6. De grootste bezwaren, die aan elke ordening kleven, zijn vooral dat de dynamische ontwikkeling van de economische verschijnselen sterk wordt geremd, zoodat de maatschappij een meer statisch karakter krijgt; dat het verband tusschen prestatie en belooning ongunstig wordt beïnvloed; dat de bureaucratie een groote betee kenis krijgt en de kosten voor controle-werkzaamheden aanzienlijk worden en dat het groepsbelang al te vaak wordt gesteld boven het algemeen belang. Dit laaiste bezwaar, dat zeer groot is gebleken en zal blijven, heemt' toe naarmate aan het bedrijisleven zelf bij de uitvoering van de ordeningsmaatregelen meer invloed wordt toegekend. 7. He. zou een miskenning zijn van de werkelijkheid indien zou wor den gemeend, dat aan de prijscorrigeerende werking van de coöperatie geen groote beteekems mag worden toegekend ingeval de prijsvorming meer een gevolg is van een ingrijpen van bovenaf dan van de vrije werking van vraag en aanbod. De ervarinu heeft ook in dit opzicht de theorie bevestigd, dat juist onder het stelsel van geleide economie de prijscorrigeerende werking van de coöperatie gemakkelijk wordt onderschat. De beteekenis van de coöperatie in dit verband is zelfs aanmerkelijk grooter dan die van haar corrigeerenden invloed bij vrije concurrentie. 8. Waar de andere sub 2 genoemde factoren inzake de beteeke nis van de landbouwcoöperatie van den Nederlandschen boer I onder het stelsel der geleide economie zeker niet geringer zijn dan onder het stelsel van de bedrijtsvrijheid, mag worden gecon cludeerd, dat in het algemeen de beteekenis van de landbouw coöperatie in een „geordende" samenleving grooter is dan die van de landbouwcoöperatie in een samenleving, die gekenmerkt wordt door een vrijwel volstrekte bedrijtsvrijheid en vrije concurrentie. DE DUITSCHE LANDBOUW NA DE CAPITULATIE. Zooals bekend, werd de landbouw en voedselvoorziening in het Uuitschland van vóór Mei 1945 beheerscht door den Reichsnahrstand, met het doel, een zoo hoog mogelijken graad van zelivoorziening te bereiken. Ie dien einde was de geheele voortbrenging van landbouw producten zeer streng en centraal georganiseerd. Het is wellicht in teressant te vernemen, dat de Engelsche bezettingsautoriteien prac- tisch deze geheele organisatie in tact hebben gelaten, althans voor zoover het het zakelijke gedeelte betreft..Het „Blut und Boden"-prin- cipe verdween, gelijk met de Nazi's, uit de organisatie. Na de capitulatie bleek slechts een gering deel van de administratie der plaatselijke en regionale kantoren van de organisatie verloren te zijn gegaan, zoodat practisch geheel kon worden voortgebouwd op deze oude administratie, volgens welke aan iederen landbouwer een bepaalde leveringsplicht van verschillende artikelen kon worden opge legd en gecontroleerd. Aangezien de Engelsche zóne in het gunstigste geva slechts voor 60—65 procent in zijn eigen behoefte kan voorzien alleen oleeswijk-Holstein kan wat landbouwproducten uitvoeren was het voor de bezettiaigsautoriteiten van het grootste belang de continuïteit in de productie zooveel mogelijk te handhaven en deze productie in de hand te houden. Aangezien het oude systeem van den Reichsnahrstand dit zonder meer mogelijk maakte, werd dit gehand haafd, nadat enkele „zuiveringen" hadden plaats gehad. Zoo verdween de titel van „Fuhrer om plaats te maken voor dien van „Vorsteher" en werd de zeer strenge controle door sommige „Hauptvereinigungen" gematigd. De leiding van Berlijn uit werd vervangen door een regionale en de Kreis-Bauernschaften krijgen hun instructies van de regionale „rood Teams van de militaire regeering. Verder werden de organi saties van Nazi s ontdaan en werken nu naar volle tevredenheid in het belang van de voedselvoorziening, hetgeen wel blijkt uit een zeer geringe zwarte markt ten plattelande. 