7
PUBLIEKRECHTELIJKE BEDRIJFSORGANISATIE.
Op 24 Januari j.1. is de commissie uit de Stichting van den Arbeid,
die een omwerp van wet zal opstellen, door den Minister van
Economische Zaken geïnstalleerd. Voorzitter dezer commissie is
Prot. Ur. F. J. H, M. v. d. Ven; van werkgeverszijde heeft o.m. de heer
H. D. Löïïwes in de commissie zitting. Volgens den Minister zulien
de nieuwe organen niet slechts adviseerende, doch ook uitvoerende
en verordenende bevoegdheid verkrijgen. De verordenende bevoegd
heid zal bij de wet en geleidelijk aan worden verleend. Aan de over
heid zal de mogelijkheid van corrigeerend ingrijpen moeten worden
gegeven.
(Ecom Voorlichting, 28.1.47).
BRITSCH-NEDERLANDSCHE HANDEL.
Een vertegenwoordiger van het A.N.P. heeft een onderhoud gehad
met den Bntschen secietans voor buitenlandschen handel, Mr. ri, A.
Marquand. Deze zeide in dit onderhoud o.m. het volgende
Indien wij meer goederen van Nederland zouden nemen dan tot
dusverre, dan zouden dit slechts goederen mogen zijn, onmisbaar voor
onze volkshuishouding. Ik denk daarbij speciaal aan Uw landbouw-,
tuinbouw- en zuivelproducten, die voorheen en ook thans nog in
Engeland een grooten goodwill genieten.
L.n wat de prijs betrett Engeland heeft een bijna onverzadiglijke
behoette aan allerlei producten van landbouw en veeteelt en wij
wenschen die te koopen, waar ze slechts tegen concurreerende prijzen
te verkrijgen zijn. Nederlandsche boter, kaas, eieren, vruchten, groen
ten en wat dies meer zij, ze zijn welkom hier, maar als wij ze elders
belangrijk goedkooper kunnen krijgen, mogen wij niet anders doen
dan ae goedkoopste markt kiezen. Als wij boter uit Australië of
Nieuw-Zeeland kunnen importeeien tegen prijzen, die bijna de helft
lager zijn dan de Nederlandsche, dan zouden wij toch tegen het belang
van ons volk handelen, indien wij aan de' Nederlandsche boter de
voorkeur zouden geven. Een dergelijke handelwijze zou alom de
importprijzen omhoog stuwen en een inilationistische uitwerking heb
ben, die wij bij de huidige spanning tusschen loonen en prijzen, welke
ook in Engeland nog in sterke mate aanwezig is, zeker met kunnen
gebruiken. Wil dus Nederland voor bepaalde producten, waarvan de
prijs in de wereldmarkt te hoog ligt, toch op onze markt een redelijke
kans hebben, dan zal het öt den kostprijs verder moeten drukken
öt den exportprijs via subsidies moeten omlaag halen. Of het tot dit
laatste zal besluiten, is natuurlijk een vraagsuk van zuiver Neder-
landsch economisch beleid."
(Zakenwereld 25.1.47)
DUITSCHLANDVERDEELING VAN HET GROOTGRONDBEZIT.
Voordat anderhalf jaar geleden met de verdeeling van het groot
grondbezit in de Russische zone werd begonnen, was in Mecklenbutg
54 pet. van den grond in handen van het grootgrondbezit, in Pom-
meien 45 pet., in Brandenburg 33 pet., tegen b.v. slechts 5,7 pet. in
de Rijnstreek, 4,2 pet. in Beieren, 5,7 pet. in Baden en 3,2 pet. in
Würtemberg.
In totaal zijn in de Russische zone 9865 landgoederen met 2.758.000
ha onteigend. Van dezen grond is 71 pet. toegewezen aan 466.500
kleine boeren en pachters, landarbeiders en boeren, die uit de aan
Polen afgestane gebieden waren gekomen. De niet aan particuliere
eigenaars uitgegeven grond is in eigendom overgegaan aan landen en
provincies, die daarop selectiebedrijven, proef- en modelboerderijen
inrichten.
