2= HAIFFEISEN-BODÉ
NEGEN EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 101 APRIL 194
administratie IHHH^HHSHHIHIHHB^HHHHBHIBHhIHHHHGB&BI^^H
GRACHT^ Bm OFFICIÉÉL ORGAAN VAN DE
utrechtIm COÖPERATIEVE CENTRALE
telef. ,5867 1 R AIF F EIS E N-B A N K TE UTRECHT
DE KOMENDE SPAARCAMPAGNE
REDACTIE EN
.- 3
Zooals men reeds in de financiëele pers en de groote dagbladen heef.t
kunnen lezen, acht de Minister van Financiën thans den tijd gekomen
een intensieve spaarcampagne in te zetten. Teneinde tot deze cam
pagne te geraken, heeft Minister Lieftinck een wetsontwerp inge
diend tot de instelling van een Nationalen Spaarraad, die o.m. tot
taak zal hebben het sparen zooveel mogelijk te bevorderen. Voorts is
de Minister op gronid van deze nieuwe wet („Spaarwet 1947" genaamd)
bevoegd, ter bevordering van het sparen, Rijksspaarbrieven ten laste
van hét Rijk uit te geven. Deze spaarcampagne zal dus een wettelijk
karakter dragen.
EEN NATIONALE SPAARRAAD.
De Nationale Spaarraad, die o.m. de spaarcampagne bij de bevolking
moet aanbevelen, zal worden samengesteld uit personen van gezag,
die alle rangen en standen van de maatschappij vertegenwoordigen.
De dagelijksche leiding bij het voeren van de spaarcampagne komt
te berusten bij een bureau van- den Nationalen- Spaarraad, dat bestuurt
wordt door den Secretaris van den Raad. Aangenomen wordt dat met
de inrichting van een klein bureau kan worden volstaan, zoodat de
kosten laag kunnen worden gehouden. Deze kosten komen ten laste
vajn de Rijksbegrooting.
Voorts zal de Nationale Spaarraad uit zijn midden een Commissie
van Toezicht aanwijzen, waarin- ook het Ministerie van Financiën is
vertegenwoordigd. Deze Commissie zal den Secretaris bij de vervulling
van zijn taak als directeur van het bureau, aanwijzingen geven en op
de werkzaamheden van het bureau to.ezicht uitoefenen
DE UITGIFTE VAN SPAARBRIEVEN.
Wat de uit te geven spaarbrieven betreft, deze zullen het publiek
de gelegenheid bieden, zijn besparingen op een aantrekkelijke wijze te
beleggen. De Minister acht het wenschelijk omtrent de wijze van uit
gifte van zoodanige spaarbrieven eerst het advies in te winnen van
den Nationalen Spaarraad en niet tot uitgifte over te gaan, dan nadat
met den Spaarraad daaromtrent overleg is gepleegd.
Naar het oordeel van. den Minister'moet het zwaartepunt van de
actie voor het sparen liggen bij het bevorderen van de besparing bij
de bestaande spaarinstellingen.
De eventuëele uitgifte van spaarbrieven heeft dan ook niet ten doel,
deze instellingen concurrentie aan te doen. Tot de bedoelde uitgifte
zal derhalve slechts dan worden besloten indien uitzicht bestaat, dat
langs dezen weg aanvullende besparingen kunnen worden aange
trokken.
DE MINISTERIËELE TOELICHTING.
Een antwoord op de vraag, waarom dit alles noodig is, vindt men
in de Memorie van- Toelichting, die deze Spaarwet vergezeld.
Het is, aldus Minister Lieftinck, onder de huidilge omstandigheden,
een nationaal belang van de eerste orde, dat het Nederlandsche volk
zooveel mogelijk spaart. Nu de wederopbouw en het herstel1 van ons
gehavende economische leven op gang worden gebracht, ontstaat een
ongekend groote behoefte aan kapitaal. De voor investeering noodige
middelen moeten grootendeels voortkomen uit de besparingen, die hel
Nederlandsche volk bereid is te verrichten. Momenteel is de toe tand
zoo, dat de besparingen in vergelijking tot de te verwachten inves-
teeringsbehoeften, tekort schieten. Het is derhalve noodig te bevor
deren, dat een belangrijk deel van het nationaal inkomen niet wordt
besteed voor consumptieve doeleinden, doch in plaats daarvan voor de
financiering van den wederopbouw.
Het Nederlandsche volk zal derhalve er toe moeten worden ge
bracht, op grootere schaal dan thans geschiedt uit het inkomen te
sparen en zijn besparingen langs de kanalen, die daartoe aanwezig
zijn, voor de financiering van productieve doeleihden ter beschikking
te stellen. Op deze wijze zullen de productieve krachten zooveel
mogelijk gericht worden op de productie van kapitaal-goederen, het
geen er toe zal bijdragen, dat het nationale productie-apparaat tot
welzijn van het geheele volk op de snelste wijze wordt hersteld.