'n de Britsche zóne wordt de plaatselijke regeling geheel over gelaten aan de Duitschers zelf. De regionale en landelijke regeling hebben de Engelschen zelf in de hand; te Hamburg bevindt zich de „bood and Agriculture Section of the Economie Division of the n,.,. T r i r,7 A economie Division ol the British Control Commission Het Duitschefcomité voor de Britsche zone neett slechts een adviseerende bevoegdheid. Er is tevens een Duitsche Adviescommissie voor hervorming van den Ianc-elijken eigendom in de Britsche zóne opgericht; middelerwijl heeft de Britsche Militaire Gouverneur bij wijze van voorloopigen maatregel de onteigening en verdeeling aangekondigd van alle bedrijven boven de 500 ha. (Alg. Agrar. Archief 2 Nov. '46). PROF. WESTSTRATE, „BESCHRIJVENDE ECONOMIE". Begin 1946 verscheen bovengenoemd werk en reeds in October van ditzelfde jaar kwam een tweede druk van de pers. Dit bewijst wel, r\ 333 een dergelijk boek behoefte was. Deze tweede druk is op velerlei plaatsen uitgebreid en aangevuld. i ui eers.'.e PIaats "1" de literatuuropgaven belangrijk uitgebreid vl 4 h ?J rM meert j7st®matische plaats gevonden aan het eind k hoofdstukken of de onderdeelen daarvan, waarop zij betrek king hebben. Waar m verband met nieuwe feiten en gegevens bij werking van den inhoud van het boek noodig was, is zulks geschied. Verder zijn verschillende onnauwkeurigheden in den eersten druk gecorrigeerd en zijn een aantal drukfouten verbeterd. Dit wat betreft het boek in het algemeen. Daarnaast vond in alle hoofdstukken, met uitzondering van I en VIII gwter r>zi«in« Pl33t?' De schrijver geeft van deze wijzi gingen aan het eind van zijn boek een volledige opsomming. r± h?oftlstuk l1 (De organisatie van het economisch leven de vrije ruilverkeershuishouding) is de beschrijving van het monopolie ge wijzigd, terwijl de lijst van vormen van. onvolkomen concurrentie en van de oorzaken hiervan is verbeterd en uitgebreid. Hoofdstuk III (De organisatie van het economisch leven de centraal geleide volkshuishouding) geeft thans een verbeterde weergave van de leer van Marx, alsmede een eenigszins andere beoordeêling ervan. In hoofdstuk IV (De organisatie van het economisch leven: de gemengde volkshuishouding) wordt thans iets meer vermeld over het begrip „ordening van het bedrijfsleven", terwijl ook de tegenwoordige steeds weer voorkomende en gebruikte begrippen als „plannind", geleide economie „verticale en horizontale organisatie van het be drijisleven besproken worden. Hoofdstuk V (De individuëele huishoudingen) geeft thans in het gedeelte over „vormen van samenwerking van ondernemingen" ook „samenvoeging van ondernemingen". In het betrokken onderdeel zijn verder nog verschillende verbeteringen aangebracht. Hoofdstuk VI „Arbeid en arbeidsverdeeling" invoeging van een paragraaf over productiviteit van den arbeid en wijziging van de deiinitie van „maatschappelijke arbeidsverdeeling". Aan hoofdstuk VII, dat wij indertijd in eietenso in dit blad opnamen is toegevoegd de onderscheiding chartaal geld giraal geld, terwijl thans ook vermelding plaats vindt van de begrippen inflatie, deflatie, retlatie en van het inflatiegevaar, verbonden aan het crediet. hoofdstuk IX (Internationale economische betrekkingen) is de beschrtjvmg van de economische structuur van de Vereenigde otaten van Amerika aangevuld, wordt een uitvoeriger uiteenzetting gegeven van de beteekenis der kennis van de internationale arbeids- verdee ing, vindt vermelding plaats van de voordeelen der meest- begunstigingsclausule en van de douane-overeenkomst