Bovendien is over het geheel ongeveer 5 pet. beschikbaar gesteld
voor arbeiders en beambten, die gelegenheid hebben een eigen
moestuin te onderhouden.
Van overheidswege zijn via de boerenbanken hypotheken be
schikbaar gesteld tegen 3 pet. rente en met voordeelige aflossings-
voorwaarden. Er wordt van deze credietverleening echter nog weinig
gebruik gemaakt. Vermelding verdient echter het feit, dat de nieuwe
boederijen de vijf ha niet overschrijden en dus een bedrijfstype vor
men, dat geen zware geldelijke belasting toelaat.
De nieuwe kavels zijn met een jaaropbrengst, die in termijnen kan
worden voldaan en naar wensch in natura of in geld. Voor de land-
arme boeren bedraagt de termijn van aflossing tien jaren en voor de
landverhuizers en landlooze boeren twintig jaar. Het vijfde deel der
boeren heeft er de voorkeur aan gegeven zijn schuld ineens af
te lossen.
(Econ. Voorlichting, 22.1.47).
STAND VAN DEN VEESTAPEL IN VERSCHILLENDE LANDEN.
Uit de door het Centraal Bureau voor de Statistiek verstrekte cijfers
vermelden wij de volgende, aangevende den stand van den veestapel
in verschillende landen. Ter vergelijking hebben wij daarnaast vermeld
de cijfers betreffende ons land, zoóals die waren af te leiden uit de
ons ter beschikking staande gegevens. De cijfers zijn alle in duizend
tallen.
Rundvee
1939
1946
Varkens
1939
1946
a) en 3) hebben betrekking op 1945; 2) en 4) op 1944.
(Maandschrift CBS, no. 10)
Denemarken
Ver. St.
Canada
Austr.
Ned.
3326
66.029
8274
13.080
2817
3176
79.791
9961
14.133 a)
2254
3183
50.012
4365
1154
1553
1749
62.344
5853 3)
1630 4)
777
ONZE EXPORT.
In een artikel van de hand van Dr. E. L. Kramer, getiteld ,,De be-
teekems van de industrie voor den Nederlandsvhen exportkomt de
volgende zinsnede voor, welke wij gaarne onder de aandacht van
onze lezers brengen
„Bij vergelijking met den agrarischen sector is de industriëele
export in zijn prestaties ten achter. In totaal bedroeg de agrarische
export over 1946 390 millioen, de industriëele export 415 mil-
lioen. Het blijkt dus, dat industriëele en agrarische export in plaats
van, zooais in 1938, in verhouding tot elkaar te staan van 3 2, in
194o ten naaste bij in evenwicht zijn geweest."
De schrijver merkt hierbij op, dat dit naar zijn meening echter
slechts een tijdeiijk verschijnsel is, omdat, in het algemeen, de indu-
strie*meer tijd noodig heext gehad om op gang te komen. Niet alleen
herstel en opbouw der fabrieken en het weaerom verkrijgen van de
benoodigde machines, niaar ook hef vernieuwd bewerken der buiten-
landsche markten en het voorbereiden en uitvoeren der geplaatste
orders, kosten zeer veel tijd. (Econ. Stat. Ber. 22. 1. 47)
POOTAARDAPPELEN EN DEVIEZEN.
De export van pootaardappelen, welke van 1930 tot 1940 een groote
vlucht heeft genomen, overtreft op het oogenblik in gewicht en waarde
reeds verre de topjaren van vóór den ooriog. De gemiddelde uitvoer
van 1937 tot en met 1939 bedroeg ongeveer 150 millioen kg. Uit den
oogst 1^46 was reeas vóór 1 Januari iw/ ruim 200 millioen kg uit
gevoerd, terwijl de totaal geprojecteerde export van dezen oogst on
geveer 400 millioen kg bearaagt, waarmede zelfs nog niet geheel aan
de vraag kan woraen voldaan.
Met een deviezenopbrengst van ruim 50 millioen over 1946 staan
de pooLaaruappeien met ue bioemboiien 56 mimoenj bovenaan in
de rij van den Nederlandschen export. Realisatie van den geprojec-
teerden export uit den oogst 1946 (tijdvak September 1946April 1947)
zal bijna 100 millioen aan buiiemandsche valuta opleveren.
