3 heid zijn en een overzichtelijke bespreking teveel plaatsruimte zou vergen. Wij volstaan met de mededeeling van het Witboek dat alle deze voorschriften als noodzakelijke tijdelijke maatregelen moeten worden beschouwd, die te zijner tijd zullen worden afgeschaft, wanneer een vrij kapitaalverkeer mogelijk zal zijn geworden. Bedoelde maatregelen voorzien in het algemeen in het brengen van bepaalde handelstrans acties onder blokkadeverband, waardoor de gelegenheid ontstaat, de blokkeering slechts toe te staan voor doeleinden, die in het kader van een centraal urgentieprogramma voor den wederopbouw als gewet tigd kunnen worden aangemerkt. y Verder wordt nog de wenschelijkheid van een lagen rentestand naarfl voren gebracht. In de eerste plaats moet al het mogelijke worden gevjf daan.de rentelast als gevolg van het ongehoord hooge niveau van onze/ geconsolideerde staatsschuld te verlichten. In de tweede plaats moet zoo luidt het Witboek ook voor het herstel van de economische- bedrijvigheid en in het algemeen ter wille van den zoo spoedig moge lijken terugkeer van normale verhoudingen in het economische leven een lage rentestand van belang worden geacht. Het voornemen wordt kenbaar gemaakt het rentepercentage van staatsobligaties en daar mede vergelijkbare goudgerande waarden geleidelijk terug te brengen tot 3 Ook wordt gememoreerd dat met ingang van 1 Januari 1946 de aan inleggers bij de Rijkspostspaarbank te vergoeden rente terug gebracht werd van 2,64 tot 2,16 In het laatste hoofdstuk van het Witboek wordt een korte terug blik geworpen, teneinde een voorloopige balans van de tot dusver ge troffen maatregelen tot geldzuivering op te maken en worden aller eerst de tot dusverre (d.w.z. tot 15 Mei 1946) bereikte resultaten en de hiertoe gebrachte offers besproken. De voornaamste doelstelling van de monetaire saneering was het herstel van het monetaire evenwicht, teneinde aldus het op het tijd stip der bevrijding aanwezige acute gevaar voor inflatie te verijdelen. De Minister van Financiën is van meening dat door de getroffen maat regelen een belangrijke, zij het nog niet afdoende bijdrage tot dit her stel is geleverd. De schadelijke invloed van het teveel aan koopkracht werd opgeheven en door de geleidelijke deblokkeering werd bereikt dat de geldhoeveeelheid althans in hoofdzaak gelijken tred hield met den zich langzaam uitbreidenden goederenstroom. Voorts werden door de getroffen maatregelen de grondslagen ge legd voor de registratie van de vlottende vermogensobjecten, terwijl door de blokkeering ook werd bereikt dat de invordering van belas tingaanslagen hieronder vooral begrepen de toekomstige zware heffingen voor één keer wordt vergemakkelijkt. Bovendien werd de basis geschapen voor een controle op de groote lijnen van de ontwik keling op de kapitaalmarkt. Tot het bereiken van deze resultaten moesten echter verschillende offers worden gebracht. Wij vermelden hiervan het volgende In de eerste plaats bleek het niet onder alle omstandigheden moge lijk de maatregelen tot geldzuivering in een zoodanigen vorm te gie ten, dat onbillijkheden hierdoor in alle opzichten konden worden voor komen. Daarvoor vormde de geldzuivering technisch een*^ gecompli ceerd probleem. Het bleek echter mogelijk door individueele cor recties de grootste onbillijkheden weg te nemen. Verder bleken velen, bij de vroegtijdige en bij wijze van verrassing ten uitvoer gelegde intrekking der biljetten van 100.in de onmo gelijkheid te verkeeren, tot tijdige inlevering over te gaan. De groote stroom van verzoeken tot na-inlevering was het offer, dat hier in het belang van een snel en doortastend optreden moest worden gebracht. Ook de niet in alle opzichten perfecte technische organisatie van