Verschillende omstandigheden hebben er toe geleid» dat onder de
huidige omstandigheden te weinig wordt gespaard. In de eerste plaats
heeft de achter ons liggende oorlog op verschillende wijze afbreuk
gedaan aan den spaarzin van het Nederlandsche volk. Ten deele was
dit onvermijdelijk doordat als gevolg van de stijging van de kosten van
levensonderhoud velen niet in staat waren uit hun inkomen te sparen.
Integendeel, zij moesten de besparingen, gevormd ter verlichting van
den ouden dag, aanspreken ter voorziening in de dringender behoeften
van het oogenblik.
Daarbij kwam in de na-oorlogsche periode, waarin wij thans leven,
dat de groote behoeften, terzake van vervanging en aanvulling van
in den oorlog versleteü of anderszins verloren gegane duurzame ge
bruiksgoederen, het vormen van besparingen bemoeilijkt en leidf tot
intering op besparingen uit het verleden.
De Minister is zich dan ook wel bewust, dat menigeen in de huidige
omstandigheden niet of nauwelijks in staat is, uit zijn inkomen te
sparen. Daartegenover kan echter worden gesteld, dat er zeer velen
'zijn, die wel uit hun inkomen zouden kunnen sparen, doch dit nalaten
of althans niet zooveel sparen als zij zouden kunnen.
Tot de laatstbedoelde, kwantitatief en kwalitatief belangrijke cate
gorie, zal de te voeren spaaractie zich moeten richten. Daarbij zal er
op moeten worden gewezen, dat het niet alleen in het nationaal belang,
doch ook in individueel eigen-belang geboden is, dat zooveel mogelijk
wordt gespaard. Het inzicht zal moeten doordringen, dat een ieder in
zijn eigen belang niet meer dient aan te schaffen dan hij dringend
noodig heeft. Ieder uitstel van consumptie, iedere besparing dus,
brengt naast de gekweekte rente nog de voordeelen van lagere prijzen
en betere kwaliteit der goederen, die men in de toekomst voor het
gespaarde geld zal kunnen aanschaffen. Bovendien zal het tijdstip van
voltooiing van den herstelarbeid en van weder normale voorziening
met consumptiegoederen sneller worden bereikt naarmate men meer
spaart.
Met deze uiteenzetting meenen wij wel het voornaamste omtrent
den opzet en de doelstelling van de op handen zijnde spaarcampagne
te hebben weergegeven.
Wij zijn er met de Regeering van overtuigd, dat de wederopbouw
en het herstel niet kunnen worden bewerkstelligd zonder nieuwe be
sparingen. De spaarbanken der boerenleenbanken zijn dan ook ten
volle bereid haar activiteit nog verder te ontplooien, de spaarzin aan
te moedigen en tot ontwikkeling te brengen. Na de bevrijding zijm
daartoe reeds verschillende maatregelen genomen. Het geringe succes
tot heden schrijven wij toe aan de weerstanden, die een intensieve
spaarcampagne in den weg staan en die eerst dienen te worden op
geruimd.
Zooals bekend, hebben wij in de Raiffeisen-Bode van 1 Februari j.1
de boerenleenbanken verzocht de meening ten opzichte van een even
tueel te volgen weg ter bevordering van het sparen bij de aange
sloten banken kenbaar te maken. Meerdere banken gaven daarop
bun meening ten beste, waarbij in vele gevallen ook de ondervonden
moeilijkheden bij een reeds gevoerde actie naar voren werden
gebracht.
Het lijkt ons goed voor een zoo volledig mogelijk inzicht in deze
materie de voornaamste van deze bezwaren than$ te laten volgen,
om dan ten slotte de voorwaarden op te sommen, waaraan naar veler
meening, welke ook de onze is, moet zijn voldaan, wil de1 te voeren
spaarcampagne ook inderdaad kans van slagen hebben.
WEERSTANDEN.
Er is momenteel gebrek aan vertrouwen bij de spaarders. Dit ver
trouwen is in de eerste plaats geschokt door verschillende maat-
egelen, welke aan de noodzakelijke saneering van ons geldwezen
waren verbonden. Tegen de volgende maatregelen blijkt men inzonder
heid bezwaren te hebben
lo. De blokkeering van gelden, ook van bonafide spaarders es
beleggers, die geleidelijk en regelmatig een klein kapitaaltje in den
loop der jaren (reeds vóór den oorlog) hadden bijeengegaard. Deze
categorie spaarders vooral beschouwt het als een onrecht, dat zij de
vrije beschikking missen over een deel van- hun bespaarde gelden en
wacht zich er voor, nieuwe gelden in te leggen.
2o. Het optreden van de fiscale recherche. Deze ontplooit een
soms overdreven en schrikaanjagende activiteit. Deze activiteit be
perkt zich niet enkel tot d'e categorie van zwarthandelaren, colla
borateurs enz. Een dergelijk optreden tegen bonafide spaarders maakt
deze afkeerig om hun gelden naar de banken te brengen.
3o. De geringe kans om deblokkeering te verkrijgen als er nog
eenig vrij tegoed is.
4e. Het herblokkeeren door den Inspecteur der Belastingen van
nieuwe vrij ingebrachte gelden. Al zou deze maatregel pok uitsluitend
gericht zijn tegenover .zwarte" gevallen, het overige publiek wordt