Ter vergelijking diene, dat in 1929 de vooroorlogsche export on
geveer 45 millioen kg bedroeg met een waarde van ongeveer 2,6
millioen en in 1939 120 millioen kg met een waarde van 6,4 millioen.
In 1937 werd een record gevestigd met 153 millioen kg en een op
brengst van bijna 9 millioen.
De grootste afnemers zijn Frankrijk, België en de Britsche bezet
tingszone in Duitschland, terwijl in zeer vele Europeesche landen
en in vele landen overzee groote vraag naar Nederlandsche poot-
aardappelen bestaat, (Financiëel Dagblad, 17.2.47).
1847—1947.
Honderd jaren zijn voorbijgegaan sedert Vader Raiffeisen zijn eerste
coöperatieve denkbeelden verwezenlijkt heeft.
In het hongerjaar 1847 heeft de toentertijd 29-jarige Rijnlandsche
burgemeester, een man van durf en energie, van beleid en voorzichtig
heid, zijn eerste coöperatieve ideëen tot werkelijkheid gemaakt door
het stichten van een „broodvereenigingdoor middel van welke ver-
eeniging gemeenschappelijk meel werd ingekocht, in één bakkerij
brood werd gebakken en aan arme menschen en aan hen, die het
dringend noodig hadden, 'tegen lage prijs werd afgeleverd. Op deze
manier kon aan een bevolking, verwaarloosd en tot het fatalisme
vervallen, weer geloof en vertrouwen in haar medemenschen worden
gegeven. Tegelijkertijd werd ook vertrouwen gewekt in de kracht van
het eigen dorp, van de eigen gemeenschap en werd de grondslag
gelegd voor een in den huidigen tijd wereldomvattend sociaal werk
van hulpvaardigheid.
Niet door het steunen op staat en subsidies, maar in het wakker
schudden en het in daden omzetten der krachten van bevolking en
grond zocht Raiffeisen verbetering der economische toestanden, mei
het uiteindelijk doel het zedelijk welzijn te bevorderen en gestalte
te geven aan de grondbeginselen der christelijke naastenliefde.
De boerenleenbanken, evenzeer een schepping van Raiffeisen, heb
ben zich tot heden staande gehouden zij zijn in alle landen der be
schaafde wereld doorgedrongen en breiden zich nog steeds uit.
Zou het de oprichters der boerenleenbanken uitsluitend te doen
zijn om de oplossing van een eenvoudig financiëel probleem, dan
zouden zij evenals talrijke spaarbanken, die ten algemeenen nutte
werden opgericht, reeds lang door het commerciëele bankwezen zijn
opgenomen. Omdat echter de geheele gedachtengang bij het boeren
leenbankwezen slechts voor een gedeelte berust op materiëele be
weegredenen, omdat in haar een gelukkig in wijden kring der platte
landsbevolking nog levenden zin voor naastenliefde en bereidheid tot
helpen leeft, omdat ze metterdaad op christelijke basis rust, hebben
de boerenleenbanken zich tot verbazing van de groote financiëele
wereld staande gehouden en verrassend uitgebroeid.
Talrijke malen is het landbouwcredietwezen, zooals dit gestalte
heeft in de boerenleenbanken, op de proef gesteld, maar het heeft
deze proeven glansrijk doorstaan, terwijl daarentegen het zuiver
materiëel opgebouwde en vaak door speculatie en zonder moraal
geleide geldwezen zware schipbreuken geleden heeft of met achter
lating van veel zorgen en ellende totaal ineengestort is.
Het is dan ook noodzakelijk en hierop kan niet met genoeg na
druk steeds weer opnieuw de aandacht worden gevestigd, dat de
zich van hun verantwoordelijkheid bewuste bestuurders en beheerders
der boerenleenbanken zich telkens opnieuw voor oogen stellen, dat
aan de fundamenteele grondbeginselen der boerenleenbanken met alle
kracht dient te worden vastgehouden en dat elk wegschuiven in zui
ver materialistisch vaarwater dient te worden verhinderd.
(Schweiz. Raiffeisenbote, 15.1.47).