dezen maatiegel was een nadeel, dat onder de bestaande omstandig heden niet kon worden vermeden. Het belangrijkste offer, dat bij de algeheele monetaire saneering hier te lande moest worden gebracht, was te wijten aan de betreurens waardige vertraging van deze operatie. Deze vertraging kwam op haar beurt voort uit fret aanvankelijke gebrek aan voldoende nieuw geld. Achteraf kan niet worden ontkend, dat de resultaten van de geld zuivering, in het bijzonder wat de fiscale zijde betreft, door deze ver traging in ongunstigen zin zijn beïnvloed. De tijdspauze vóór de alge heele saneering, die algemeen werd verwacht, opende voor zwarte handelaren en andere onmaatschappelijke individuen de mogelijkheid, langs verschillende wegen een deel van hun fiscaal niet te verant woorden middelen af te stooten. Ook is gebleken, dat fiscaal niet te verantwoorden kasmiddelen zijn gecamoufleerd door het verspreiden over vele rekeningen. Noch tans bestaat wat dit laatste punt betreft, de hoop dat aan de hand van de fiscale recherchemaatregelen alsnog een deel van de op deze wijze bij derden ondergebrache bankbiljetten zal kunnen worden achterhaald. De moeilijkheden rondom de girale rekening vormden een verder niet onbelangrijk offer. De invoering van deze rekening was in de eerste plaats noodzakelijk door het tekort aan nieuw geld. Volkomen ten onrechte en wel zeer onverdiend is door de moeilijkheden bü het gireeren in bepaalde gevallen de reputatie van gevestigde financiëele instellingen tijdelijk in opspraak gebracht. Bij de bespreking van den huidigen stand van de monetaire geld- saneering en de terzake bestaande vooruitzichten, waarmede het Wit boek besluit, wordt tenslotte o.m. het volgende naar voren gebracht Hoewel door de tot dusver tot stand gekomen maatregelen tot geld zuivering een belangrijke voorwaarde voor een algeheel en definitief economisch en financieël herstel werd vervuld, zal nog een lange en moelijke weg dienen te worden afgelegd, alvorens dit herstel zal kun nen worden bereikt en geconsolideerd. In de eerste plaats zal er in de komende maanden en jaren met alle kracht naar dienen te worden gestreefd, dat geen nieuwe inflatoire tendenties zich zullen voordoen. De Minister van Financiën kan niet verhelen dat de hardnekkige voortgang van de stijging van den omloop aan bankbiljetten een ver schijnsel is, dat als minder gewenscht moet worden beschouwd. Dat zich na de opheffing van de girale rekening op 1 Januari een krach tige stijging van de circulatie zou voordoen, was alleszins begrijpelijk en voorzien. Ook een stijging van het totale bedrag aan bankbiljetten tot eenige millioenen guldens boven het peil van vóór 1940 was, gezien d'e inmiddels opgetreden stijging van het prijspeil, niet anders dan een normaal verschijnsel. De voortgezette stijging der circulatie duidt er echter op, dat de abnormale voorkeur voor contant geld, welke tijdens de oorlogsjaren ontstond, nog niet geheel is geweken. Ten deele wordt dit verschijnsel waarschijnlijk ook veroorzaakt door de noodzakelijke opheffing van het bankgeheim. Een en ander is mede te betreuren. Uit een oogpunt van inflatiegevaa^ is de ontwikkeling van den om loop aan bankbiljetten niet in de eerste plaats van belang hiervoor toch is beslissend de ontwikkeling van den totalen geldsomloop. Een toeneming van dezen omloop kan onder de huidige omstandigheden worden bewerkstelligd door drie factoren, te weten de ontwikkeling van de deblokkeering, een vergroote credietverleening door de banken aan het bedrijfsleven en de behoeften van de Schatkist. Anderzijds kan deze toeneming onder bepaalde omstandigheden in meer of mindere mate worden gecompenseerd door het verrichten van aan- koopen in het buitenland en op grond van