Nederland- belgie. y oor aan uitvoeriger weergave van den inhoud van dit boek ver wijzen wij naar de Raiffeisen-Bode van 1 April 1946 no 18 De belangrijkheid van dit werk, ook voor hen, die leiding hebben te geven aan de zaken der boerenleenbanken, welke wij toen reeds naar voren brachten, blijft ook voor dezen tweeden druk onverminderd van kracht Juist omdat het boek behandeld is op dusdanige wijze dat het ook voor hen, die niet direct economisch geschoold zijn te verwerken is, zouden wij het in handen wenschen van velen die'bij het werk der boerenleenbanken zijn betrokken. De bestudeering ervan kan hen bij een juiste vervulling van hun functie slechts ten goede komen en zal hen een beter inzicht doen verkrijgen in de verschillende krachten, die ten'aanzien van. de economische aangelegenheden een GROOTHANDELSPRIJZEN NA DEN OORLOG EN DE VERANDERINGEN IN DE MUNTWAARDE. Vergelijken wij de groothan'delsprijzen vóór en na den oorlog zonder rekening te houden met de veranderingen in de muntwaarde, dan moet een voor de verschillende landen sterk uiteenloopende stijging worden geconstateerd. De vraag rijst nu zouden deze stijgingen der groothandelsprijzen ook zoo uiteenloopen indien men rekening gaat houden met d«* ver anderingen in de wisselkoers Het antwoord is, dat dit in de meeste gevallen maar betrekkelijk weinig scheelt. Wanneer men gaat berekenen, welke koèrsverandering de verschil- lende valuta s gedurende de periode van de eerste helft van 1939 tot medio 1946 hebben ondergaan ten opzichte van den dollar (deze laatste is sinds 1937 onveranderd gestabiliseerd op 59,1 van de oude goud- pariteit van 1929 en biedt dus een min of meer vaste basis voor de waardeering der wisselkoersveranderingen der overige munteen heden), dan blijkt, dat in doorsnee de wereldprijsstructuur minder uiteenloopt, dan men op het eerste gezicht geneigd is te veronder- stellen. Voor enkele landen volgen hieronder de veranderingen, welke hun valuta over gemelde periode ten opzichte van den dollar hebben ondergaan Zweden 9 pet, Engeland 15 pet., Nederland 27 pet. en Frankrijk 68 pet. Gaan we nu voor deze zelfde landen de stijging der groothandels- pnjzen na (gecorrigeerd voor valutawijzigingen), dan komen we tot de volgende resultaten Zweden 80 pet., Engeland 65 pet., Nederland 115 pet. en Frankrijk 215 pet. Uit deze laatste cijfers kan dus inderdaad de conclusie getrokken worden dat de prijzen tijdens den oorlog vrij aanzienlijk, doch tevens op sterk uiteenloopende wijze veranderd zijn. Laten wij het zeer uitzonderlijke geval van Frankrijk buiten be schouwing, dan vertoonen deze cijfers toch niet die groote toename die in eerste instantie verwacht zou worden. Hoewel ernstige ver storingen met te ontkennen zijn, blijkt achteraf toch, dat de ontwik keling van het prijspeil in de afzonderlijke landen niet heel ver ViLl-f e™en W1> hler!"j in aanmerking de groote waarschijn lijkheid van verdere internationale aanpassing der prijzen (een zekere relatie bestond voor den oorlog ook reeds), dan biedt dit beeld toch nog een gunstig aspect voor het herstel van de internationale prijs structuur en als gevolg daarvan voor een betere wereldhandel Over de positie van de afzonderlijke landen laten wij nog enkele korte opmerkingen volgen. Zweden Door de industrialisatie en haar geïsoleerde positie, tijdens den oorlog laat dit land zien, dat het vrij kwetsbaar was. geweest Stren^e P"isbeheersing van groote invloed ,.^d®rJand Dn,43nks êroole verliezen en schaarschte kan de prijs- stijging hier redelijk genoemd worden. Frankrijk Het zeer hooge prijsniveau is te wijten aan de vele

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1947 | | pagina 7