank liepen, maar direct van de eene boerenleenbank
naar de andere of van de boerenleenbank naar een commerciëele bank.
Spoedig werd een nieuw giro-systeem ingevoerd, waardoor afwikke
ling op tijd plaats kon vinden en dat voor de banken en voor de
Centrale Bank vooral, een groote vereenvoudiging beteekende.
Met den belastingdienst werd voorts een vereenvoudigde regeling
getroffen omtrent het overmaken door de banken van de door haar
cliënten verschuldigde belastingen en zekerheidsstellingen.
Het intrekken door den Minister van Financiën van verscheidene
Algemeene Vergunningen leidde tot eenige vermindering van het
werk der banken, maar bracht voor de cliënten, die over gelden
wenschten te beschikken, weer de noodige moeilijkheden mede.
Ondanks de verschillende vereenvoudigingen bleef het werken bij
de banken moeilijk en zwaar. Door het overstelpende werk in het
begin der geldsaneeringsperiode was er groote achterstand ontstaan
in de administratie. Het nakomen van de in stand gehouden voor
schriften eischte grondige studie en nauwgezetheid, terwijl de tijd
ontbrak zich voldoende in te werken.
Minister Lieftinck, die zijn plannen op tijd voltooid moest hebben,
hanteerde de zw»ep en gunde de banken, geen tijd om tot rust en op
adem te komen.
Al spoedig in het begin van het jaar werd tot uitgifte van spaar-
certificaten overgegaan en gelegenheid gegeven om uit het geblok
keerde geld inschrijvingen in het Grootboek 1946 te nemen. Deze
brachten wederom bijzondere drukte bij onze banken te weeg, terwijl