de nieuwe voorschriften voor den beurshandel. De ontwikkeling van de deblokkeering is thans niet meer van dien aard, dat hierdoor een belangrijke toeneming van den geldsomloop zou kunnen optreden. Met alle kracht wordt er naar gestreefd, dat nog slechts wordt gedeblokkeerd voor strikt noodzakelijke doeleinden. De uitbreiding van de credietverleening door het bankwezen is voors hands evenzeer van slechts beperkte beteekenis. Anders is het gesteld met de behoeften van de Schatkist. De Minis ter van Financiën is ten volle overtuigd van de gevaren, die "het succes der geldzuivering van budgetaire zijde zouden kunnen bedrei gen. Het voornaamste middel tot het bezweren van deze gevaren is, naast het betrachten van de uiterste zuinigheid, gelegen in een krach tige toeneming van het sparen. In verband met dit laatste gaan de gedachten van Minister Lieftinck in de richting van het scheppen van aantrekkelijke beleggingsmogelijkheden en van het openen van een spaarcampagne. De door de Regeering verrichte aankoopen in het buitenland heb ben in vele gevallen deflationistisch gewerkt. De onderhavige invoer geschiedde door overheidsorganen, die gelden ter betaling van de goederen van het bedrijfsleven en van de bevolking incasseerden. Daartegenover behoefden deze organen voorshands niet te beschikken over guldens ter betaling van de voor den invoer benoodigde deviezen, daar deze deviezen voortkwamen uit buitenlandsche cnedieten. Daar de betalingen aan de overheidsorganen meerendeels niet gespaard gingen met deblokkeering, hadden de aankoopen dus een geldvermin- derenden invloed. Gezien het feit dat bedoelde credietverleening uiter aard slechts in beperkte mate mogelijk is, is de inkrimping van de hoeveelheid geld uit dezen hoofde evenzeer beperkt en van tijde- lijken aard. In de naaste toekomst zal de invoer bovendien een geldverminde- renden invloed kunnen uitoefenen, voor zoover de betaling zal ge schieden met deviezen, afkomstig uit vooroorlogsche of tijdens den oorlog gevormde saldi, een en ander voor zoover deze deviezen aan de rechthebbenden op geblokkeerde rekening worden afgerekend, terwijl de koopers betalen met vrij geld. Met deze bespreking en die welke in het November- en December nummer van ons orgaan voorkomt, meenen wij het voornaamste uit het Witboek wel te hebben weergegeven. Wanneer men dit boek leest, komt men onder den indruk van het grootsche plan der geldsaneering, al kan men niet altijd instemmen met alle genomen maatregelen. De geldzuivering kan nog niet als ge ëindigd worden beschouwd en nog vele en zelfs ernstige gevaren kunnen haar bedreigen, doch een feit is dat de uitvoering van dit plan tot dusver een zeer belangrijke bijdrage heeft geleverd tot het econo misch herstel van Nederland. Mogen de omstandigheden zich zoo blijven ontwikkelen dat het herstel van ons vaderland, mede dank zij de arbeid van degenen die aan de geldsaneering hebben medegewerkt, ongestoord voortgang kan vinden. Wij besluiten onze bespreking met het aanhalen van de volgende woorden, door Minister Lieftinck uitgesproken aan het slot van zijn vierde radio-toespraak op Dinsdag 13 November 1945 „Ons land vaart nog door een heftige branding, maar daarachter ligt de wijde zee en na den storm komen er altijd weer stilte en een grootere effenheid, die op een voorspoedige vaart doen hopen. Thans staan nog alle hens aan dek om de zeilen in bedwang te houden. Ook dit moeilijke werk heeft zijn eigen bekoring. Een ongebreidelde geldstroom werkt in op de maatschappij, als een stormwind in de zeilen. Met een bemanning, die haar taak verstaat en passagiers, die de scheepsorders volgen, valt er zeker koers te houden."

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1947 | | pagina 3